Toespraken van de Minister
Onderwerp : Jaarlijks debat 2001 inzake de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid (artikelen 2 en 39 van het VEU)
I. INLEIDING
Mevrouw de Voorzitster,
Geachte leden van het Europees Parlement,
Het is een eer voor mij hier vandaag aanwezig te zijn en u in het
kader van het jaarlijkse debat van 2001 meer informatie te kunnen
geven over de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid in
Europa.
Hieromtrent wens ik de meningen van de Raad aan u voor te stellen en
vastberaden de nadruk te leggen op de positieve manier van samenwerken
van de Raad en het Europees Parlement, in volledige samenwerking met
de Commissie, voor deze zware taak die de totstandbrenging van de
ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid impliceert.
Tijdens deze presentatie zal ik de nadruk leggen op de inschrijving
van onze werkzaamheden in de bescherming van de rechten van de mens,
gedefinieerd in het Verdrag en verduidelijkt door het Handvest van de
grondrechten.
Laat u mij toe u in enkele woorden te herinneren aan de essentiële
elementen van de werkzaamheden binnen de Raad in de loop van het jaar
2001 tot totstandbrenging van deze ruimte. Ik zal u een volledig
overzicht bezorgen van de voltooide werkzaamheden op dit vlak.
In navolging van de koers die de Europese Raad van Tampere bepaalde,
nam de Raad het volgende aan : zes verordeningen, drie richtlijnen,
twaalf besluiten waarvan drie kaderbesluiten, één overeenkomst,
gemeenschappelijke standpunten, meerdere akkoorden en meer dan
vijftien resoluties, conclusies of verslagen die van belang zijn voor
de totstandbrenging van deze ruimte van vrijheid, veiligheid en
rechtvaardigheid.
Naast de uitvoering van de conclusies van Tampere, zag de Raad zich
tijdens het tweede semester geplaatst voor twee extra uitdagingen.
Het eerste probleem dat zich voordeed ten gevolge van de
gebeurtenissen te Göteborg in juni, betreft de veiligheid tijdens
Europese bijeenkomsten waarvan het belang werd bevestigd door de top
van Genua eind juli. Zonder daarbij de legitimiteit te negeren van de
eisen van de betogers, hebben de Ministers van Justitie en
Binnenlandse Zaken maatregelen genomen die op Europees niveau worden
opgelegd teneinde hun taak te vervullen : de veiligheid verzekeren van
de betogers, de ordetroepen en de inwoners. De vrijheden van
verplaatsing, meningsuiting of betoging van de betogers werden niet
geschonden. De maatregelen die werden genomen op de Raad, die op 13
juli werd bijeengeroepen door het Voorzitterschap, hadden dus
voornamelijk betrekking op een betere coördinatie van de betrokken
diensten en een betere toepassing van de bestaande instrumenten. Alles
werd in het werk gesteld opdat een redelijke uitoefening van de
vrijheid van meningsuiting niet zou worden ondermijnd door de
veiligheid.
Het tweede punt is de bestrijding van het terrorisme dat een reëel
probleem vormt voor de wereld en voor Europa. Zoals ook werd benadrukt
in het Actieplan dat werd goedgekeurd door de buitengewone Europese
Raad van 21 september 2001, is het raadzaam aan onze missie vast te
houden door de politiële en justitiële samenwerking nog meer te
versterken, de juridische instrumenten op wereldvlak te ontwikkelen,
een einde te maken aan de financiering van het terrorisme, de
veiligheid van het luchtverkeer te versterken en de wereldomvattende
maatregelen van de Europese Unie op elkaar af te stemmen. Op dit vlak
wordt het optreden van de Raad ook beïnvloed door de bevordering van
de rechten van de burger, terwijl ook de andere vrijheden worden
gerespecteerd.
Alles werd in het werk gesteld om op Europees vlak een adequaat, snel
en logisch antwoord te geven. Ik zal verder in mijn toespraak
terugkomen op bepaalde aspecten van de uitvoering van dit Actieplan en
op de laatste stand van zaken inzake dit onderwerp.
Ten slotte moet ook worden vermeld dat de Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van het gemeenschappelijk Europees veiligheids- en defensiebeleid. Tijdens deze laatste maanden werden belangrijke ontwikkelingen waargenomen op het gebied van civiele crisisbeheersing, meer bepaald wat de bijdrage van de politie betreft, maar evenzeer op het stuk van de versterking van de rechtsstaat, het civiel bestuur en de civiele bescherming.
