Richtsnoeren boetetoemeting
met betrekking tot het opleggen van boetes ingevolge artikel 57 van de
Mededingingswet
1 Inleiding
1. Ingevolge de artikelen 56 juncto 57 van de Mededingingswet (Mw)
beschikt de directeur-generaal van de Nederlandse
mededingingsautoriteit (d-g NMa) over de bevoegdheid een boete op te
leggen bij overtreding van artikel 6, eerste lid, Mw (verboden
mededingingsbeperkende afspraken en gedragingen) en artikel 24, eerste
lid, Mw (misbruik van een economische machtspositie). De
bevoegdheid van de d-g NMa boetes op te leggen is een middel om
naleving van de Mededingingswet te bevorderen. Daartoe dient de d-g
NMa individuele overtredingen te onderzoeken en te bestraffen
(speciale preventie) en daarbij een beleid te voeren dat er op is
gericht te bevorderen dat ondernemingen de Mededingingswet naleven
(generale preventie).
2. Artikel 57, eerste lid, Mw stelt de boete op ten hoogste EUR
450.000 (voorheen NLG 1 miljoen) of, indien dat meer is, 10 % van de
totale jaaromzet van de onderneming dan wel, indien de overtreding
door een ondernemersvereniging is begaan, van de gezamenlijke omzet
van de daarvan deel uitmakende ondernemingen.
3. Ingevolge artikel 57, tweede lid, Mw houdt de d-g NMa bij de
vaststelling van de hoogte van de boete in ieder geval rekening met de
ernst en de duur van de overtreding.
4. Het NMa-beleid inzake boetetoemeting is in ontwikkeling. Met het
publiceren van de Richtsnoeren boetetoemeting (hierna: de
Richtsnoeren) beoogt de d-g NMa inzicht te verschaffen in de factoren
die bij het bepalen van de hoogte van boetes in aanmerking worden
genomen. Met het oog op de gewenste preventieve werking acht de d-g
NMa het van belang dit inzicht met name te verschaffen ten aanzien van
zeer ernstige overtredingen van de Mededingingswet. Op dit punt geven
de Richtsnoeren vergaande richting wat betreft de hoogte van de boete
die ondernemingen kunnen verwachten. De d-g NMa stelt zich ten doel
het beleid inzake boetetoemeting gaandeweg verder te verfijnen (zie §
7 hierna). Om recht te kunnen doen aan de specifieke omstandigheden
van het individuele geval, zal daarbij steeds sprake dienen te blijven
van een voldoende ruime discretionaire marge voor de d-g NMa. Wat
betreft de vaststelling van boetes kan er nimmer sprake zijn van
zuiver rekenkundige modellen.
5. De d-g NMa heeft gemeend ten aanzien van boetes voor overtreding
van de Mededingingswet niet zonder meer de richtsnoeren die de
Europese Commissie heeft opgesteld, tot uitgangspunt te kunnen
nemen. De Europese Commissie hanteert volgens bedoelde richtsnoeren
inbreukcategorieën waarvoor vervolgens vaste boetebedragen gelden. Een
nadeel van een systeem met vaste boetebedragen is dat kleine
ondernemingen relatief harder worden getroffen dan grotere (vaak
internationaal opererende) ondernemingen. Het boetebeleid van de d-g
NMa moet zowel toepasbaar zijn op (zeer) grote ondernemingen als op
het midden- en kleinbedrijf, zonder daarbij te ener zijde de beoogde
preventieve werking te missen en te anderer zijde onevenredige
resultaten te genereren.
