kapitaalverzekering eigen woning
Belastingdienst/Centrum voor proces- en
productontwikkeling, domein belastingen op
arbeid en vermogen
Besluit van 17 december 2001, nr. CPP2001/3067M
De directeur-generaal Belastingdienst heeft
namens de staatssecretaris van Financiën het
volgende besloten.
Inleiding
Vanuit de praktijk zijn enkele vragen voorgelegd
over het splitsen van kapitaalverzekeringen in
een deel dat kan worden aangemerkt als een
kapitaalverzekering eigen woning (KEW) en een
deel dat kan worden aangemerkt als een
overlijdensverzekering. Hieronder geef ik de
betreffende vragen en de daarop gegeven
antwoorden weer.
Vraag 1
In het antwoord op vraag B.3.6.as, van het
besluit van 13 februari 2001, nr. CPP2000/3210,
is aangegeven dat een beoogde fiscale splitsing
van een kapitaalverzekering in enerzijds een
kapitaalverzekering die uitkeert bij leven en
die wordt vormgegeven als een
kapitaalverzekering eigen woning en anderzijds
een kapitaalverzekering die uitkeert bij
overlijden en die wordt gerekend tot de
grondslag van box 3, meebrengt dat de beide
verzekeringen ieder dienen te zijn vormgegeven
als zelfstandige overeenkomsten. Houdt dit
antwoord in dat een dergelijke fiscale splitsing
niet mogelijk is bij een gemengde verzekering?
Antwoord
Ja. De beoogde fiscale splitsing is niet
mogelijk bij een gemengde verzekering en kan
uitsluitend plaatsvinden als er sprake is van
twee zelfstandige verzekeringsovereenkomsten die
ook als zodanig door de verzekeraar worden
geadministreerd.
Vraag 2
Is het gelet op het gegeven antwoord bij
voorgaande vraag noodzakelijk dat voor elke
verzekeringsovereenkomst een zelfstandige polis
wordt afgegeven of mogen de afzonderlijke
verzekeringen worden weergegeven in één polis?
Antwoord
Het weergeven van twee of meer
verzekeringsovereenkomsten in één polis is
mogelijk. Indien de verzekeringsovereenkomsten
in één polis worden weergegeven zal er zorg voor
moeten worden gedragen dat de afzonderlijke
verzekeringen en de daaruit voortvloeiende
rechten en verplichtingen en eventuele
bijzondere voorwaarden op duidelijke wijze
worden weergegeven in de polis. Het opnemen van
de afzonderlijke rechten en verplichtingen in
één polis breng voorts mee dat de uit de
verzekeringen voortvloeiende rechten en
verplichtingen afzonderlijk moeten worden
geadministreerd, zodat per verzekering de waarde
en de daarvoor betaalde premies kunnen worden
vastgesteld.
Vraag 3
Een verzekeraar hanteert voor een gelijktijdig
afgesloten (zelfstandige) verzekering bij leven
en een (zelfstandige) verzekering bij overlijden
het tarief voor een gemengde verzekering. De
verzekeraar administreert de verzekeringen als
zelfstandige verzekeringen.
Is in een dergelijke situatie gesplitste fiscale
behandeling van de verzekeringen mogelijk of
wordt op grond van het feit dat het tarief voor
een gemengde verzekering is gehanteerd het
standpunt ingenomen dat feitelijk sprake is van
een gemengde verzekering met als gevolg dat
fiscale splitsing niet mogelijk is?
Antwoord
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 is
relevant of sprake is van twee zelfstandige
verzekeringsovereenkomsten die ook als zodanig
door de verzekeraar worden geadministreerd. Het
feit dat een verzekeraar op grond van zakelijke
motieven een voordeliger tarief in rekening
brengt dan voor twee afzonderlijke
verzekeringen, heeft niet tot gevolg dat fiscale
splitsing van deze zelfstandige verzekeringen
niet mogelijk is. Het tariefsvoordeel dat
hierbij wordt genoten moet naar evenredigheid
aan beide verzekeringen worden toegerekend. De
toerekening van de totale brutopremie aan de
afzonderlijke verzekeringen dient plaats te
vinden op basis van de netto premies, berekend
op de grondslagen van de totale brutopremie.
Vraag 4
Houdt het antwoord op vraag B.3.6.as in dat een
kapitaalverzekering op beleggingsbasis nooit kan
worden gesplitst in een kapitaalverzekering
eigen woning en in een verzekering die wordt
gerekend tot de grondslag van box 3?
Antwoord
Ook voor deze verzekeringsvorm is gesplitste
fiscale behandeling alleen mogelijk als de
afzonderlijke verzekeringen zijn vormgegeven als
zelfstandige overeenkomsten met afzonderlijke
premies. Het feit dat de hoogte van de uitkering
bij overlijden bij dit soort verzekeringen
meestal mede afhankelijk is van de waarde van de
verzekering bij leven - de beoogde
kapitaalverzekering eigen woning - doet hieraan
niet af. Voor de door de verzekeraar gelopen
risico's in de "box 3-verzekering" - de
verzekering voor overlijden - dienen derhalve
alleen premies te worden onttrokken aan de
beleggingswaarde van de "box 3-verzekering". Het
is derhalve niet toegestaan deze risico's geheel
of gedeeltelijk te financieren uit de
beleggingswaarde van of de premies voor de
verzekering bij leven, de kapitaalverzekering
eigen woning. Een (gedeeltelijke) financiering
van de "box 3-verzekering" vanuit de
kapitaalverzekering eigen woning houdt in
fiscale zin een gedeeltelijke afkoop van de
kapitaalverzekering eigen woning in. Die
verzekering wordt in dat geval geacht geheel tot
uitkering te zijn gekomen.
Vraag 5
Kan de in artikel 5.10, onderdeel a, Wet IB 2001
genoemde vrijstelling van toepassing zijn op de
verzekering die uitkeert bij overlijden indien
die overlijdensverzekering als een zelfstandige
box-3-verzekering is vormgegeven op de wijze als
is omschreven in de vragen 1 tot en met 4?
Antwoord
Ja, op een aldus vormgegeven
overlijdensverzekering kan de vrijstelling van
toepassing zijn mits aan de in artikel 5.10,
onderdeel a, Wet IB 2001 gestelde voorwaarden
wordt voldaan. Eén van die voorwaarden is dat de
overlijdensverzekering uitsluitend voorziet in
een uitkering bij overlijden van de
verzekerde(n).
Dit houdt in dat indien de zelfstandig
vormgegeven overlijdensverzekering ook voorziet
in een mogelijke uitkering bij in leven zijn op
de einddatum, niet aan deze voorwaarde wordt
voldaan. Dit doet zich onder meer voor bij
overlijdensverzekeringen met winst- of
overrentedeling en bij fractieverzekeringen.
| In Favorieten plaatsen | Stuur dit door