Over het geheel genomen, was onze samenwerking succesvol. Enerzijds heeft de Raad u geraadpleegd over alle voorstellen van de Commissie en de initiatieven van de Lidstaten zodra zij bij hem werden ingediend. Anderzijds had de Raad de mogelijkheid om alle adviezen van het Europees parlement zorgvuldig te bestuderen.
De Raad moest soms op de welwillendheid van het Europees parlement rekenen om diens advies op vaak korte termijn, soms op erg korte termijn, te geven met als enige bekommernis zo snel mogelijk over het advies van het Europees parlement te kunnen beschikken en de Raad de mogelijkheid te bieden zo snel mogelijk te kunnen beslissen, in het belang van Europa en haar burgers. Net zoals mijn collega Annemie NEYTS twee weken geleden deed, wens ik u in het bijzonder te bedanken voor de snelheid en de soepelheid die u aan de dag legde bij het op zeer korte termijn aannemen van uw adviezen inzake de twee kaderbesluiten betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de bestrijding van het terrorisme alsook het kaderbesluit dat voortkwam uit de tweede bespreking van het besluit tot oprichting van Eurojust.
Niettemin is de Raad zich bewust van het feit dat het Europees
parlement over een langere termijn moet beschikken teneinde adviezen
te kunnen geven en ik denk dat onze goede samenwerking de mogelijkheid
heeft geboden om de nodige soepelheid aan te wenden gezien de urgentie
van de situatie.
In de loop van 2001 heeft men de toepassing vanuit volgend perspectief
voortgezet : wanneer een van de Lidstaten een intitiatief indiende,
stelde het Voorzitterschap dit initiatief, in volledige samenwerking
met de betrokken Lidstaat, mondeling voor op een van de vergaderingen
van de bevoegde Commissie van het Europees parlement.
Alvorens uw specifieke vragen te behandelen, wens ik snel het verband
te leggen met de evaluatie van de uitvoering van de conclusies van de
Europese Raad van Tampere. Het spreekt voor zich dat de vergadering
van vandaag en de inhoud van de vragen die u aan de Raad heeft
gesteld, nauw verbonden zijn met het debat dat morgen en overmorgen te
Laken zal plaatsvinden. Het Voorzitterschap heeft een tekst voorbereid
die als basis zal dienen voor de besprekingen. Deze tekst is een
kritiek aangezien het niet ons doel is zichzelf te feliciteren, maar
de moeilijkheden die zich voordoen, te identificeren. Het is waar dat
de vooruitgang inzake asiel en immigratie moeilijker bleek dan
voorzien. De beslissing met eenparigheid van stemmen kan als
belangrijk obstakel worden beschouwd, evenals de weigering om de
nationale wetgeving te veranderen. Daarom zou er snel een nieuwe
benadering in deze gebieden moeten worden uitgewerkt om zo een sterke
impuls aan deze kwesties te geven op de Raad van Laken. Bovendien
tonen de laatste maanden reeds een volkomen nieuwe fase in de Europese
samenwerking in strafzaken. Hierop zal ik later in deze toespraak
terugkomen.
Nu wens ik mij te richten op de specifieke vragen die u heeft gesteld.
II SPECIFIEKE VRAGEN GESTELD DOOR HET EUROPEES PARLEMENT
1. De mogelijkheden om het doel van de Unie te bereiken, namelijk de
burgers in een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid
een hoog niveau van zekerheid te verschaffen (Artikel 29 van VUE),
terwijl de grondrechten, zoals geformuleerd in het Europees
Handvest van de grondrechten, ten volle worden gerespecteerd.
De Raad erkent dat het enorm belangrijk is de fundamentele rechten ten
volle te respecteren in alle gebieden van haar optreden, voornamelijk
op het gebied dat betrekking heeft op de vrijwaring van de veiligheid
van de burger. Ik wens deze vraag te illustreren aan de hand van twee
elementen uit de actualiteit waarvan ik weet dat zij het voorwerp zijn
van een hevige discussie in uw vergadering : de kaderbesluiten
betreffende de definitie van het terrorisme en de invoering van het
Europees aanhoudingsbevel.
