Dienst uitvoering en toezicht Energie
BESLUIT
Nummer: 100695/1
Betreft: Besluit tot het vaststellen van de terugleververgoeding voor het eerste kwartaal van 2002
Besluit van de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie tot vaststelling van de vergoedingen als bedoeld in artikel 70 van de Elektriciteitswet 1998.
INLEIDING
1. Op 23 december 1999 heeft de Minister van Economische Zaken (hierna te noemen: de Minister)
bij besluit, kenmerk E/EE/AE/99083485, de aftrek van de gemiddelde toegevoegde waarde van de
diensten met betrekking tot de levering van elektriciteit door alle vergunninghouders, de
zogenaamde factor Yt als bedoeld in artikel 71 van de Elektriciteitswet 1998 (hierna te noemen: de
wet), op 6,24 vastgesteld. De factor Yt is daarbij voor onbepaalde tijd vastgesteld.
2. Op 20 december 2001 heeft de directeur van de Dienst uitvoering en toezicht Energie (hierna te
noemen: de directeur DTe), namens de Minister, op basis van artikel 58 van wet de besluiten
genomen, houdende het vaststellen van de leveringstarieven voor de beschermde afnemers voor
het eerste kwartaal van het jaar 2002.
3. Bij besluit van 14 december 2000, kenmerk WJZ 00079177, heeft de Minister een aantal besluiten
aan de directeur DTe gemandateerd. Op grond van dit besluit is de directeur DTe gemachtigd
namens de Minister van Economische Zaken de vergoeding als bedoeld in artikel 70 van de wet
vast te stellen. Daar waarin dit besluit dan ook gesproken wordt van de directeur DTe treedt deze
op namens de Minister.
4. Aangezien het van belang is de terugleververgoeding voor het eerste kwartaal 2002 zo spoedig
mogelijk vast te stellen, heeft de directeur DTe er vanaf gezien de in het algemeen gevolgde
openbare voorbereidingsprocedure, bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht
van toepassing te verklaren.
WETTELIJKE CONTEXT
1
5. De vergunninghouder is op grond van artikel 69 van de wet verplicht om een aanbod tot het
leveren van elektriciteit te aanvaarden, indien een beschermde afnemer dit aanbod doet en deze
afnemer elektriciteit opwekt met een warmtekrachtinstallatie, een waterkrachtcentrale of een
installatie waarin biomassa zonder bijstook of bijmenging van kunststoffen thermisch worden
verwerkt onder omzetting in elektriciteit en een dergelijke installatie of centrale een vermogen
heeft van ten hoogste 3x80 A, dan wel door middel van windenergie of zonne-energie en mits die
installatie een vermogen heeft van ten hoogste 600 kW.
6. Ieder vergunninghouder moet op grond van artikel 70 van de wet jaarlijks vóór 1 oktober en gelet
op artikel 71 van de wet een voorstel aan de Minister toezenden met betrekking tot de vergoeding
die deze vergunninghouder verschuldigd is voor het leveren van elektriciteit, opgewekt op een
wijze als bedoeld in artikel 69 van de wet.
7. Artikel 71 bepaalt, dat de vergoeding, bedoeld in artikel 70 van de wet, wordt vastgesteld met
inachtneming van:
a. het betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functioneren van
de elektriciteitsvoorziening en
b. de formule Vt = Pt (Yt/100)Pt, waarbij:
Vt = de vergoeding die zal gelden in de periode t,
Pt = het tarief voor de levering van elektriciteit aan huishoudens, vastgesteld op grond van
artikel 58, dat zal gelden in de periode t en
Yt = de door de Minister vastgestelde aftrek van de gemiddelde toegevoegde waarde van de
diensten met betrekking tot de levering van elektriciteit door alle vergunninghouders, die
zal gelden in de periode t.
8. Het vierde lid van artikel 71 bepaalt, dat de Minister de vergoeding uit eigener beweging vaststelt
indien een voorstel als bedoeld in artikel 70 niet tijdig aan hem is gezonden. Deze vaststelling
geschiedt met inachtneming van het eerste en tweede lid van artikel 71.
9. De vergoeding, bedoeld in artikel 71 van de wet, dient op grond van het eerdergenoemde
mandaatbesluit door de directeur DTe namens de Minister vastgesteld te worden.
2
BEOORDELING
10. De directeur DTe heeft, namens de Minister, op 20 december 2001 voor elke vergunninghouder
leveringstarieven voor beschermde afnemers voor het eerste kwartaal van het jaar 2002, meer in
het bijzonder het (dubbel)tarief voor de levering van elektriciteit aan huishoudens dat het
uitgangspunt vormt voor de vergoeding als bedoeld in artikel 70 van de wet, vastgesteld.
11. De directeur DTe heeft geconstateerd dat slechts enkele vergunninghouders een voorstel als
bedoeld in artikel 70 hebben ingediend met betrekking tot de terugleververgoeding die zij
voornemens zijn te hanteren voor het eerste kwartaal 2002.
12. De directeur constateert dat de factor Yt door de Minister op 6,24 is vastgesteld en sindsdien niet
meer is gewijzigd.
13. De directeur DTe is van oordeel dat nu alle factoren van de formule als bedoeld in artikel 71,
eerste lid, onder b, van de wet bekend zijn, hij de vergoeding als bedoeld in artikel 70 van de wet
voor elke vergunninghouder kan vaststellen.
14. De directeur is van oordeel dat, voor die vergunninghouders die geen voorstellen hebben
ingediend als bedoeld in artikel 70 van de wet, de Minister op grond van artikel 71, vierde lid, uit
eigen beweging deze vergoedingen kan vaststellen met inachtneming van het gestelde in het
eerste en tweede lid van artikel 71 van de wet.
15. De directeur is, gezien de wetsystematiek, voorts van oordeel, dat de vergoedingen als bedoeld in
artikel 70 van de wet gekoppeld dienen te blijven aan de leveringstarieven, die met ingang van 1
januari 2002 in werking zullen treden en die gelden tot 1 april 2002.
16. De directeur DTe is daarom van oordeel dat hij de vergoedingen als bedoeld in artikel 70 van de
wet moet laten gelden voor het vierde kwartaal van het jaar 2001. De vergunninghouders en
andere betrokkenen waren op de hoogte of konden op de hoogte zijn van alle relevante factoren,
genoemd in artikel 71, eerste lid, onder b, van de wet alsmede van de in de wet neergelegde
systematiek.
3
BESLUIT
17. De directeur DTe stelt de vergoedingen, bedoeld in artikel 70 van de wet, voor het eerste kwartaal
van het jaar 2002 vast conform de bij deze beschikking gevoegde bijlage 1 bedragen in
EUR/kWh).
18. Dit besluit, waarvan mededeling zal worden gedaan in de Staatscourant en zal worden
gepubliceerd op de website van DTe, treedt in werking met ingang van de dag na zijn
bekendmaking.
Datum: 20 december 2001
De Minister van Economische Zaken,
voor deze:
W.g.
drs. J.J. de Jong
directeur Dienst uitvoering en toezicht Energie
Tegen dit besluit kan degene, wiens belang daarbij rechtstreeks is betrokken, binnen zes weken na de dag
van bekendmaking een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Juridische Dienst van de Nederlandse
Mededingingsautoriteit, Postbus 16326, 2500 BH, Den Haag.
4