2 Uitgangspunten
6. Het feit dat boetes zowel speciale als generale preventie ten doel
hebben, leidt ertoe dat boetes zodanig hoog dienen te zijn dat zij
overtreders van een volgende overtreding van een mededingingsregel
weerhouden (speciale preventie) alsmede potentiële overtreders
afschrikken (generale preventie)
7. Bij de boeteoplegging spelen de beginselen van behoorlijk bestuur
een belangrijke rol. Zo moet recht worden gedaan aan het
gelijkheidsbeginsel, op grond waarvan gelijke gevallen op een gelijke
wijze dienen te worden behandeld. De Richtsnoeren dragen daartoe
objectieve beoordelingsmaatstaven aan. Dit laat onverlet dat in elke
individuele situatie rekening wordt gehouden met de specifieke
relevante omstandigheden van het geval. Ingevolge artikel 3:4, tweede
lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) neemt de d-g NMa bij het
bepalen van de hoogte van de boete het evenredigheidsbeginsel in acht.
Op grond van deze bepaling mogen de voor één of meer belanghebbenden
nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig zijn in verhouding
tot de met het besluit te dienen doelen.
8. Opgelegde boetes moeten in een redelijke verhouding staan tot hun
beoogde werking in termen van preventie, tot de potentiële gevolgen
van de overtreding in termen van voordeel voor de overtreder en schade
aan de mededinging en tot boetes die aan andere ondernemingen worden
opgelegd die bij dezelfde overtreding zijn betrokken. Om deze redenen
wordt bij de bepaling van de hoogte van de boete in beginsel de
betrokken omzet in aanmerking genomen (zie § 4 hierna). Tevens wordt
rekening gehouden met het gewicht van de overtreder binnen de
nationale economie. Daartoe wordt bij de bepaling van de hoogte van de
boete ook de totale jaaromzet van de onderneming in Nederland in
aanmerking genomen.
3 Criteria
9. Bij de vaststelling van de boete houdt de d-g NMa rekening met de
ernst en duur van de overtreding. De duur van de overtreding komt tot
uitdrukking in de gekozen boetegrondslag (zie § 4 hierna). De ernst
van de overtreding wordt bepaald door de zwaarte van de overtreding te
bezien in samenhang met de economische context waarin deze heeft
plaatsgevonden.
10.De d-g NMa onderscheidt drie type overtredingen: zeer zware, zware
en minder zware overtredingen.
11.Als zeer zware overtredingen worden aangemerkt verstrekkende
horizontale beperkingen. Ook vormen van misbruik van machtspositie
door ondernemingen die (vrijwel) een monopoliepositie innemen, behoren
tot deze categorie. Voorbeelden van zeer zware overtredingen zijn:
· horizontale prijsafspraken;
· collectieve verticale prijsbinding;
· collectieve boycotacties;
· horizontale marktverdelingsafspraken en quotaregelingen (inclusief
afzetbeperkingen en verboden aanbestedingsafspraken bidrigging);
· vormen van misbruik van economische machtspositie die erop zijn
gericht een onderneming van een markt te dringen of te weren.
12.Als zware overtredingen worden met name aangemerkt (geheel of gedeeltelijk) horizontale regelingen die niet kunnen worden aangemerkt als een zeer zware overtreding. Ook vormen van misbruik van een economische machtspositie, zoals bijvoorbeeld discriminatie en koppelverkoop, die niet als een zeer zware overtreding kunnen worden gekwalificeerd worden aangemerkt als zware overtreding. Tenslotte worden ook verticale afspraken die rechtstreeks van invloed zijn op de prijs of afzetmogelijkheden, zoals individuele verticale prijsbinding en doorleveringsverboden, tot deze categorie gerekend.
13.Als minder zware overtredingen worden aangemerkt regelingen die de
mededinging in beperkte mate verstoren. In de regel zullen verticale
regelingen die niet zien op prijs of afzetmogelijkheden, worden
aangemerkt als minder zware overtredingen. Ook mededingingsbeperkende
brancheregelingen, die niet rechtstreeks zien op prijs en
afzetmogelijkheden, zullen in de regel als minder zware overtreding
worden aangemerkt.