In het antwoord op de terroristische dreiging die ik reeds heb
toegelicht, gaat het erom snel doeltreffende maatregelen te nemen
teneinde het vermogen van de Lidstaten aan te tonen een gezamenlijke
actie aan de dag te leggen ... tevens moesten bij de snelle
besluitvorming hun gehechtheid aan en hun niet aflatende waakzaamheid
over de vrijheden van de burgers centraal staan.
De werkzaamheden werden tegen een zeer hoog tempo uitgevoerd ... maar
niemand is ooit bereid geweest de kwaliteit van de teksten op te geven
in ruil voor de snelheid van hun aanneming. Door tijdens de laatste
drie maanden enorm hard te werken, zijn wij erin geslaagd dit
rechtmatig streven in acht te nemen. In dit opzicht ben ik bijzonder
tevreden over het besluit om de onderhandeling van de instrumenten
rechtstreeks aan het Comité van artikel 36 toe te vertrouwen. En ik
wens niet alleen de Belgische coördinator die dit Comité voorzat, te
bedanken, maar ook al zijn collega's voor hun uitzonderlijke
beschikbaarheid en de kwaliteit van de werkzaamheden die zij hebben
uitgevoerd.
Ik begrijp de bezorgdheid die sommigen in het begin uitten toen zij
onze werkzaamheden zagen in verband met het na 11 september ontstane
openbare veiligheidsopbod ... en ik begrijp dat deze bezorgdheid
tijdens de onderhandelingen soms duidelijk een rol speelde ; ik
begrijp deze vrees en ik bewondere deze waakzaamheid... Het resultaat
van de werkzaamheden en compromissen van de Raad van 6 en 7 december
toont aan dat de Raad nooit de intentie heeft gehad de rechten uit het
Europees Handvest op te offeren ... en dit resultaat is het enige dat
telt.
In het kaderbesluit inzake terrorismebestrijding zijn er duidelijke
aanwijzigingen voor de nationale wetgevers waardoor een interpretatie
in onnodig repressieve zin onmogelijk wordt. De verplichting om deze
rechten te eerbiedigen zoals bedoeld in artikel 6 van het Verdrag werd
toegevoegd, alsook de werkzaamheden betreffende het Europees
aanhoudingsbevel. De preambule draagt de sporen van het weloverwogen
advies dat u heeft uitgebracht. De in het in het besluit opgenomen
politieke verklaring van de Raad vervolledigt ten slotte deze
voorzorgsmaatregelen. Zij stelt duidelijk dat het besluit geen
betrekking heeft op de personen die handelen met het oog op de
bescherming of het herstel van de democratische waarden, en ook niet
op diegenen die hun recht op vrije meningsuiting uitoefenen, zelfs
indien zij bij de uitoefening van dat recht overtredingen begaan. De
werkzaamheden zijn thans beëindigd en vorige donderdag heeft de Raad
een politiek akkoord bereikt over het kaderbesluit.
Voor het Europees aanhoudingsbevel bestaan soortgelijke waarborgen.
Naast de expliciete verwijzingen naar de fundamentele vrijheden in de
preambule, bevat artikel 1 de samenhang met artikel 6 van het Verdrag
dat ik net heb toegelicht voor het vorige instrument. Veertien van de
vijftien Lidstaten hebben een akkoord bereikt over het Europees
aanhoudingsbevel. Italië blijft zich echter, zoals u weet, verzetten
tegen het ruime toepassingsgebied van het Europees aanhoudingsbevel en
is staat daarin volledig alleen. Toch beschouw ik het Europees
aanhoudingsbevel nu al als een succes voor zover de tekst inmiddels
werd vastgelegd, in afwachting van het tweede advies van uw
vergadering, en de mogelijkheid biedt vooruitgang te boeken inzake
andere instrumenten die op tafel liggen voor de wederzijdse erkenning
van gerechtelijke besluiten en strafzaken.
Behalve de ontwikkelingen die hebben geleid tot het expliciet
integreren van de fundamentele garanties van het Europees Handvest,
wens ik hieraan toe te voegen dat het raadzaam is de toekomstige rol
niet uit het oog te verliezen die het Hof van Justitie van de Europese
Gemeenschappen moet spelen in het bijeenbrengen van de garanties en de
grondrechten, inzonderheid op het procedurele niveau. In de
hoedanigheid van haar prejustitiële bevoegdheid en rekening houdend
met de gevoelige relaties die het strafrecht en de grondrechten
traditioneel hebben, is het Hof vanzelfsprekend geroepen tot de
bekleding van een bijzonder voorname functie die bestaat uit de
homogenisering van de garanties die de burgers worden geboden1.
