De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
TRCJZ/2001/17739
datum
20-12-2001
onderwerp
Motie-Van der Vlies/Meijer
doorkiesnummer
bijlagen
Geachte voorzitter,
Naar aanleiding van bovenvermelde brief inzake de uitvoering van de motie-Van der Vlies / Meijer (TK 27 835 en 27 836, nr. 15) bericht ik u, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, als volgt.
datum
20-12-2001
kenmerk
TRCJZ/2001/17739
bijlage
De voorgestelde Wet ammoniak en veehouderij (WAV), die thans ter
behandeling bij de Eerste Kamer voorligt, geeft het toetsingskader
voor de verlening van vergunningen op basis van de Wet milieubeheer,
voorzover het betreft het aspect ammoniak. Deze toetsing is in
hoofdzaak gebaseerd op het in het wetsvoorstel neergelegde
zoneringsbeleid.
Zoals bij de behandeling van het wetsvoorstel-WAV al is aangegeven, is
naast het algemene zoneringsbeleid een aanvullende toetsing op basis
van Europese richtlijnen in een aantal gevallen onvermijdelijk. In het
wetsvoorstel-WAV zelf is in dat verband aandacht besteed aan de
toetsing in het kader van de Richtlijn nr. 96/61 van de Raad van de
Europese Unie van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en
bestrijding van verontreiniging (de 'IPPC-richtlijn') en de Richtlijn
nr. 85/337/EEG van de Raad van de Europese Unie van 27 juni 1985
betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en
particuliere projecten (de 'MER-richtlijn').
Daarnaast is ook van belang, zoals van de zijde van de regering is
aangegeven, de wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998, waarin de
Richtlijn nr. 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van
21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de
wilde flora en fauna (de 'Habitatrichtlijn') zal worden
geïmplementeerd.
Overigens is van een aanvullende toetsing ten opzichte van de WAV uit
hoofde van de Habitatrichtlijn uitsluitend sprake voorzover het
betreft de vestiging of uitbreiding van bedrijven die zijn gelegen in
de nabijheid van een overeenkomstig die richtlijn te beschermen
gebied.
Met de indieners van de motie zijn wij van mening dat stapeling van
regelgeving moet worden voorkomen. Ook zou het naar ons oordeel
onwenselijk zijn als een bedrijf de op basis van de Wet milieubeheer
vereiste vergunning voor vestiging of uitbreiding zou kunnen
verkrijgen, terwijl voor datzelfde bedrijf een vergunning uit hoofde
van de Natuurbeschermingswet zou moeten worden geweigerd.
De wijziging van de Natuurbeschermingswet is dan ook zodanig
vormgegeven, dat voorzover op basis van de Habitatrichtlijn toetsing
van de gevolgen van de ammoniakemissie van een bedrijf dient plaats te
vinden, deze toetsing uitdrukkelijk onderdeel uitmaakt van de
procedure tot verlening van de milieuvergunning; een afzonderlijke
vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 zal dan niet
meer vereist zijn. Met deze volledige procedurele integratie wordt
niet alleen voorkomen dat meerdere vergunningen noodzakelijk zijn,
maar ook dat een vergunning in het kader van de ene wet zou kunnen
worden verleend, terwijl tegelijkertijd op basis van de andere wet een
vergunning moet worden geweigerd.
Daarnaast zullen wij de afstemming tussen de Wet ammoniak en
veehouderij en de verklaring van geen bezwaar die bij het verlenen van
een milieuvergunning is vereist op grond van artikel 8:39a van de Wet
milieubeheer ten behoeve van beschermde natuurmonumenten nader bezien.
Gelet op het - behoudens aanvullende toetsing op basis van de
meergenoemde richtlijnen - exclusieve toetsingskader dat de Wet
ammoniak en veehouderij biedt terzake van ammoniakemissie, zou een
verklaring van geen bezwaar niet mogen worden geweigerd om redenen van
ammoniakemissie.
Bovendien zijn de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer en ondergetekende voornemens de aanvullende toetsen die
op basis van de Europese richtlijnen moeten plaatsvinden, inhoudelijk
uit te werken tot één integraal toetsingskader in de vorm van een
leidraad of handreiking die door de gemeenten kan worden gehanteerd
bij de vergunningverlening. Dit uiteraard binnen de grenzen die
genoemde richtlijnen stellen. Concreet gaat het daarbij om de
invulling van het beoordelingscriterium van artikel 6, derde lid, van
de Habitatrichtlijn ('geen aantasting van de natuurlijke kenmerken van
het betrokken gebied') enerzijds en van artikel 3, sub b, van de
IPPC-richtlijn ('geen belangrijke verontreiniging') anderzijds,
evenals de rol van de milieu-effectrapportage daarbij. Wanneer het
gaat om een beoordeling van de gevolgen van de ammoniakemissie van een
bedrijf voor een in de nabijheid gelegen natuurgebied, achten wij
inhoudelijke integratie van de aanvullende toetsen zeer wel mogelijk.
Met het bovenstaande geeft de regering volledig uitvoering aan de
motie.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
mr. L.J. Brinkhorst
---