Persbericht
No 01/340
Den Haag
17 december 2001
Antwoorden van de ministers van Financiën en Justitie op vragen van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Van Dijke en Rouvoet over het betekenen van dwangbevelen
Vragen:
1. Hebt u kennisgenomen van het artikel "Deurwaarders gepasseerd" in het Limburgs Dagblad van 18 september jl. en van de artikelen, handelende over het betekenen van dwangbevelen, in de Nieuwsbrief voor de invordering, blz.116 tot en met 119?
2. Zijn er door de handelswijze van het Zuiveringschap Limburg belangen van "schuldenaars" geschaad, of mag veilig worden aangenomen dat voorkomen is dat "aangeschreven" schuldenaars
tot de betaling van aanzienlijke kosten gedwongen waren?
3. Is het waar dat in meer dan 90% van de gevallen bij het betekenen van de dwangbevelen, niemand
thuis wordt aangetroffen?
4. Waarin onderscheidt "het per post verzenden" van dwangbevelen zich ten principale van het duwen
van dwangbevelen door de brievenbus door betekenaars die niemand thuis treffen?
5. Hoe dikwijls schakelt de rijksbelastingdienst ingeval van pieken "betekenaars" in? Bent u van mening
dat met het inzetten van "betekenaars" het onderscheid tussen de activiteiten die deze mensen
feitelijk verrichten en het werk dat "postbestellers" verrichten wel erg is vervaagd?
6. Kan een schatting worden gemaakt van de omvang van het bedrag dat kan worden bespaard als
het betekenen van dwangbevelen algemeen per post zou mogen/kunnen geschieden ?
7. Kan een beeld worden geschetst van de commerciële belangen die commerciële bureaus hebben
bij het verbod tot per post betekenen van dwangbevelen?
8. Welke bezwaren zijn er naar uw oordeel tegen het per post betekenen? Kunt u hierbij aangeven of
de bezwaren die in het verleden bestonden tegen deze wijze van betekenen nog steeds relevant zijn?
Antwoorden
1. Ja
2. Op grond van het bericht in het Limburgs Dagblad moet worden aangenomen dat de betreffende dwangbevelen niet zijn betekend op de in de wet voorgeschreven wijze. Voor de beantwoording van de vraag of de betrokken heffingsplichtingen dientengevolge in hun belangen zijn geschaad, is het
bijvoorbeeld van belang te weten of ter zake van de onjuiste 'betekening' op de voet van de Kostenwet invordering rijksbelastingen kosten in rekening zijn gebracht en of de betreffende dwangbevelen ten uitvoer zijn gelegd door middel van beslag. Wij beschikken niet over de laatstbedoelde
informatie.
3. Er is geen actuele informatie voorhanden waaraan het genoemde percentage kan worden getoetst al lijkt dit percentage op voorhand wel aan de hoge kant. Bij de behandeling van het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Invorderingswet 1990 werd in dit verband uitgegaan van 60% van door
belastingdeurwaarders bezochte adressen waarbij belastingschuldigen niet werden aangetroffen. Overigens mag worden aangenomen dat het aantal gevallen waarin de belastingschuldige niet wordt aangetroffen bij ondernemersposten vrijwel te verwaarlozen is terwijl voorts in de betekeningspraktijk
aanzienlijke verschillen bestaan tussen de randstad en de provincie.
4. Bij de betekening van het dwangbevel op de voet van artikel 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (het achterlaten van het afschrift in een gesloten enveloppe aan de woonplaats) mag van de belastingdeurwaarder een grotere mate van zorgvuldigheid worden verwacht dan waarvan kan worden
uitgegaan bij gewone postbestelling. Zo wordt van de belastingdeurwaarder verwacht dat hij niet zonder meer tot betekening overgaat, indien er ter plaatse aanwijzingen bestaan dat het adres dat op het uitgevaardigde dwangbevel is vermeld niet als woonplaats van de belastingschuldige kan worden
aangemerkt. In dat laatste geval zal de belastingdeurwaarder alvorens tot betekening over te gaan eerst een nader onderzoek instellen.
5. De hoofden van de eenheden Particulieren en Ondernemingen van de Belastingdienst zijn bevoegd ambtenaren van de rijksbelastingdienst aan te wijzen als belastingdeurwaarder met de beperkte opdracht tot het betekenen van dwangbevelen. Van deze bevoegdheid wordt met name gebruik gemaakt
indien het werkaanbod binnen de betreffende eenheid daartoe aanleiding geeft. Overigens doet de beschrijving 'mensen met een administratieve functie, voor wie op een gegeven moment weinig of geen werk binnen de eenheid voorhanden is' beslist geen recht aan de werkelijkheid. De bedoelde aanwijzing
vindt in voorkomend geval plaats op basis van een evenwichtige keuze van binnen de betreffende organisatie te stellen prioriteiten.
6. Een eventuele kostenbesparing is sterk afhankelijk van de extra waarborgen waarmee de betekening van dwangbevelen per post gepaard zou moeten gaan. Bij de behandeling van het eerder genoemde wetsvoorstel is in dat verband gesproken over aangetekende verzending en over een afzonderlijk
betalingsbevel dat aan de tenuitvoerlegging van het per post betekende dwangbevel zou behoren vooraf te gaan.
7. De rijksbelastingdienst maakt voor het betekenen van dwangbevelen geen gebruik van commerciële bureaus. Het is ons niet bekend welke belangen voor deze bureaus gemoeid zijn bij verbod tot het per post betekenen van dwangbevelen.
8. De bezwaren die destijds bij de behandeling van het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Invorderingswet 1990 door de Tweede Kamer zijn aangevoerd tegen het voorstel om dwangbevelen per post te betekenen hadden in hoofdzaak betrekking op de gewenste zekerheid dat belastingschuldigen op
tijd van het bestaan van de executoriale titel op de hoogte zouden zijn en op het belang van een persoonlijke benadering van belastingplichtigen in de betreffende fase van het invorderingstraject. Deze bezwaren gelden in beginsel nog steeds. Thans vindt een heroriëntatie plaats met betrekking tot
het invorderingsproces van de rijksbelastingdienst. In dat verband zal ook onderzoek plaatsvinden naar mogelijkheden om dit proces doelmatiger in te richten. Daarbij zal aandacht worden besteed aan mogelijke alternatieven voor de betekening van dwangbevelen zoals die thans plaatsvindt.