909 zorgen; een onderzoek naar de doelmatigheid van ondertoezichtstelling
N.W. Slot, A. Theunissen, F.J. Esmeijer, Y. Duivenvoorden
Vrije Universiteit Amsterdam, Faculteit der Psychologie en Pedagogiek,
afdeling Orthopedagogiek
Bestellingen: Vrije Universiteit Amsterdam
Kenmerk: EWB 99.139A
samenvatting
In dit onderzoek is aan de hand van literatuuronderzoek een
vier-stappen model ontwikkeld op basis waarvan binnen de OTS (met name
door de gezinsvoogden) gewerkt kan worden met pedagogische doelen en
criteria.
Voor het bepalen van het effect van de OTS dient een verdergaand
onderzoek te worden verricht dan in het gegeven tijdsbestek mogelijk
was. Daarom is in dit onderzoek uitgegaan van het begrip
doelmatigheid. Doelmatigheid wordt in dit onderzoek omschreven als het
planmatig invullen van de uitvoering van de OTS.
Om de doelmatigheid te bepalen is ervoor gekozen om van zorgpunten te
formuleren met betrekking tot het kind zelf, het opvoedingsklimaat en
de wijdere omgeving.
Toe- en afname van zorgpunten levert informatie op over de
doelmatigheid van de OTS.
De zorgpunten, het gebruik van doelstellingen en de inzet van
hulpverleningsmiddelen zijn vervolgens onderzocht in een
dossieronderzoek. Tenslotte zijn enquêtes gehouden onder
kinderrechters en medewerkers van de Raden voor de Kinderbescherming
en zijn gezinsvoogden, ouders en kinderen geïnterviewd.
De belangrijkste conclusies die uit het dossieronderzoek naar voren
komen zijn: dat de OTS voor de meeste kinderen iets positiefs
oplevert. Hoewel in algemene zin het resultaat beperkt lijkt, blijkt
in 61% van de dossiers sprake van stabilisering of verbetering over
een periode van twee jaar.
Verbeteringen lijken met name samen te hangen met een actieve inzet
van de hulpverlening.
De betrokkenen vinden de OTS een bruikbaar kader. De kanttekening die
uit de interviews naar voren komt is dat rechten van pleegouders
onvoldoende zijn gewaarborgd.
Uit de dossiers komt naar voren dat aan de uitvoering van de OTS nog
veel kan worden verbeterd. Van de door de gezinsvoogd noodzakelijk
geachte hulp komt in ruim een derde van de gevallen niet van de grond
als gevolg van wachtlijstproblematiek of meningsverschillen tussen de
gezinsvoogd en het bureau Jeugdzorg over de indicatie.
De gezinsvoogdij-instelling kan onvoldoende invulling geven aan haar
gezag. De contacttijd tussen de gezinsvoogd en het gezin is te kort.
Verder is de wachttijd voor een OTS te lang.
Door de onderzoekers wordt aanbevolen meer doel- en kindgericht te
werken. Dit kan onder meer bereikt worden door de professionaliteit
van de gezinsvoogden te vegroten onder meer door bijscholing op het
terrein van de wetgeving en vaardighedentrainingen voor het omgaan met
agressieve ouders. Verder zou sneller met de OTS gestart moeten
worden, zou de hoeveelheid contacten tussen gezinsvoogd en gezin
moeten worden vergroot en de inzet van hulpverlening verbeterd.
.
WODC- informatiedesk / e-mail: wodc-informatiedesk@best-dep.minjus.nl
Redacteur: Hans van Netburg
Laatst gewijzigd: 21-12-2001