Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=424592


---

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Sub-Sahara Afrika Afdeling Westelijk Afrika Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 21 december 2001 Auteur H.C.A. von Frijtag Drabbe Kenmerk 930 Telefoon +31 70 348 6229
Blad /15 Fax +31 70 348 6607
Bijlage(n) 1 E-mail huub.drabbe@minbuza.nl
Betreft Verslag werkbezoek aan Ghana
C.c.
Zeer geachte Voorzitter,

Hierbij heb ik het genoegen u het verslag van mijn werkbezoek aan Ghana aan te bieden dat plaats vond van 22 tot en met 26 november 2001.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking

Eveline Herfkens

Verslag werkbezoek Minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan Ghana

Inleiding

Van 22 tot en met 26 november bracht ik een werkbezoek aan Ghana. Dit bezoek stond in het kader van mijn reguliere werkbezoeken aan de landen waarmee Nederland een structurele bilaterale ontwikkelingsrelatie onderhoudt. De reis naar Ghana had als primair doel mijzelf op de hoogte te stellen van de effectiviteit van het ontwikkelingssamenwerkingsprogramma in Ghana en in tweede instantie wilde ik ter plekke een aantal actuele ontwikkelingsrelevante thema's bespreken met Ghanese gesprekspartners. De belangrijkste onderwerpen die tijdens het bezoek aan de orde zijn gekomen waren dan ook de vorderingen van het bilaterale ontwikkelingsprogramma in Ghana (in de sectoren gezondheidszorg en milieu), de uitbreiding van het ontwikkelingsprogramma met een derde sector, effectiviteit van de hulp, donorcoördinatie, coherentie en de rol van technische assistentie in de gezondheidszorg. Ook is aandacht besteed aan het thema 'maatschappelijk verantwoord ondernemen' en de rol van zowel het Ghanees als internationaal bedrijfsleven hierin. In de volgende alinea treft u een meer gedetailleerde beschrijving aan van mijn gesprekken en werkbezoeken.

Het bezoek verliep in ontspannen en constructieve sfeer. De bilaterale banden met Ghana zijn aangehaald en de Nederlandse betrokkenheid bij de positieve ontwikkelingen in Ghana is bevestigd.

Gesprek met het Government Economic Team

Het gesprek met het Government Economic Team stond in het kader van algemene besprekingen over de macro-economische ontwikkelingen in Ghana, de steun van donoren aan de Ghanese armoedebestrijdingsstrategie en gedachtewisselingen over een nieuwe vorm van partnership tussen donoren en Afrikaanse landen. Specifieke punten waarover wij spraken waren de verwachte externe schokken die de Ghanese economie zal ondergaan als gevolg van de mondiale economische teruggang na 11 september, de uitbreiding van het bilaterale ontwikkelingsamenwerkingsprogramma in Ghana met een derde sector en de thema's donorcoördinatie en coherentie.

Het gesprek werd voorgezeten door de Senior Minister en Chairman van het Government Economic Team, dhr. Joseph Mensah. Daarnaast waren o.a. aanwezig dhr. Hackman Owusu-Agyemang (Minister of Foreign Affairs), dhr. Yaw Osafo-Maafo (Minister of Finance), Dr. Kwesi Nduom (Minister of Economic Planning and Regional Integration), prof. Christopher Ameyaw-Akumfi (Minister of Education), mevr. Gladys Asmah (Minister of Women Affairs), prof. Kasim Kasanga (Minister of Lands & Forestry), majoor Courage Quashigah (Minister of Agriculture), dhr. Kwadwo Baah-Wiredu (Minister of Local Government and Rural Development), de plaatsvervangende Minister of Trade and Industry, en een aantal hooggeplaatste ambtenaren van de bovengenoemde ministeries.