Om terug te komen op de uitvoering van het Actieplan ter bestrijding
van het terrorisme, staat de onderhandeling over een akkoord inzake de
op artikel 38 van het Verdrag betreffende de Europese Unie gebaseerde
wederzijdse rechtshulp in strafzaken met de Verenigde Staten op de
agenda. Maar op dit moment bevinden wij ons nog in een fase die enkel
voorbereidend is. Het gaat hier om een werkzaamheid met een
belangrijke inzet. Ik ben ervan overtuigd dat u waakzaam zal blijven
voor de bescherming van de rechten van de mens op dit vlak. Wat de
punten inzake uitlevering betreffen die in dit akkoord kunnen worden
vermeld, zou ik u aan de onveranderlijke positie van de Unie willen
herinneren inzake de samenwerking met de landen waar de doodstraf nog
steeds van kracht is : uitlevering kan niet worden verleend zonder de
aanwezigheid van de onfeilbare garantie dat de persoon niet tot de
doodstraf zal worden veroordeeld. Het standpunt van de Raad inzake de
speciale militaire rechtbanken in de Verenigde Staten voor misdrijven
die verband houden met het terrorisme is nog niet bekend ... maar ik
kan u reeds mededelen dat bepaalde delegaties deze situatie voor
belangrijke gevaren kan zorgen op het gebied van de grondrechten en
inzonderheid van het recht op een eerlijke behandeling zoals bepaald
in de artikelen 47 tot 49 van het Handvest.
2. De mogelijkheden om een akkoord te bereiken over de voorstellen
waarvan de onderhandelingen momenteel zijn vastgelopen, wat
verhindert dat de vastgestelde termijnen op het " scoreboard "
worden nageleefd en de ruimte van vrijheid, veiligheid en
rechtvaardigheid tot stand wordt gebracht.
De Raad is er zich van bewust dat sommige onderhandelingen over de
voorstellen die momenteel op tafel liggen, werden uitgesteld om
onpartijdige redenen, maar heeft niet de indruk dat deze
onderhandelingen vastzitten. In plaats daarvan merkte de Raad op dat
er meerdere redenen zijn voor deze vertragingen en nam hij de nodige
stappen om te verzekeren dat deze besprekingen terug op gang komen.
Deze `blokkages' zijn zonder twijfel een van de inzetten van het debat
dat te Laken zal plaatsvinden en worden vanzelfsprekend behandeld in
het document van het Voorzitterschap inzake " de evaluatie van
Tampere ".
Maar ik geloof ook dat als wij enkel de nadruk leggen op de blokkages,
wij ook kunnen vergeten dat de algemene tendens op dit gebied, met
name op strafrechtelijk vlak, door uitzonderlijke voortuitgang wordt
gekenmerkt.
Allereerst staat in de analyse van de laatste zes maanden van de
werkmethodes van de Raad op JBZ-gebied, dat het JBZ-gebied het domein
is binnen de Unie waarin de meeste wetgevende voorstellen op tafel
liggen. Eigenlijk kan het programma tot de totstandbrenging van een
ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid worden vergeleken
met het interne marktprogramma van een tiental jaren geleden wat het
aantal te nemen maatregelen betreft.
Maar deze kwantitatieve inspanningen zijn niets in vergelijking met de
kwalitatieve ontwikkelingen die zich thans voordoen. Een volstrekt
nieuwe fase in de samenwerking is begonnen. Ik herhaal de drie reeds
aangehaalde elementen: harmonisatie van wetgevingen, wederzijdse
erkenning van gerechtelijke beslissingen en het creëren van Europese
actoren.
Op al deze niveau's is concrete en beslissende vooruitgang geboekt in
2001: de kaderbesluiten inzake mensenhandel en terrorismebestrijding
voor wat harmonisatie aangaat, het Europees arrestatiebevel voor wat
betreft wederzijdse erkenning, en Eurojust op het vlak van de actoren.
Op zich vormen deze instrumenten reeds een aanzienlijke meerwaarde,
maar door hun interactie ontstaat tevens een nieuwe structuur en
ontwikkelt zich een werkelijk Europees strafrechtelijk beleid. Een
dergelijk strafrechtelijk beleid, waarvan de uitvoering moet gebeuren
met inachtneming van de vrijheden, is absoluut noodzakelijk. Bij het
bepalen van de prioriteiten ervan moeten de actoren worden
geraadpleegd.
