---

Kamervragen en antwoorden
---

de samenvoeging van van de grondgebonden luchtverdediging (GLVD) van de KL en de KLu op de luchtmach

20-12-2001

Antwoorden op de vragen 3, 6, 10, 12, 13, 16, 19, 21, 27, 28, 30, 32, 33, 35 en 36 van de vaste commissie voor Defensie naar aanleiding van de brief van 18 oktober jl. van de Minister van Defensie inzake de samenvoeging van van de grondgebonden luchtverdediging (GLVD) van de KL en de KLu op de luchtmachtbasis De Peel.

DE MINISTER VAN DEFENSIE,

Mr. F.H.G. de Grave

Vraag 3: Waaruit bestaat de duplicatie over kennis en doctrinevorming thans? Speelde die duplicatie de afgelopen dertig jaar niet? Zo nee, waarom nu dan wel? Zo ja, heeft dit geleid tot nadelige operationele effecten? Zo ja, welke?

Tot dusver hebben de grondgebonden luchtverdediging (GLVD) van de Koninklijke landmacht en die van de Koninklijke luchtmacht afzonderlijk van elkaar de kennisverwerving en doctrinevorming verzorgd. Vanwege de uiteenlopende taken en middelen van deze eenheden en het feit dat een gezamenlijke inzet niet of nauwelijks aan de orde is geweest, was er van duplicatie van kennis en doctrinevorming en nadelige operationele effecten feitelijk geen sprake.

Vraag 6: Voor het volgen van een gezamenlijke opleiding luchtverdediging door land- en luchtmachtpersoneel is toch geen apart ´air defence centre´ nodig? Waar vinden thans die opleidingen plaats (duur, aantal cursisten)? Wat is de huidige kostprijs voor deze opleiding en wat zal de nieuwe kostprijs zijn als deze opleiding in een ´air defence centre´ plaatsvindt?

In de nieuwe situatie op De Peel zullen de gezamenlijke luchtverdedigingsopleidingen worden verzorgd door de "Joint Air Defence School" (JADS). Vooralsnog staat de JADS organisatorisch los van het "Joint Air Defence Centre" (JADC). Wel ondersteunt het JADC de JADS (alsmede de operationele GLVD-eenheden van de Koninklijke landmacht en Koninklijke luchtmacht) onder meer op het gebied van kennisopbouw en doctrinevorming.

De luchtverdedigingsopleidingen van de landmacht worden thans verzorgd door de School Luchtdoelartillerie, die grotendeels is gehuisvest op de Prins Mauritskazerne (PMK) te Ede. Het betreft initiële opleidingen van enkele weken tot enkele maanden, vervolgopleidingen en trainingen van enkele dagen tot twee weken. Het aantal cursisten aan deze school bedraagt jaarlijks ongeveer 1.200 mannen en vrouwen. De initiële wapensysteemopleiding van het operationele Patriot en HAWK personeel van de Koninklijke luchtmacht wordt verzorgd door het 120 Squadron, onderdeel van de Groep Geleide Wapens Koninklijke luchtmacht (GGW KLu) dat is gehuisvest op de luchtmachtbasis De Peel. Zoals aangekondigd in de Defensienota 2000 zal deze eenheid met ingang van 2002 opgaan in een van de Triad Squadrons (804 Squadron) van de GGW Klu. De duur van deze opleidingen en trainingen varieert van enkele dagen tot een aantal maanden. Het aantal cursisten dat binnen de GGW KLu wordt opgeleid, bedraagt jaarlijks ongeveer 500 mannen en vrouwen.

Er bestaat momenteel geen inzicht in de kostprijs van individuele opleidingen. Aangezien de besparing als gevolg van de verhuizing van de GLVD van de Koninklijke landmacht voor een belangrijk deel wordt gevonden in de "overhead" van de JADS, nemen de vaste kosten van een luchtverdedigingsopleiding evenredig af.

Vraag 10: Betekent de samenvoeging van grondgebonden luchtverdedigingseenheden van KL en KLu dat (op termijn) met minder middelen volstaan kan worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in welke mate en welke middelen betreft dat?

