Centrale Raad van Beroep Utrecht
Geen gezamenlijke huishouding. Woonruimten in gebouwencomplex worden
niet als één woning gezien.
Bron: Centrale Raad van Beroep Utrecht
Datum actualiteit: 21-12-2001
Appellanten bewonen ieder een aparte woonruimte in een barak van een
gebouwencomplex, alwaar zij ook hun werkruimten hebben. Geen
gezamenlijke huishouding. De woonruimten van appellanten voldoen aan
de voorwaarden om als een zelfstandige woning als bedoeld in de Abw te
kunnen worden aangemerkt. De gezamenlijke telefoonaansluiting in de
barak betreft geen wezenlijke woonfunctie en de omstandigheid dat
sprake is van gemeenschappelijke nutsvoorzieningen is niet
doorslaggevend. Ook de aanwezigheid van verbindingsdeuren tussen beide
wooneenheden vormt onvoldoende grondslag voor de conclusie dat de
woonruimten als één woning moeten worden gezien. Voorts onvoldoende
aannemelijk geworden dat appellanten een zodanig gebruik van hun
woningen maakten dat zij de facto samenwoonden.
Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AD7128
(Zie het originele bericht)