In naam van mijn collega Antoine Dusquene, mede-voorzitter van de
JBZ-raad wens ik u in kennis te stellen van de voortgang van de
dossiers waarvan ik weet dat ze u dierbaar zijn, namelijk asiel en
immigratie. Ik heb u reeds gezegd dat de vorderingen op dit gebied
niet in overeenstemming zijn met onze verwachtingen. Ondanks deze
bevinding moeten wij echter objectief blijven: in de loop van dit jaar
is er een doorbraak geweest. Zowel het Zweedse als het huidige
Voorzitterschap hebben zich ingezet om in verband met deze, zoals
iedereen weet gevoelige, aangelegenheden vooruitgang te boeken. Deze
inspanningen waren niet zonder resultaat: verscheidene basisteksten
zoals de visum- en Eurodacverordeningen, de richtlijn inzake
tijdelijke bescherming en het Europese vluchtelingenfonds zijn aldus
goedgekeurd.
Het is echter duidelijk dat indien wij enigszins de termijnen willen
naleven die ons in het Verdrag alsook tijdens de top van Tampere zijn
toegekend, wij onze inspanningen moeten voortzetten en nog duidelijker
moeten maken dat de behandeling van onderwerpen zoals beheer van
migratiestromen, asielbeleid dan wel gezinshereniging
noodzakelijkerwijs een Europese dimensie hebben.
Indien snelle resultaten zijn gewenst om onze geloofwaardigheid te
vergroten bij de burgers, die heden terecht nog vertrouwen hebben in
de Europese acties, moeten wij de werkelijke wil tonen om vooruit te
gaan en daarbij een aantal van onze nationale bijzonderheden en
gevoeligheden opzijzetten.
Aangezien sommige dossiers af en toe vastzaten, heeft het Belgische
voorzitterschap het debat op het politieke niveau gevoerd, waardoor de
verschillende ministers werden verzocht hun verantwoordelijkheid op te
nemen en zich uit te spreken over het noodzakelijk karakter van een
harmonisatie van hun wetgevingen.
Het is vanuit dit strategisch perspectief dat wij de nodige impulsen
hebben geven aan sommige vraagstukken zoals het debat over de legale
migratie dat werd georganiseerd naar aanleiding van de Europese
conferentie over migratie die in het Europees Parlement in Brussel
plaatsvond, of de richtlijn inzake minimumnormen op het gebied van
asielprocedures.
In verband met dit laatste dossier hebben wij tijdens de JBZ-raad van
7 december resultaten geboekt. De ministers hebben over fundamentele
aangelegenheden een akkoord bereikt dat voor de Commissie een leidraad
zal zijn in het kader van haar voorstel voor een gewijzigde richtlijn.
Met als gemeenschappelijke doelstelling de invoering van snelle,
doeltreffende maar ook billijke procedures, hebben wij eveneens ons
vermogen tot het nemen van besluiten aangetoond, waardoor een snelle
afhandeling van het dossier waarschijnlijk wordt.
3. Het nog steeds onsamenhangende karakter van de Schengensamenwerking
en van de justitiële en politiële samenwerking tussen de Lidstaten
alsook de ontoereikendheid van de resultaten van het
gemeenschappelijk optreden van 1997 en 1998 inzake de verhoudingen
tussen de politiediensten van de Lidstaten.
Het algemeen kader vastgesteld door het Verdrag van Amsterdam, het
actieplan van Wenen en de conclusies van de Europese Raad van Tampere
blijven de richtsnoeren voor het optreden van de Unie, haar
instellingen en de Lidstaten.
De opneming van de Schengensamenwerking in de verdragen, samen met de
justitiële en politiële samenwerking, biedt bovendien de mogelijkheid
de samenwerking te verbeteren, meer eenheid te creëren in de besluiten
van de Raad en deze gebieden een samenwerkingsverband te bieden dat
precies het resultaat is van hun kruising.