Volgens prognoses zal Sub-Sahara Afrika veel last krijgen van de mondiale economische teruggang na de gebeurtenissen van 11 september (w.o. uitgestelde exportcontracten van grondstoffen voor productieprocessen in de geïndustrialiseerde landen en fluctuerende prijzen van belangrijke exportproducten zoals cacao en goud). Een concreet voorbeeld hiervan in Ghana is de houtexport; een zeer lucratieve handel en belangrijke inkomstenbron. Een groot deel van de houtexportcontracten naar de Verenigde Staten is na 11 september geannuleerd, waardoor een belangrijke deviezenstroom wegvalt. Zeker tijdens een restrictief begrotingsbeleid van de Ghanese regering in lijn met de voorwaarden voor schuldenkwijtschelding behorend bij het HIPC-initiatief (Heavily Indebted Poor Countries), komen dergelijke externe economische schokken hard aan voor de Ghanese bevolking. Deze omstandigheden, gekoppeld aan het onvoldoende herstel van de ruilvoet in 2001, hebben er mede toe geleid dat er een negatieve financing gap is ontstaan waardoor de sociaal-economische opbouw in Ghana dreigt te worden gefrustreerd. Ik heb EUR 25 mln. aan betalingsbalanssteun toegezegd aan de Ghanese regering om dit helpen te voorkomen.

Gesprekken over de uitbreiding van het ontwikkelingssamenwerkingsprogramma waren zeer constructief, aangezien ik persoonlijk mijn beleid ten aanzien van sectorkeuze nog eens kon toelichten en met de diverse ministers van gedachten kon wisselen over het consultatieproces voorafgaand aan een dergelijke keuze. Sectoren die ter sprake kwamen waren onderwijs, landbouw en de private sector. Nadrukkelijk heb ik gesteld dat de sector binnen de prioriteitstelling moet passen van de Ghanese regering zoals opgenomen in het Poverty Reduction Strategy Paper (PRSP) en dus een Ghanese keuze zal zijn. Het gereedkomen van de armoedebestrijdingsstrategie (in Ghana bekend als de Ghana Poverty Reduction Strategy, GPRS) is als gevolg van nadere consultaties met het maatschappelijk middenveld uitgesteld naar eind december. Naar verwachting zal de selectie van een derde sector dan ook in de loop van 2002 plaatsvinden.

Tijdens de gesprekken over de keuze van een derde sector heb ik tevens aandacht gevraagd voor het belang van donorcoördinatie. Donoren behoren hun ontwikkelingsprogramma's in te passen in de prioriteitstelling van de Ghanese regering. Alleen dan kan er sprake zijn van werkelijke 'ownership' van Ghanese zijde. Ik heb dan ook mijn hoop geuit dat mijn Ghanese collega's vasthouden aan de prioriteiten die gesteld zijn in de GPRS en een grotere rol opeisen in de coördinatie van de buitenlandse steun.

Tijdens de discussie over effectieve armoedebestrijding kwam ook de rol van de Ghanese overheid ter sprake in het zorgdragen voor een coherent binnenlands beleid gericht op armoedebestrijding. Concreet voorbeeld dat ik aanhaalde was de hoge verkoopprijs van geïmpregneerde klamboes op de Ghanese markt. Door de hoge importtarieven is de verkoopprijs van de klamboes een veelvoud van de werkelijke kostprijs. Een relatief eenvoudige bestrijdingstechniek tegen malaria (een belangrijke doodsoorzaak in Ghana) is hierdoor niet toegankelijk voor een groot deel van de Ghanese bevolking. Een dergelijk beleid is niet consistent met de grote inspanning van het Ministry of Health ter voorkoming van infectieziektes zoals malaria. Mijn Ghanese collega-minister van Financiën heeft mij beloofd dat hij dit op zal nemen en hier iets aan zal doen.

Verder is er gesproken over het belang van een coherent Europees beleid ten aanzien van de economieën in Sub-Sahara Afrika. Er is gesproken over marktverstorende factoren voor de Ghanese economie, zoals de invoer van door de EU gesubsidieerde producten, restricties op de toegang van Ghanese producten tot de EU-markt en hoge levensmiddelenstandaarden in Europa die een obstakel vormen voor de huidige Ghanese voedselexport.

