CBS

Steeds meer koopwoningen

De stijging van het eigenwoningbezit houdt ook in 2000 aan. Ten opzichte van 1999 zijn de woonuitgaven van eigenaren nagenoeg gelijk gebleven. Voor huurders nemen de woonuitgaven iets toe, zo blijkt uit cijfers van het CBS. Het aandeel van de totale woonuitgaven in het inkomen is bij huurders en eigenaren de laatste jaren vrijwel gelijk gebleven.

Percentage koopwoningen blijft groeien
In 2000 bestond 52,2% van de woningvoorraad uit koopwoningen. De groei van het percentage koopwoningen was in 2000 lager dan in voorgaande jaren. Tien jaar geleden was het percentage koopwoningen nog 45,3. De groei van het aantal koopwoningen wordt veroorzaakt door omzetting van woningen van de huur- naar de koopsector en door nieuwbouw. Sinds 1990 is het totale aantal koopwoningen gestegen met ruim 800 duizend, terwijl het aantal huurwoningen in die periode licht is gedaald.

Aandeel woonuitgaven in inkomen laatste jaren stabiel Huurders gaven in 2000 gemiddeld een bedrag van 302 euro per maand uit aan huur na aftrek van eventuele huursubsidie. Dat is ongeveer een kwart van het netto huishoudinkomen. Indien bij de huur ook de kosten voor energie, water en heffingen (voor o.a. waterschap, zuiveringsschap, OZB) geteld worden, bedragen de woonlasten 421 euro per maand. Dat is ongeveer eenderde van het netto huishoudinkomen. Deze aandelen zijn de laatste drie jaren stabiel gebleven. Eigenaren gaven in 2000 gemiddeld bijna 100 euro per maand meer uit aan wonen dan huurders. Hun hypotheekuitgaven verminderd met de belastingteruggave bedroegen 358 euro per maand. Dat is eenzesde van hun netto huishoudinkomen. De totale woonuitgaven bedroegen 517 euro per maand, oftewel een kwart van het inkomen. Zowel de netto hypotheekuitgaven als de totale woonuitgaven zijn nagenoeg gelijk aan het voorafgaande jaar.

Technische toelichting
Het WoningBehoefte Onderzoek 2000 (WBO) is een samenwerkingsproject van het Ministerie van VROM en het CBS. Er zijn bijna 17 000 personen van 18 jaar en ouder ondervraagd over hun huidige woonsituatie, over hun vorige woonsituatie (indien zij na 1996 waren verhuisd), over de bereidheid om te verhuizen, de leefbaarheid van de buurt, hun inkomen en woonlasten. De netto huurquote is de netto woonuitgaven van huurders uitgedrukt in een percentage van het netto huishoudinkomen. De netto koopquote is de netto woonuitgaven van eigenaar-bewoners uitgedrukt in een percentage van het netto huishoudinkomen. De totale woonquote is de totale woonuitgaven (inclusief uitgaven aan nutsbedrijven en heffingen en belastingen, zoals OZB, reinigingsheffing, rioolrecht enz.) uitgedrukt in een percentage van het netto huishoudinkomen.