14.Bij het bepalen van de ernst van de overtreding houdt de d-g NMa,
naast de zwaarte van de overtreding, rekening met de economische
context waarin de overtreding heeft plaatsgevonden. In dit verband
komt onder andere betekenis toe aan de aard van de betrokken producten
of diensten, de omvang van de markt, de grootte van de betrokken
onderneming(en) alsmede het (gezamenlijk) marktaandeel, de structuur
van de markt en aan de geldende regelgeving. De d-g NMa kent tevens
gewicht toe aan de (potentiële) schade die als gevolg van de
overtreding wordt toegebracht aan concurrenten, afnemers en
consumenten.
4 Boetegrondslag
15. De boete wordt gebaseerd op de betrokken omzet van de onderneming.
Onder betrokken omzet wordt verstaan de waarde van alle transacties,
die door de onderneming tijdens de totale duur van de overtreding is
behaald met de verkoop van goederen en/of levering van diensten waarop
de overtreding betrekking heeft. De d-g NMa kan van de betrokken omzet
een schatting maken, bijvoorbeeld, indien deze niet op basis van de
verstrekte informatie kan worden bepaald.
Voorbeeld
Drie ondernemingen A, B en C - hebben een prijsafspraak gemaakt met
betrekking tot het product X. Onderneming A genereert op jaarbasis EUR
30 mln. met de verkoop van X. Onderneming B produceert voor EUR 20
mln. per jaar en onderneming C behaalt met de verkoop van X op
jaarbasis EUR 10 mln. Indien de prijsafspraak tussen partijen
gedurende vier jaar heeft gegolden, resulteert dat voor A in een
betrokken omzet van EUR 120 mln., voor B in een betrokken omzet van
EUR 80 mln. en voor C in een betrokken omzet van EUR 40 mln. Het feit
dat de prijsafspraak niet (succesvol) is uitgevoerd ten aanzien van
(een deel van) de verkopen van X is bij bepaling van de omvang van de
betrokken omzet niet relevant.
16. De betrokken omzet kan niet in alle gevallen op basis van het
bepaalde in randnummer 15 worden vastgesteld. Dit kan zich onder meer
voordoen wanneer sprake is van een gedraging, gericht op bescherming
van een (dominante) marktpositie, die bestaat uit het niet-uitvoeren
van bepaalde transacties of een afwerings- of liquidatie-actie. In
bedoelde gevallen kan de omzet van de onderneming op de te beschermen
markt gedurende de periode van de overtreding, doch voor ten minste de
duur van een jaar, als betrokken omzet worden aangemerkt. In geval van
een verboden aanbestedingsafspraak (bidrigging) kan de d-g NMa voor
elke deelnemer afzonderlijk als betrokken omzet aanmerken de omzet die
op basis van het bod waartegen de opdracht is verleend, kan worden
gerealiseerd.
17. Indien de overtreding door een ondernemersvereniging is begaan,
wordt de betrokken omzet van de daarvan deeluitmakende ondernemingen
in aanmerking genomen.
18. De d-g NMa hanteert een boetegrondslag van 10% van de betrokken
omzet van de desbetreffende onderneming.
19. In afwijking van het hiervoor in randnummers 15 tot en met 18
bepaalde wordt de boete, rekening houdend met de ernst en duur van de
overtreding, gebaseerd op de totale jaaromzet van de onderneming in
Nederland in het jaar voorafgaand aan het opmaken van het rapport als
bedoeld in artikel 59 Mw, indien naar het oordeel van de d-g NMa ten
aanzien van de overtreding de betrokken omzet in de hiervoor bedoelde
zin niet kan worden bepaald.
5 Bepaling van de hoogte van de boete
20. Afhankelijk van de ernst van de overtreding als bedoeld in
randnummers 9 tot en met 14 wordt de boetegrondslag vermenigvuldigd
met een factor.
· Bij een minder zware overtreding wordt deze factor gesteld op een
waarde van ten hoogste 1;
· Bij een zware overtreding wordt deze factor gesteld op een waarde
van ten hoogste 2;.