Er is geen directe relatie tussen de samenwerking van de Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht op De Peel en de hoeveelheid luchtverdedigingsmiddelen. In de komende jaren staat wel een aantal materieelprojecten op het gebied van de GLVD in de plannen van beide krijgsmachtdelen. Het betreft in het bijzonder de verwerving van een Shorad-systeem met bijbehorende commandovoerings- en vuurleidingsmiddelen door de Koninklijke landmacht (NESRADS) en een vervangingsproject voor het HAWK-systeem van de Koninklijke luchtmacht. Uitgangspunt bij de vervangingen is dat de gevechtskracht in stand wordt gehouden en dat voldoende middelen voor de taken inzetbaar zijn. Het is niet bekend of dit op termijn een vermindering van het aantal systemen oplevert.

In mijn brief van 25 juni 2001 over het EVDB heb ik uiteengezet dat de versterking van de Europese militaire capaciteiten aan de hand van Headline Goal en DCI een speerpunt van het defensiebeleid is. In het kader van deze Europese oriëntatie heb ik besloten het Shorad-project een aantal jaren uit te stellen om in samenwerking met bondgenoten - met name Duitsland - een doelmatiger organisatie van de luchtverdediging te bereiken.

Vraag 12: Wat gebeurt er met de eenheden in Garderen? Worden die ook verplaatst naar De Peel? Zo nee, waarom niet?

105 Luchtdoelartilleriebatterij, gehuisvest op de Koot/Mulderkazerne te Stroe (Garderen), verhuist in het kader van de concentratie van GLVD-eenheden mee naar De Peel.

Vraag 13: In hoeverre is de geluidsoverlast van de pantser rupsvoertuigen tegen luchtdoelen (PRTL) voor de gemeente niet acceptabel? Heeft de gemeente Ede aangedrongen op verhuizing van de PRTL eenheden? Zo nee, waarom wordt het aspect van geluidsoverlast nu als argument aangevoerd?

Eind 2000 heeft Defensie een aanvraag tot herziening van de milieuvergunning bij de gemeente Ede ingediend. In het akoestisch rapport bij deze aanvraag is op een aantal punten een hogere geluidbelasting berekend dan in 1989 werd vergund. Naar aanleiding hiervan heeft de gemeente niet aangedrongen op verhuizing van de PRTL-eenheden. Wel heeft zij in het kader van de te verlenen vergunning als voorwaarde gesteld dat geluidwerende voorzieningen worden getroffen om de geluidsoverlast te beperken. Dit zijn kostbare maatregelen. Verhuizing van de GLVD van de Koninklijke landmacht leidt ertoe dat deze maatregelen niet hoeven te worden uitgevoerd.

Vraag 16: Is voor huisvesting van Shorad eenheden op De Peel geen extra infrastructuur noodzakelijk? Indien dit het geval is, bestaat er dan een structurele overcapaciteit aan legering en materieelcomplexen? Indien dat niet het geval is, dan is toch in alle gevallen extra infrastructuur noodzakelijk en kan toch niet van een besparing worden gesproken?

Door de verhuizing van het landmachtdeel van de GLVD naar De Peel en de organisatorische samenwerking van de twee krijgsmachtdelen, moet de infrastructuur op De Peel worden uitgebreid. Het gaat hierbij in het bijzonder om de legering, de bureaugebouwen, extra lescapaciteit en de uitbreiding van de KEK-faciliteiten (Keuken-Eetzaal-Kantine). De infrastructuur is daarmee afgestemd op de toekomstige organisatie van de GLVD van Koninklijke landmacht en Koninklijke luchtmacht, zonder de NESRADS-component, waarvoor naar schatting additioneel circa fl. 10 miljoen (prijspeil 2001) aan extra investeringen in infrastructuur nodig zal zijn. Er zal derhalve geen sprake zijn van overcapaciteit aan infrastructuur. Van een besparing is sprake omdat de exploitatiekosten op De Peel ten opzichte van de huidige situatie lager zijn. Voorts geldt dat de gebouwen op de PMK met de status van monument bij verlengd verblijf (gedeeltelijk) zouden moeten worden gerestaureerd. De kosten daarvan zijn hoger dan van nieuwbouw.

Vraag 19: Zijn de voorgestelde besparingen aan investeringen in Ede een juiste voorstelling van zaken? Er is toch al lang sprake van noodzaak van nieuwe legeringsgebouwen in Ede? Bij verplaatsing naar De Peel worden deze reeds geraamde en geplande investeringen in feite op een andere locatie gerealiseerd. Men kan dit toch niet als een besparing voorstellen?

