Universiteit Twente


18 december 2001

Oratie eerste vrouwelijke hoogleraar Technische Natuurkunde in Nederland

Hartafwijkingen vroeg op het spoor met magnetisch cardiogram

Prof.dr. Maria J. Peters pleit voor verder onderzoek aan de apparatuur waarmee de toestand van het hart van een ongeboren kind kan worden bepaald. Dit omdat er vanuit mag worden gegaan dat hartafwijkingen bij foetussen verband houden met het optreden van verstopping van kransslagaders en suikerziekte op latere leeftijd. Het stelt de behandelend arts in staat voor de zwangere vrouw het juiste medicijn te kiezen en zo (ritme)stoornissen bij de foetus tegen te gaan. Prof. Peters houdt dit pleidooi tijdens haar inaugurele rede op 20 december. Ze aanvaardt daarmee het ambt van hoogleraar Biomagnetisme aan de Universiteit Twente. Ze is de eerste vrouwelijke hoogleraar op het gebied van de Technische Natuurkunde in Nederland.

Met de apparatuur waarop Maria Peters doelt, kan een magnetocardiogram (MCG) van het foetushartje worden gemaakt. Daarvoor gebruikt deze technologie zeer gevoelige sensoren, gemaakt van speciale materialen die bij lage temperatuur supergeleidend worden. Deze SQUIDs (Superconducting QUantum Interference Device) zijn in staat minieme magnetische velden te meten. Die velden ontstaan rond elektrische stroompjes. Ook het menselijk lichaam produceert veel elektriciteit. Elke actieve hartcel of zenuwcel is in feite te beschouwen als een kleine batterij. Die geeft zijn stroom af aan omliggende cellen. De stroomverdeling hangt af van de geleidbaarheid van het betreffende weefsel. Ons lichaam bestaat uit verschillende weefsels met allemaal een eigen geleidbaarheid. Elektrisch actieve cellen in spieren en zenuwen wekken dus magnetische velden op, met elk hun eigen karakteristiek. Het grootste veld wordt opgewekt door het hart.

Wiegendood
In een stedelijke omgeving zijn door het autoverkeer en het intensieve gebruik van elektriciteit voor allerlei doeleinden veel -krachtige- magnetische velden aanwezig. Om de relatief zeer zwakke magnetische velden die het hart produceert er dan toch uit te pikken wordt gemeten in een ruimte die afgeschermd wordt voor magneetvelden. Het meten zelf gebeurt met twee spoelen. Eén meet vlakbij het lichaam de hartactiviteiten en de -toch altijd aanwezige- magnetische storingen uit de omgeving. Een tweede spoel meet alleen dat laatste. Door de twee signalen van elkaar af te trekken houdt men in feite het hartsignaal over. En zo is de functie van het hart te meten, zelfs dat van de foetus, zo schetst Maria Peters in haar betoog: ook in fasen van de zwangerschap waarin meting met een conventioneel ECG niet mogelijk is.
Nu heeft men, door veel metingen te verrichten en deze statistisch te bewerken, kunnen definiëren hoe een foetaal afwijkend MCG er uit ziet. Een voorbeeld van een aangeboren hartafwijking die alleen met de foetale MCG is vast te stellen is een `verlengd QT-syndroom'. Kinderen met een dergelijke afwijking worden vaak het slachtoffer van wiegendood.
Overigens zijn ook hersenactiviteiten op deze wijze te meten. Maria Peters beschrijft in haar oratie dit onderzoek aan de MEG (magneto-encefalogram) en het gebruik ervan voor het lokaliseren van hersenactiviteit. Er zijn aanwijzingen dat met deze methode het lijden van pijn objectief is vast te stellen.

Koppeling noodzakelijk
Zij benadrukt in haar inaugurele rede de noodzaak van een koppeling van kennis van elektrische en magnetische verschijnselen op het microscopische en macroscopische niveau. Daardoor zou het mogelijk kunnen worden bijvoorbeeld niet alleen de bron van hersenactiviteiten te lokaliseren, maar ook de sterkte van de bronnen te berekenen en zo een beter begrip te krijgen van de werking van onze hersenen. "Hiervoor is meer kennis nodig over de elektrische geleidbaarheid van weefsels als functie van plaats en richting", aldus Maria Peters. Ook het koppelen van de resultaten van echo's (3D ultrasound afbeeldingen) aan de uitkomsten van foetale MCG kan een beter beeld opleveren van de aard van hartafwijkingen bij de ongeboren vrucht.

Vrouwen in de natuurkunde
Prof.dr. Maria Peters is de zevende vrouwelijke hoogleraar aan de Universiteit Twente, en de eerste vrouwelijke Technische Natuurkunde-professor van ons land. Zij haalt in haar oratie aan dat ons land een grote behoefte heeft aan fysici. De vrouwelijke fysici zouden volgens haar "meer zichtbaar" gemaakt moeten worden zodat ze als voorbeeld kunnen gaan fungeren: "Ik denk dat de aanwezigheid van vrouwen belangrijk is, wil men ook meisjes voor een studie Natuurkunde aantrekken."

Noot voor de pers

Prof.dr. M.J. Peters (geboren 1938, afgestudeerd in Leiden 1962, gepromoveerd aan de UT in 1981 bij prof. Van der Marel en prof. Boom, sindsdien verantwoordelijk voor het biomagnetisme-onderzoek aan de UT) zal haar oratie -getiteld `De Magnetische Mens' - ter aanvaarding van het ambt van hoogleraar Biogmagnetisme, uitspreken op 20 december 2001, om 16.00 uur in het gebouw voor Bestuur en Beheer op de campus van de Universiteit Twente.

De integrale redetekst is beschikbaar, evenals foto's van prof. Peters en van de beschreven meetopstelling.

Contactpersoon Bureau Communicatie: ir. Wiebe van der Veen tel. (053) 4894244, mobiel 06 53937044, e-mail w.r.vanderveen@bc.utwente.nl

© Universiteit Twente 1997-2000