Er is ook nadrukkelijk stilgestaan bij het veranderend beleid van Afrikaanse landen ten opzichte van de rest van de wereld (m.n. de relatie tussen donoren en hulpontvangende landen). Voortbouwend op de discussies tijdens de Tweede Big Table conferentie te Amsterdam, waar Ghana actief participeerde, hebben wij het vormen van nieuwe partnerships tussen noord en zuid uitvoerig besproken; nieuwe partnerships, op gelijkwaardige basis, waaraan de ontwikkeling van Afrika door Afrikanen zelf ten grondslag ligt. Deze vorm van samenwerking, zoals ook het New Partnership for African Development (NEPAD) verkondigt, zou moeten leiden tot een sterkere opstelling van hulpontvangende landen tegenover de veelheid van donoren die actief is in Afrika. Donoren zullen zich aan moeten sluiten bij de armoedebestrijdingsstrategieën van de hulpontvangende landen zoals die door deze landen zelf opgesteld zijn, en hun steun complementair onder één paraplu aanbieden aan de ontvangende overheid. Het ontvangende land is dan veel beter in staat deze buitenlandse steun te coördineren en in te zetten waar zij het prioritair acht. De besparing van een dergelijke opstelling van donoren voor de ontvangende landen in termen van eenduidige donorprocedures en accountability-regels zijn enorm. Een hulpontvangend land is zo in staat veel doelmatiger en effectiever met haar menskracht en middelen om te gaan. Menskracht en middelen die deze landen veel beter kunnen benutten voor hun eigen nationale inspanningen op het gebied van armoedebestrijding.

Bezoek aan Makola Market in Accra

Na afloop van mijn gesprek met het Government Economic Team, ben ik naar Makola Market gegaan, alwaar ik met eigen ogen de marktverstorende werking van de invoer van een reeks producten uit de EU kon aanschouwen. Ik heb hier uitleg gekregen van de lokale verkopers en onder begeleiding van de marktmeester zijn mij een paar concrete voorbeelden getoond. Eén zichtbaar voorbeeld was de enorme hoeveelheid tomatenpuree die uit Europa ingevoerd wordt. De blikjes tomatenpuree uit Italië worden met EU steun geproduceerd en in groten getale naar West Afrika verscheept. De lokale tomatenteelt kan niet op tegen deze goedkope puree. Het aanhouden van deze stroom Europese tomatenpuree hindert ook de revitalisatie van stilliggende tomatenpureefabriekjes in Ghana. Alhoewel ik erken dat deze 'dumping-aangelegenheden' altijd erg gecompliceerd zijn en er een aantal belangrijke kantekeningen geplaatst kan worden (waaronder de levensvatbaarheid van de Ghanese fabriekjes indien de EU af zou zien van verwerkingssteun, de binnenlandse factoren van de tomatenteelt en marktomstandigheden), illustreert dit voorbeeld wel de noodzaak van landbouwhervormingen binnen de EU, die ontwikkelingslanden eerlijker kansen op de eigen markt (en op de Europese) geven.

Werklunch met Minister of Environment & Science en Minister of Lands & Forestry

Naast bovengenoemde ministers waren ook de Director General van het Ministry of Environment & Science, de directeur van het Environmental Protection Agency (EPA) en de directeur van de Forestry Commission aanwezig. Tijdens deze werklunch hebben wij een aantal belangrijke knelpunten in het milieuprogramma van Ghana besproken en is over de Nederlandse bijdrage aan het milieubeleidsplan van gedachte gewisseld. Een belangrijk vraagstuk met betrekking tot de effectiviteit van de bijdrage van donoren in de milieusector is de afstemming van donor-initiatieven binnen het nationale milieuprogramma. Het mainstreamen van milieu in de verschillende nationale sectoren (w.o. landbouw en industrie) blijkt ook een lastige opgave. De zwakke institutionele capaciteit van de nationale overheid, de lokale overheden en de organisaties die zich bezighouden met (potentieel) milieu bedreigende aspecten van economische en sociale activiteiten, bemoeilijkt dit proces. Dit is ook een van de redenen dat een groot deel van mijn steun aan het Ministry of Lands & Forestry is gericht op institutionele versterking als onderdeel van het Natural Resources Management Programme, het milieu sectorprogramma dat onder beheer van het ministerie thans wordt uitgevoerd.

Knelpunten in de landhervormingen die noodzakelijk geacht worden om het nationale milieubeleidsplan te kunnen uitvoeren, zijn wederom de geringe capaciteit van de betrokken overheidsinstituten op zowel centraal, regionaal als lokaal niveau, beperkingen op het gebied van het innen van landopbrengsten, ingewikkelde land- en erfrechten en traditionele vormen van landgebruik en landbeheer.