Door de onzekerheid gedurende de afgelopen jaren over het toekomstig gebruik van de Prins Mauritskazerne (PMK) zijn noodzakelijke infrastructurele investeringen uitgesteld. Mede hierdoor verkeert een groot deel van de infrastructuur op de PMK in slechte staat. Voor het huisvesten van het GLVD-deel van de Koninklijke landmacht zouden aanzienlijke investeringen nodig zijn (thans geschat op fl. 116 miljoen). Deze kosten zijn vergelijkbaar met die voor De Peel. De besparing zit derhalve niet in een lager investeringsbedrag, maar in de goedkopere exploitatie op De Peel.

Vraag 21: Op welke termijn c.q. in welk jaar kan het overeengekomen deel van het kazerneterrein aan de gemeente Ede worden overgedragen?

Vraag 28: Wat zijn de afspraken met de gemeente Ede? Deze afspraak staat toch los van de eventuele verplaatsing van eenheden naar De Peel? Het betreft hier toch een deel van het kazerneterrein dat los staat van de legering van eenheden. De transactie is toch al in 1996 overeengekomen toen er in het geheel nog geen sprake was van een evt. verhuizing naar De Peel?

Vraag 30: Is de mogelijkheid onderzocht het kazernecomplex Ede-West geheel of gedeeltelijk aan de gemeente Ede te verkopen? Is daarbij de mogelijkheid onderzocht om het kazerneterrein Ede-Oost uit te breiden?

In 1997 is met de gemeente Ede afgesproken om delen van de Prins Mauritskazerne (PMK; het kazerneterrein Ede-West) gefaseerd over te dragen. Deze afspraken zijn gemaakt voordat er sprake was van de verplaatsing van eenheden naar De Peel. Het overeengekomen deel van het kazerneterrein kan vanaf 2002 aan de gemeente worden overgedragen. De destijds geaccordeerde ontwerpovereenkomst zal daartoe op korte termijn worden omgezet in een contract. Inmiddels heeft Defensie de gemeente Ede geïnformeerd dat zij bereid is ook het deel van de PMK over te dragen waar nu de landmachtcomponent van de GLVD is gehuisvest.

De mogelijkheid om het kazerneterrein Ede-Oost uit te breiden is niet onderzocht omdat er van ruimtegebrek geen sprake was. Overigens zou de ligging naast het oefenterrein Ginkelse Heide en het natuurgebied De Sijsselt hiervoor een belemmering zijn.

Vraag 27: Betekent dat bij concentratie op De Peel van alle opleidingen luchtverdediging ook het ´air defence simulatie centrum´ (de Koepel) in Ede wordt afgestoten? Zo ja, is hier dan geen sprake van kapitaalvernietiging? Wat zijn de kosten om een dergelijke faciliteit in De Peel te realiseren?

De huidige Stingertrainer op de Prins Mauritskazerne wordt afgestoten. Dit leidt niet tot kapitaalvernietiging, aangezien de trainer in slechte technische staat verkeert en aan vervanging toe is. De bruikbare componenten van de trainer zullen overigens worden meegenomen bij de verhuizing naar De Peel. Het in zijn geheel verhuizen van de trainer behoort gezien de technische staat niet tot de mogelijkheden. De kosten van een dergelijke capaciteit op De Peel bedragen fl 17 miljoen voor de Stingertrainers en fl 2,5 miljoen voor de infrastructuur.

Vraag 32: Kost de operatie De Peel voorshands minimaal 110 miljoen gulden en zullen de exploitatiebesparingen pas op termijn ontstaan en is daarmee eventueel te behalen doelmatigheidswinst hoogst onzeker?

Ten tijde van de Defensienota 2000 had de Koninklijke landmacht fl. 110 miljoen bestemd voor alle infrastructurele investeringen die samenhangen met de verhuizing naar De Peel. De vergoeding voor de ingenieurskosten van de DGW&T, 12 procent van de investeringskosten, waren ondergebracht bij het exploitatiebudget van de Koninklijke landmacht. De totale projectkosten bedroegen derhalve fl. 123 miljoen. De infrastructuurkosten zijn sindsdien opgelopen, vooral als gevolg van het besluit de opleg voor reservematerieel ook op De Peel onder te brengen. Inmiddels is het investeringsbedrag taakstellend vastgesteld op fl. 120 miljoen. De totale projectomvang bedraagt inclusief de kosten voor DGW&T fl. 134 miljoen (prijspeil 2001). De additionele infrastructurele voorzieningen voor NESRADS, begroot op fl. 10 miljoen, maken niet langer deel uit van het project.