De Schengensamenwerking, die een verscheidenheid aan
samenwerkingsonderwerpen omvat zoals, de grenscontroles, het
visumbeleid, de politiële samenwerking en het
Schengeninformatiesysteem, werd versterkt en uitgebreid door de
handhaving van het Schengenacquis in alle Scandinavische landen zoals,
Denemarken, Finland en Zweden, maar ook in Ijsland en Noorwegen. De
Raad verwacht trouwens dat deze vorm van samenwerking ook snel kan
worden uitgebreid naar het Verenigd Koninkrijk en Ierland. In mei 2000
nam de Raad reeds een besluit aan voor de aanneming van Schengen in
het Verenigd Koninkrijk.
Ik denk vooral dat het samenwerkingsverband binnen de politiële en
justitiële samenwerking zich zeer duidelijk manifesteert door de
reëele contacten tussen de actoren.
Er bestaat niet alleen een politiek akkoord inzake het besluit tot
oprichting van Eurojust, maar een samenwerkingsakkoord tussen de
nieuwe eenheid en Europol wordt nu al voorbereid. Dit akkoord wordt
door de betrokkenen zelf behandeld de magistraten van Pro-Eurojust
langs justitiële zijde onder het permanente toezicht van de Raad. Het
Europees justitiëel netwerk heeft een verslag van de activiteiten
gemaakt na 3 jaren van werkzaamheden en het eindresultaat is ronduit
positief. De verhoudingen tussen Eurojust en het netwerk worden
gevormd binnen een constructief kader. Er zijn evenzeer tekenen van
een versterkte samenwerking. Het gaat om interactie tussen de actoren,
en niet om concurrentie. Ook andere verbeteringen worden gepland,
zoals de gemeenschappelijke enquêteteams die ook een wettelijk kader
hebben dat in 2002 van kracht wordt...
De negatieve toon van de gestelde vraag en de diagnose van een
fragmentarische samenwerking lijk mij daarom niet gerechtvaardigd. Dit
neemt niet weg dat er wel enkele aanmerkingen gemaakt moeten worden.
Het Voorzitterschap heeft zich op deze oefening toegelegd in het kader
van de voorbereiding van de Europese Raad van Laken. Ik wens
voornamelijk de aandacht te vestigen op de noodzaak tot een
duidelijkere aanduiding van de Task Force van de politiehoofden op het
gebied van de Europese samenwerking, alsook een beperkte meerwaarde
voor de analyses en de informatie die door Europol aan de nationale
autoriteiten worden overgedragen.
4. Bij de aanneming van maatregelen, wordt er rekening gehouden met
het feit dat talrijke akkoorden en internationale overeenkomsten,
met name inzake preventie en bestrijding van georganiseerde
delinquentie, niet door de Lidstaten werden bekrachtigd.
De Raad is zich bewust van deze kwestie. De fora van de Raad bekijken regelmatig de situatie inzake bekrachtigingen en trachten de delegaties duidelijk te maken dat een snelle tenuitvoerlegging van besluiten noodzakelijk is. Toch beseft de Raad dat iedere Lidstaat streeft naar een bekrachtigingsprocedure overeenkomstig diens constitutionele vereisten. Deze vraag staat eveneens op de agenda in het kader van de evaluatie van de uitvoering van de conclusies van Tampere en ik ben er zeker van dat de conclusies van de top van Laken zullen aantonen hoe belangrijk de Raad deze vraag vindt.
De Raad heeft vastgesteld dat de nationale procedures zijn versneld en
dat de ratificatie van sommige instrumenten thans door alle lidstaten
bijna is beëindigd. Zo bijvoorbeeld de Overeenkomst ter bescherming
van de financiële belangen van de Europese Gemeenschap alsook de twee
uitleveringsverdragen. Wij zullen ons blijven inzetten opdat deze
inspanningen resultaat zouden hebben.
De Raad heeft hieraan trouwens bijzondere aandacht besteed bij de
aanneming van het Actieplan inzake terrorismebestrijding. Het
actieplan identificeert verscheidene instrumenten, waaronder in het
bijzonder het Europees Verdrag inzake wederzijdse rechtshulp in
strafzaken en het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van
de financiering van terrorisme. Deze verdragen moeten worden
geratificeerd binnen nauwkeurig omschreven termijnen.
5. Het blijven voortbestaan van het "democratische deficit" binnen de
Unie, daar het Europees Parlement immers:
a. niet de absoluut noodzakelijke democratische controle kan
uitoefenen op de activiteiten die vallen onder de IIIde pijler en
in het bijzonder op de activiteiten van Europol en Eurojust.