Gezamenlijk kwamen wij tot de conclusie dat een coherent en consequent milieu sectorbeleid van groot belang is voor Ghana en dat Nederland toont, door onze betrokkenheid in de milieusector, daaraan een positieve bijdrage te willen leveren, door middel van gecontinueerde steun aan de uitvoering en indien noodzakelijk bijstelling van het Ghanese nationale beleidsplan.

Discussie-bijeenkomst met het Ghanees en Nederlands bedrijfsleven over 'maatschappelijk verantwoord ondernemen'

Uitgenodigd waren leden van de Ghana-Netherlands Business Association, bedrijven die bij de ambassade ingeschreven staan en een aantal Ghanese bedrijven. In totaal waren er rond de 150 personen aanwezig. De discussie werd geleid door de journalist Yaw Asamoa, tevens voorzitter van het Ghana Integrity Initiative (de lokale chapter van Transparancy International). Het debat ging over maatschappelijk verantwoord ondernemen van Nederlandse en Ghanese bedrijven in Ghana. Onderwerpen waarover wij debatteerden waren de bijdrage van multinationale bedrijven aan de nationale economie, belastingontduiking en/of het zich al dan niet onttrekken aan controle door nationale overheden, primaire en secondaire arbeidsvoorwaarden van lokale werknemers (die weinig onderhandelingsruimte hebben) en het nemen van verantwoordelijkheid voor het verbeteren van levensomstandigheden, gezondheidszorg (o.a. HIV/AIDS preventie en behandeling) en onderwijs. Ook heb ik nadrukkelijk de gevolgen van de verspreiding van HIV/AIDS in de Ghanese samenleving en het effect deze ziekte heeft op de bedrijven in Ghana ter sprake gebracht. Dit probleem werd ook door het bedrijfsleven als acuut beschouwd en hierover is openlijk gediscussieerd.

Na afloop van de bijeenkomst heb ik een gezamenlijk initiatief gelanceerd met het Nederlands bedrijfsleven en de Ghana AIDS Commission. Een informeel platform zal worden opgezet in Accra voor uitwisseling van kennis en ervaringen, en voor identificatie van noden op het gebied van HIV/AIDS-bestrijding. Nederland zal hieruit voortkomende initiatieven op het gebied van voorlichting, preventie, en sociale begeleiding van met HIV/AIDS besmette personen in Ghana mede-financieren.

Ronde Tafel bijeenkomst bij het Institute of Economic Affairs (IEA) over de Ghana Poverty Reduction Strategy (GPRS)

Naast Dr. Kwesi Nduom (Minister of Economic Planning and Regional Integration), verantwoordelijk voor het opstellen van de GPRS, en Kwadwo Baah-Wiredu, Minister for Local Government and Rural Development, was een groot aantal organisaties uit het maatschappelijk middenveld aanwezig, waaronder belangrijke NGO's zoals het Integrated Social Development Centre (ISODEC). Na een uiteenzetting over de ontwikkeling van de GPRS en de toelichting op de fase waarin het document zich nu bevindt (laatste consultatierondes met het maatschappelijk middenveld) is uitvoerig gediscussieerd over het verbreden van het draagvlak onder de bevolking van de GPRS. Alhoewel de GPRS ver is gevorderd en er zeker sprake is van een grote mate van Ghanese ownership van het document, speelt ook hier de zwakke institutionele capaciteit een belangrijke rol. Het ontbreken van voldoende menskracht in de commissie die de GPRS opstelt, gebrekkige actuele gegevens over de armoedesituatie in het land (waardoor analyse van het armoedevraagstuk bemoeilijkt wordt) en het zwakke netwerk van uitwisseling van informatie tussen de verschillende sectoren hebben ervoor gezorgd dat het proces enigszins vertraagd is verlopen.

Gedurende de discussie over het vergroten van de betrokkenheid van de Ghanese bevolking bij de GPRS heb ik nadrukkelijk stilgestaan bij de rol van twee belangrijke groepen: het maatschappelijk middenveld en het parlement. Het maatschappelijk middenveld is vrij goed ontwikkeld in Ghana. Talloze NGO's zijn gedurende de totstandkoming van de GPRS betrokken bij het consultatieproces. Een aantal belangrijke consultatiebijeenkomsten heeft plaatsgevonden en er wordt nog gewerkt aan de integratie van de uitkomsten van deze bijeenkomsten in de daadwerkelijke GPRS. De rol van het parlement is ook van groot belang in het afrondingsproces. Helaas werd er tijdens de discussie geconstateerd dat het vrij lastig is het parlement structureel bij de consultaties te betrekken. Dit had te maken met onvoldoende capaciteit op parlementair niveau (kennis, menskracht, tijd). In dit kader is ook de relatie tussen een goed functionerende democratie en een sterke capaciteit van de publieke sector besproken.

