OPTA

Aan Operators (mobiel)

Contactpersoon Ons kenmerk Uw kenmerk Doorkiesnummer ir. J.A. van Steenis OPTA/IBT/2001/203851 (070) 315 92 49 Datum Onderwerp Bijlage(n) aanmerkelijke macht op de markt voor vaste en 2 mobiele openbare telefoondiensten tezamen, resp. de markt voor mobiele telefoondiensten.

Geachte heer, mevrouw,

Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: het college) brengt u door middel van deze brief op de hoogte van de conclusies naar aanleiding van zijn onderzoeken naar aanmerkelijke marktmacht (hierna: AMM) op de nationale markt voor openbare vaste en mobiele telefoniediensten tezamen, en AMM op de nationale markt voor openbare mobiele telefoondiensten.

Ten aanzien van AMM op de nationale markt voor openbare mobiele telefoondiensten deelt het college u mede dat de aanwijzing van Libertel-Vodafone als partij met aanmerkelijke macht op deze markt wordt ingetrokken met ingang van 20 december 2001. Hiermee komen de aan de aanwijzing voor Libertel- Vodafone verbonden verplichtingen met ingang van die datum te vervallen. Het bovenstaande neemt niet weg dat afwijking van het non-discriminatie beginsel mogelijk in strijd is met het algemene mededingingsrecht en dat het college, indien daar aanleiding toe blijkt, de NMa hierbij zal betrekken.

Ten aanzien van van aanmerkelijke marktmacht op de markt van vaste en mobiele openbare telefoondienst tezamen (hierna: AMM V&M) merkt het college het volgende op. Het college heeft het afgelopen jaar met grote regelmaat signalen ontvangen over problemen die marktpartijen en consumenten ondervinden door het huidige niveau van de door de verschillende mobiele aanbieders gehanteerde tarieven voor het afwikkelen ofwel termineren van telefoonverkeer op hun mobiele netwerk (hierna: MTA tarieven).



Naar de mening van het college worden in Nederland aanmerkelijk hogere MTA tarieven gevraagd dan uit oogpunt van de bevordering van bestendige mededinging en de bescherming van de belangen van de consument wenselijk is. In het verleden heeft het college verschillende instrumenten (waaronder de aanwijzing van KPN Mobile en Libertel als AMM op de mobiele markt, alsmede het introduceren van tariefdifferentiatie voor vast-mobiel verkeer) ingezet om dit vraagstuk te adresseren. Dit heeft echter tot onvoldoende resultaat geleid. Het college acht nader ingrijpen ten aanzien van het niveau van de mobiele terminating tarieven noodzakelijk. Als mogelijk instrument hiertoe heeft het college dit jaar onderzoek verricht naar het bestaan van AMM V&M. Artikel 6.4, tweede lid van de Telecommunicatiewet (hierna: de Tw) bepaalt dat het college mobiele aanbieders aanwijst indien zij over AMM V&M beschikken. Mobiele aanbieders met AMM V&M zijn gehouden om transparante en kostengeoriënteerde terminating tarieven te hanteren.

Ten behoeve van dit onderzoek heeft het onderzoeksbureau EIM in opdracht van het college een analyse gemaakt van de in artikel 6.4, tweede lid, Tw gedefinieerde markt voor vaste en mobiele openbare telefoondienst tezamen. Daarvoor zijn marktpartijen verzocht kwantitatieve gegevens aan te leveren voor de bepaling van de aandelen van de mobiele aanbieders op de markt1. Voorts is daarbij de markt geconsulteerd over onder meer de effecten die het aanwijzen van een mobiele aanbieder tot partij met AMM V&M zou kunnen hebben op de ontwikkeling van de mededinging op de mobiele telecommunicatiemarkt.

De gegevens van de marktpartijen zijn door EIM verwerkt in een rapportage. De openbare versie van deze rapportage is in elektronische vorm beschikbaar op de website van OPTA (www.opta.nl) of op te vragen bij mevrouw B. Ruijg, afdeling Interconnectie en Bijzondere Toegang van OPTA (e-mailadres: B.Ruijg@opta.nl; postadres: Postbus 90420, 2509 LK Den Haag).

De vraag of een mobiele aanbieder beschikt over AMM V&M wordt beantwoord aan de hand van in eerste instantie het derde lid (marktaandeel groter dan 25 procent) en vervolgens aan de hand van het vierde lid (de `lid 4'- criteria) van artikel 6.4 Tw. Het marktonderzoek wijst uit dat van de mobiele aanbieders alleen KPN Mobile The Netherlands B.V. een marktaandeel tussen de 20 en 30 procent heeft. De `lid 4'- criteria van artikel 6.4 van de Tw leiden voorts tot de conclusie dat dit marktaandeel op zichzelf onvoldoende grond geeft om aan te nemen dat KPN Mobile beschikt over AMM V&M. Meer specifiek is KPN Mobile niet meer dan andere mobiele aanbieders in staat om de voorwaarden op de markt voor vaste en mobiele openbare telefoondienst tezamen zelfstandig te beïnvloeden, de middelen van toegang tot de eindgebruikers op deze markt te beheersen, noch heeft zij een aanmerkelijk betere toegang tot financiële middelen. Voorts is haar ervaring met het verstrekken van producten en diensten op de markt niet van een dusdanige omvang dat dit een aanwijzing als partij met AMM V&M rechtvaardigt.

Op basis van de uitkomsten van het marktonderzoek komt het college tot de conclusie dat thans geen mobiele aanbieder beschikt over aanmerkelijke marktmacht op de in artikel 6.4, tweede lid, van de Tw gedefinieerde markt en in aanmerking komt om aangewezen te worden als partij met AMM V&M. Toekomstige marktontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld een verhoging van het terminating tarief van een mobiele aanbieder of concentratiebewegingen in de markt, kunnen evenwel aanleiding geven om deze conclusie te herzien.


1 Onder artikel 6.4, lid 3 van de Tw wordt gesteld dat partijen met een marktaandeel groter dan vijfentwintig procent aangewezen worden als AMM ­partij op de relevante markt.



Uit het oogpunt van de bevordering van bestendige mededinging en de bescherming van de belangen van de consument acht het college het noodzakelijk regulerend in te grijpen ten aanzien van de MTA tarieven. Het uitgangspunt van het college is hierbij het opstellen van een beoordelingskader ten aanzien van de redelijkheid van deze tarieven. Om tot een dergelijk kader te komen stelt het college beleidsregels op en initieert hij deze maand een marktconsultatie waarin belanghebbenden hun zienswijze kunnen geven over de wijze van regulering die het college voorstaat. Voor meer informatie over de voorgestane wijze van regulering en de marktconsultatie wordt verwezen naar het consultatiedocument `De regulering van mobiele terminating tarieven' van 19 december 2001, OPTA/IBT/2001/203784.

Ervan uitgaande u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben,

Hoogachtend,

HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT, namens het college,

W.G.

prof.dr. J.C. Arnbak, voorzitter