Met betrekking tot Europol wil de Raad allereerst benadrukken dat
vanaf 1 mei 1999, datum van inwerkingtreding van het Verdrag van
Amsterdam, alle op grond van het Europolverdrag aan te nemen
wetgevende beslissingen en besluiten voor advies aan het Europees
Parlement zijn voorgelegd. Hierdoor trachtte de Raad de controle
van Europol door het Europees Parlement te waarborgen voor wat
wetgevende maatregelen aangaat.
In verband met de werkzaamheden van de raad van bestuur alsook met
de operationele activiteiten van Europol bestudeert de Raad thans
manieren en middelen teneinde een doeltreffende democratische
controle te organiseren en tegelijkertijd de operationele
behoeften van de organisatie te vrijwaren. Verscheidene scenario's
worden onderzocht. Een van de problemen die moeten worden
behandeld is de betrokkenheid van de nationale parlementen bij de
controleprocedures. Het Voorzitterschap heeft hiervan een
prioriteit gemaakt: de conferentie "Integrated security in Europe"
die in november plaatsvond, gaf aanleiding tot een debat met het
oog op een versterkte controle van de sector.
De Raad wenst op te merken dat de door het Europees Parlement
geuite bezorgdheid bovenaan op zijn agenda staat. De nauwkeurige
tenuitvoerlegging van dergelijke mechanismen is echter een
ingewikkeld proces waarbij het evenwicht in het Europolsysteem
zorgvuldig in overweging moet worden genomen.
Eurojust van zijn kant zou volgens het ontwerp-instrument ervan
uitsluitend een samenwerkings- en coördinatierol hebben. Alle
beslissingen worden genomen door de bevoegde nationale
autoriteiten die de zaken behandelen. Het Europees Parlement heeft
echter de mogelijkheid om op de hoogte te worden gehouden van de
activiteiten van Eurojust, voor zover deze activiteiten geen
operationeel karakter hebben. Het besluit tot oprichting van
Eurojust bepaalt aldus dat het Parlement jaarlijks een
activiteitenverslag ontvangt, waarin ook de gegevensbescherming
wordt behandeld. Het Parlement verleent tevens de kwijting voor de
uitvoering van de begroting van Eurojust.
b. niet wordt betrokken bij de definitie van de strategie van de EU
in al haar onderdelen, zowel binnen als buiten de Unie, maar
alleen ervan volledig op de hoogte wordt gehouden, met inbegrip
van toegang tot zogenaamde "gevoelige" informatie, zowel tijdens
zijn deelname aan het wetgevingsproces als bij de evaluatie van de
genomen maatregelen.
De Raad past de institutionele verdragsbepalingen nauwkeurig toe.
In dit verband past de Raad de bepalingen van artikel 39 VEU toe
wanneer het gaat om een voorstel of initiatief dat valt onder de
politiële of justitiële samenwerking in strafzaken, en artikel 67
VEG, wanneer het een aangelegenheid betreft die valt onder titel
IV inzake asiel en immigratie of de justitiële samenwerking in
burgerlijke zaken.
De ervaring toont aan dat de Raad het Europees Parlement heeft
geraadpleegd wanneer de Commissie of een van de lidstaten een
voorstel of een initiatief bij hem heeft ingediend. Tijdens de
plenaire zittingen en de vergaderingen van de bevoegde commissie
van het Europees Parlement was de Raad trouwens aanwezig en kreeg
het Parlement voortdurend een stand van zaken.
c. is nog niet bevoegd met de Raad mede te beslissen over de
aangelegenheden die onder titel IV van het VEG vallen.
De Raad herinnert eraan dat, overeenkomstig artikel 67, lid 1 van het
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, de Raad gedurende
een overgangsperiode van vijf jaar na de inwerkingtreding van het
Verdrag van Amsterdam met eenparigheid van stemmen besluit, na
raadpleging van het Europees Parlement. Voor sommige aangelegenheden
zal na een periode van vijf jaar na de inwerkingtreding van het
Verdrag van Amsterdam de medebeslissingsprocedure als bedoeld in
artikel 251 van het Verdrag gelden.
In het kader van artikel 42 van het Verdrag betreffende de Europese
Unie, waarin een "passerelle" naar titel IV van het Verdrag tot
oprichting van de Europese Gemeenschap is bepaald voor de
aangelegenheden die betrekking hebben op de politiële en justitiële
samenwerking in strafzaken, is de situatie institutioneel gezien
verschillend.