Een belangrijke overweging voor de verhuizing van het landmachtdeel van de GLVD naar De Peel is de relatief dure exploitatie van de Prins Mauritskazerne (PMK). In totaal gaat het om een reductie van de personele exploitatielasten van ongeveer fl. 2,5 miljoen per jaar (25 functies). De relatief oude infrastructuur op de PMK leidt ook tot hogere kosten voor energie, onderhoud en schoonmaak dan op De Peel. Het gaat hierbij naar schatting om ongeveer fl. 1,5 miljoen per jaar. In totaal leiden de verhuizing van de desbetreffende landmachteenheden en - vervolgens - de afstoting van de PMK dus tot een jaarlijkse besparing op personele en overige exploitatiekosten van ongeveer fl. 4 miljoen. Aangezien bij een voortgezet verblijf op de PMK voor circa fl. 116 miljoen in infrastructuur moet worden geïnvesteerd, is er sprake van een korte terugverdienperiode na de verhuizing van de GLVD van de Koninklijke landmacht naar De Peel.

Vraag 33: Wordt door Defensie een nieuwe norm geïntroduceerd namelijk dat alle gelijksoortige eenheden (in dit geval luchtverdedigingseenheden) op dezelfde locatie moeten worden ondergebracht? Zo ja, waarop is die norm gebaseerd?

In de Defensienota 2000 is aangekondigd dat zo mogelijk gelijksoortige eenheden van verschillende krijgsmachtdelen ook op dezelfde locatie zullen worden ondergebracht. Doelstelling hiervan is zowel de operationele effectiviteit als de doelmatigheid te vergroten.

Vraag 35: Waarom wordt niet gekozen voor volledige integratie van de luchtverdedigingscomponent (samenvoeging van land- en luchtmachteenheden onder eenhoofdige leiding? Kunnen de voor- en nadelen van integratie van alle luchtverdedigingsmiddelen uiteen worden gezet?

Er wordt niet gekozen voor volledige integratie van de Nederlandse luchtverdedigingsmiddelen vanwege de verschillende inbedding van de GLVD-eenheden van de Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht. De GLVD van de Koninklijke landmacht is bedoeld voor de luchtverdediging van de manoeuvre-eenheden in brigadeverband en in het divisie- en legerkorpsachtergebied. De GLVD van de Koninklijke luchtmacht dient te zorgen voor de bescherming tegen een luchtdreiging van een locatie (vliegveld, haven of bevolkingscentrum) of een gebied. Een tweede reden is dat er nog geen systeem beschikbaar is om de GLVD-eenheden van beide krijgsmachtdelen samen en geïntegreerd met andere luchtverdedigingssystemen te kunnen laten samenwerken. Met de invoering van de commandovoeringsmiddelen van NESRADS kan dit laatste worden verwezenlijkt.

De voordelen van integratie liggen vooral op het vlak van operationele effectiviteit en doelmatigheid. Voorts is het denkbaar dat integratie leidt tot vergelijkbare loopbaanpatronen van het personeel en een eenvoudige overgang binnen de GLVD tussen beide krijgsmachtdelen.

Vraag 36: Wat zijn de zwaarwegende argumenten om aan het operationele principe, van het deel uitmaken en ondersteunen van brigades, voorbij te gaan? Op welke nieuwe doctrine, dan wel nieuw concept, is de onderbrenging van organieke brigade eenheden buiten brigadeverband en onder andere leiding gebaseerd?

De luchtverdedigingseenheden worden niet volledig "losgekoppeld" van de brigades. Het onderbrengen van de luchtverdedigingseenheden van de Koninklijke landmacht bij de KL luchtverdedigingsgroep leidt tot meer duidelijkheid bij de operationele inzet, een betere bewaking en aansturing van technische en tactische aspecten van luchtverdediging, een verbetering van de financiële bedrijfsvoering door het creëren van één resultaatverantwoordelijke eenheid voor alle luchtverdedigingseenheden van de Koninklijke landmacht en een betere aansturing van de personeelsdienst van de luchtverdedigingseenheden


---
Er wordt naar gestreefd om bij operaties en tijdens oefeningen dezelfde eenheden steeds bij dezelfde brigade in te zetten. Binnen de brigadestaven bevindt zich een liaisongroep luchtverdediging, die onder meer de binding tussen brigade en luchtverdedigingseenheid bewaakt.

Nieuws Ministerie van Defensie