· Bij een zeer zware overtreding wordt deze factor gesteld op een
waarde tussen 1,5 en 3.
Bij een zeer zware overtreding kan de boete derhalve nog afgezien van
boeteverhogende omstandigheden (zie hierna randnummer 27) en het
bepaalde in randnummer 23 oplopen tot 30% van de betrokken omzet.
21. De in randnummer 20 gehanteerde bandbreedten maken het mogelijk de boete te differentiëren naar gelang de ernst van de overtreding.
22. Gezien de economische context als bedoeld in randnummer 14, kan
het in een bepaalde geval geëigend zijn om een hogere rekenfactor toe
te kennen aan een gedraging die getypeerd wordt als een zware
overtreding, dan aan een gedraging welke getypeerd wordt als een zeer
zware overtreding. De in randnummer 20 gehanteerde bandbreedten laten
een dergelijke benadering toe.
23. Uit het oogpunt van de gewenste preventieve werking kan het
verkregen resultaat worden aangepast in verband met het gewicht van de
onderneming, uitgedrukt in de totale omzet van deze onderneming in
Nederland in het jaar voorafgaand aan het opmaken van het rapport als
bedoeld in artikel 59 Mw. Dit kan leiden tot een verveelvoudiging
van het resultaat, dat op basis van de betrokken omzet en de factor
vastgesteld op basis van het bepaalde in randnummers 21 en 22 wordt
bereikt.
24. In geval een boete wordt opgelegd aan een ondernemersvereniging
kan er uit een oogpunt van proportionaliteit aanleiding zijn voor een
bijstelling van de factor. Hiertoe kan aanleiding bestaan indien de
d-g NMa, naast de ondernemersvereniging, individuele leden beboet.
25. Indien een rapport meerdere overtredingen betreft, kan de d-g NMa in plaats van elke overtreding afzonderlijk te beboeten een boete opleggen voor het geheel van deze overtredingen.
26. Bij de vaststelling van de boete kan de d-g NMa boeteverhogende of
boeteverlagende omstandigheden in aanmerking nemen. De d-g NMa bepaalt
in redelijkheid de mate waarin de betrokken omstandigheid leidt tot
een verhoging of verlaging van de boete. De marge welke ingevolge de
in randnummer 20 gehanteerde bandbreedte geldt voor de op te leggen
boete, speelt hierbij niet langer een rol.
27. Boeteverhogende omstandigheden zijn onder meer:
· de omstandigheid dat een bevoegde autoriteit, waaronder de Europese
Commissie of een rechterlijke instantie, reeds eerder onherroepelijk
een vergelijkbare mededingingsrechtelijke overtreding door de
onderneming heeft vastgesteld;
· de omstandigheid dat de betrokken onderneming tot de overtreding
heeft aangezet of een leidinggevende rol heeft gespeeld bij de
uitvoering daarvan;
· de omstandigheid dat de betrokken onderneming gebruik heeft gemaakt
van, of heeft voorzien in, controle- of dwangmiddelen ter handhaving
van de verboden gedraging;
· de omstandigheid dat de betrokken onderneming het NMa-onderzoek
heeft belemmerd .
28. Onder meer de volgende omstandigheden kunnen resulteren in een
boeteverlaging:
· de omstandigheid dat de betrokken onderneming verdergaande
medewerking aan het onderzoek van de NMa heeft verleend dan waartoe
zij wettelijk was gehouden;
· de omstandigheid dat de onderneming de overtreding uit eigen
beweging heeft beëindigd. Hierbij komt meer gewicht toe aan het uit
eigen beweging beëindiging van de overtreding voordat het
NMa-onderzoek is begonnen dan nadat het NMa-onderzoek is gestart.
· de omstandigheid dat de betrokken onderneming uit eigen beweging
degene(n) aan wie door de overtreding schade is berokkend, schadeloos
heeft gesteld.