In een eerste fase moet een voorstel van de Commissie of een
initiatief van een lidstaat ontvangen worden ingediend bij de Raad.
Welnu, tot op heden is dit niet gebeurd.
Indien het zou gebeuren, kan ik u ten stelligste verzekeren dat de
Raad dit voorstel of initiatief met de grootste zorg in behandeling
zal nemen en zich ertoe verbindt het advies dat het Europees Parlement
zal willen geven, in acht te nemen voordat hij een besluit neemt. Wij
zijn ons bewust van het standpunten dienaangaande van het Parlement.
6. Met betrekking tot de noodzaak het Europees Parlement op de hoogte
te brengen van de belangrijke wijzigingen die zich voordoen in het
onderhandelingsproces binnen de Raad, zowel omtrent de
wetgevingsvoorstellen van de Commissie als omtrent de initiatieven van
de lidstaten.
Zoals reeds elders gezegd, was het de wens van de Raad het Europees
Parlement volledig te betrekken bij het wetgevingsproces op
communautair niveau, overeenkomstig de verdragsbepalingen.
Het is waar dat de werkzaamheden binnen de instanties van de Raad wijzigingen met zich brengen in verband met de teneur van sommige bepalingen van de voorstellen of initiatieven die hem worden voorgelegd. Dit stemt overeen met de gemeenschappelijke wens om oplossingen te vinden die de steun van allen binnen de Unie hebben.
De praktijk heeft aangetoond dat wanneer het Europees Parlement zijn
advies over een voorstel of een initiatief nog niet heeft uitgebracht,
de Raad zich steeds bereid was de verzochte informatie te verstrekken
opdat het Europees Parlement zich ervan kon vergewissen in welke
richting de werkzaamheden evolueren.
Dit gezegd zijnde, weet de Raad dat de standpunten van het Europees
Parlement een specifieke toegevoegde waarde hebben, die verschilt van
die van de lidstaten, aangezien zijn advies ernaar streeft aan een
verschillende institutionele logica te beantwoorden alsook de Raad de
geschikte elementen te geven in het kader van de democratische taak
waarmee het is belast. Deze taak mag dan ook noodzakelijkerwijs niet
afhangen van de ontwikkeling van de werkzaamheden binnen de Raad over
deze of gene bepaling.
Bovendien raadpleegt de Raad indien nodig, overeenkomstig de
verdragsbepalingen, het Europees Parlement opnieuw.
* *
*
Staat u mij toe nog enkele woorden te zeggen over de aanbevelingen die
ons recent zijn voorgelegd.
Wij delen uw bezorgdheid dat de betreurenswaardige daden van geweld
die kenmerkend waren voor de betogingen in Nice, Göteborg en Genua
moeten worden voorkomen. Het gaat hier om een probleem dat de Europese
burger rechtstreeks raakt. Ik kan u bevestigen dat de samenwerking op
dit gebied tussen de lidstaten intens en alert is, en wij zijn van
oordeel dat de medewerking van het Europees Parlement welkom en
waardevol is.
Met betrekking tot de externe aspecten van justitie en binnenlandse
zaken wijs ik u erop dat wij binnen de Raad de externe acties die in
het verschiet liggen periodiek beoordelen. De samenhang van de taak
van Europa zal ons ertoe verplichten meer en meer waakzaam te zijn op
het externe niveau naarmate de Europese Unie haar waaier van
activiteiten op het interne niveau uitbreidt.
Dames en heren afgevaardigden,
Twee ideeën stonden in deze toespraak centraal. Allereerst heb ik
getracht het belang dat de Raad in zijn werkzaamheden hecht aan de
bescherming van de mensenrechten duidelijk aan te tonen. Vervolgens
wilde ik met u mijn vaste overtuiging delen dat met betrekking tot de
strafrechtspleging Europa aan een nieuwe, veelbelovende fase is
begonnen.
Het is in deze positieve geest, maar ook met besef van de
moeilijkheden die nog bestaan, dat ik mij erop verheug de samenwerking
met het Parlement voort te zetten teneinde de ruimte van vrijheid,
veiligheid en rechtvaardigheid waarvan de totstandbrenging het
onderwerp van uw bijeenkomst is, nog dichterbij te brengen.
Ik dank u voor uw aandacht.