Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

Virus steelt beginnetje van gastheer
3 december 2001
Wageningse onderzoekers hebben in een project van NWO het virus onderzocht dat bronskleurige vlekken veroorzaakt op tomaten. Het virus blijkt delen van het erfelijk materiaal van de gastheer weg te grissen en deze in te zetten voor eigen gebruik.

Virussen kunnen, zeer listig, hun gastheer laten opdraaien voor de kosten van de voortplanting. Het tomatenbronsvlekkenvirus, TSWV, maakt het echter wel heel bont. Het maakt niet eens meer al het eigen erfelijk materiaal zoals andere virussen dat doen. Het virus blijkt beginnetjes te stelen van het RNA van de gastheer en deze te koppelen aan het eigen materiaal. Na koppeling leest de gastheer het virus-RNA en maakt hij viruseiwitten die uiteindelijk voor nieuwe virussen zorgen.

Wageningse virologen onderzochten hoe het tomatenvirus erfelijk materiaal steelt. In wetenschappelijke taal cap snatching genoemd. De virologen gebruikten een zelf ontwikkelde en bewezen truc om het virus in een natuurlijke omgeving gecontroleerd te onderzoeken. Ze infecteerden tabaksplanten, familie van tomatenplanten, met een cocktail van tomatenvirus en alfalfa-mozaïekvirus (AMV).

Grof gezegd is de tabaksplant dan gastheer van het alfalfavirus en dient het alfalfavirus op zijn beurt als gastheer voor het tomatenvirus. Het elegante van deze truc is dat het alfalfavirus is te manipuleren zonder dat hoofdgastheer tabaksplant veel extra hinder ondervindt. Zo kunnen de onderzoekers testen uitvoeren onder vrijwel gelijkblijvende omstandigheden.

Na zeven dagen analyseerden de onderzoekers de zieke planten. Het erfelijk materiaal van het tomatenvirus bleek aan het begin korte stukjes te hebben gepikt van het alfalfavirus. De lengte van de stukjes bedraagt 11 tot 21 basen, de bouwstenen van erfelijk materiaal.

In een ander experiment muteerden de virologen de gastheer (het alfalfavirus). Het bleek dat het tomatenvirus alleen steelt als het alfalfa-RNA op minstens één plek een basenpaar vormt met het RNA van het tomatenvirus. Het basenparende residu moest zich tussen 12 en 21 residuen van het begin bevinden. Positie 16 bleek het meest succesvol.

Nu meer bekend is over het RNA van het virus willen de onderzoekers de virale eiwitten gaan onderzoeken die betrokken zijn de aanmaak van nieuw virus.

Nadere informatie bij

* drs. Danny Duijsings (WU, Laboratorium voor Virologie, inmiddels werkzaam bij de Universiteit Utrecht, Hoofdafdeling Biochemie, Celbiologie en Histologie)
* tel. 030 253 4342 (werk), 06 249 00 251 (privé)
* fax. 030 253 5862

* e-mail danny.duijsings@vet.uu.nl Promotie 21 december, promotor prof. dr. R.W. Goldbach