6 Vaststelling van de boete
29. De d-g NMa stelt de boete vast volgens deze Richtsnoeren en met
inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur en het wettelijk
maximum. De d-g NMa kan van de Richtsnoeren afwijken indien onverk0rte
toepassing ervan tot evidente onbillijkheid leidt.
30. In afwijking van het bovenstaande kan de d-g NMa, wanneer bijzondere omstandigheden van het geval hiertoe naar zijn oordeel aanleiding geven, een symbolische boete van EUR 1000 opleggen.
7 Aanpassing en herziening
31. Deze Richtsnoeren bevatten het NMa-beleid inzake de vaststelling
van boetes ingevolge artikel 57 van de Mededingingswet, zoals thans in
ontwikkeling. De d-g NMa behoudt zich uitdrukkelijk de mogelijkheid
voor daarin wijzigingen aan te brengen. Na toepassing van de
Richtsnoeren in een voldoende aantal zaken zullen de ervaringen
daarmee worden geëvalueerd. Zonodig zal aanpassing of herziening van
de Richtsnoeren plaatsvinden.
Deze richtsnoeren treden in werking met ingang van de dag na
publicatie ervan in de Nederlandse Staatscourant.
Den Haag, 19 december 2001
w.g. A.W. Kist
De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit
---
---
Deze Richtsnoeren hebben geen betrekking op de boetes die de d-g
NMa kan opleggen wegens overtreding van de bepalingen inzake
concentratietoezicht en medewerking. Voor het beleid dienaangaande
wordt verwezen naar Jaarverslag NMa/DTe, p. 52, 53.
Het gaat hierbij om de omzet van alle goederen en diensten die de
onderneming produceert of levert, ongeacht waar ter wereld die omzet
wordt gerealiseerd.
In deze Richtsnoeren wordt hierna onder onderneming mede begrepen
ondernemersvereniging.
De vraag of al dan niet een boete dient te worden opgelegd, valt
buiten het bereik van deze Richtsnoeren evenals vragen betreffende het
opleggen van een last onder dwangsom.
Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van
art. 15, lid 2, van Verordening nr. 17, respectievelijk art. 65, lid
5, EGKS-Verdrag worden opgelegd, PbEG 1998, C9/3.
Zie wat betreft de bepaling van de jaaromzet in Nederland hierna
voetnoot 7.
Bij de bepaling van de hoogte van de omzet in Nederland wordt in
beginsel uitgegaan van de jaarstukken over het boekjaar onmiddellijk
voorafgaande aan het jaar van beëindiging van de overtreding, of bij
overtredingen die ten tijde van de vaststelling van het rapport nog
voortduren van de meest recente jaarstukken die beschikbaar waren ten
tijde van het rapport. Voor wat betreft de geografische toerekening
van de omzet, volgt de d-g NMa de uitgangspunten zoals uiteengezet
door de Europese Commissie in haar Mededeling betreffende de
berekening van de omzet in de zin van Verordening (EEG) nr. 4064/89
van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op
concentraties van ondernemingen, Pb. 1998, nr. C 66, p. 25
Zo kan, bijvoorbeeld, ingeval van een zeer zware overtreding, de
boete mede als gevolg van boeteverzwarende omstandigheden uitkomen op
een bedrag dat (aanzienlijk) hoger is dan een bedrag gelijk aan 30%
van de betrokken omzet.
Het bepaalde laat de rechten van verdediging die een onderneming
toekomen, uiteraard onverlet.
De financiële positie van de onderneming speelt in beginsel geen
rol bij de vaststelling van de hoogte van de boete, met dien verstande
dat het opleggen van een boete niet het faillissement van een
levensvatbare onderneming waarschijnlijk mag maken (Kamerstukken II
1995/96, 24 707, nr. 3, p. 88)
Persbericht
terug
Aan de inhoud van deze pagina's kunt u geen rechten ontlenen.