Tot slot hebben we gesproken over de meer onafhankelijke opstelling van de Ghanese regering tegenover de donorgemeenschap en over het belang van een gecoördineerde inbreng van donorgelden via budgetsteun aan de sectorministeries.

Werkdinermet donorgemeenschap

Bij dit werkdiner waren de vertegenwoordigers van Duitsland, Japan, Verenigd Koninkrijk, Denemarken, de Wereldbank, het IMF en de Europese Commissie aanwezig. Er is gesproken over de belangrijke stap die Ghana binnenkort zal maken van het afronden van de GPRS naar de opstelling van de budgetramingen voor het komend jaar door het Ministerie van Financiën. Momenteel is het nog niet helder hoe het Ministerie van Financiën de verschillende sectorprogramma's, zoals die zijn opgenomen in de GPRS, op zal nemen in de ramingen van de centrale overheid. Dit zal met name van belang zijn als er keuzes gemaakt dienen te worden tussen de verschillende sectoren vanwege budgettaire beperkingen.

De toekomst van budgetsteun als alternatief voor projectsteun is uitvoerig besproken. In het licht van nieuwe vormen van partnerships tussen donorlanden en hulpontvangende landen, ben ik van mening dat de rol van budgetsteun zal toenemen en de donorgemeenschap haar steun veel meer moet laten aansluiten bij de procedures en condities van het ontvangende land. Ik was verheugd over de mededeling van zowel Japan als Duitsland dat er momenteel gewerkt wordt aan het opzetten van pilots voor budgetsteun in Ghana. Dit is een belangrijke stap in de richting van meer op elkaar afgestemde steun van donoren aan de sectorprogramma's van de ontvangende landen.

Over het algemeen waren de donoren het eens over de noodzaak van uniforme accounting-procedures. Knelpunt is echter dat de auditing capaciteit van de Ghanese overheid momenteel nog te zwak is om over te kunnen stappen naar één systeem. Een probleem van technische aard is ook dat een aantal donoren, door regels thuis, gebonden is aan bepaalde nationale procedures. Aanwezigen waren het erover eens dat uniforme donorprocedures grote besparingen voor de Ghanese overheid kunnen opleveren.

Bezoekaan de regionale gezondheidsdienst in Sunyani en discussie over de rol van technische assistentie in de gezondheidszorg

Eén van de hoofdredenen om naar Sunyani af te reizen was dat ik mij persoonlijk op de hoogte wilde stellen van de knelpunten in de sector gezondheidszorg en met Ghanese betrokkenen wilde discussiëren over het onderwerp technische assistentie in de gezondheidszorg. In Nederland ontbreekt namelijk vaak de Afrikaanse stem in deze discussie, vandaar dat ik een discussie ter plekke erg op prijs stelde.

Het grootste knelpunt in de medische zorg in Ghana is momenteel de zorgwekkende uitstroom van het medisch personeel. Veel Ghanese medische professionals verruilen de publieke medische gezondheidszorg voor privé-instellingen, vertrekken naar het buitenland of gaan werken in anderesectoren. Daarnaast vormt ook de trek van artsen en medisch personeel van het noorden naar het zuiden van Ghana een groot probleem. Vooral buiten de grote steden is gekwalificeerd medisch personeel zeer schaars. Oorzaken van deze (interne- en externe-) brain drain zijn de lage salarissen in openbare ziekenhuizen, moeilijke omstandigheden in de rurale ziekenhuizen, gebrekkige carrièremogelijkheden, gebrek aan opleidingen en de enorme werklast die het medisch personeel (m.n. in de afgelegen gebieden) moet verzetten. De Ghanese overheid is mede door het gebrek aan financiële middelen nog niet in staat dit tij te keren. Ik heb tijdens deze bijeenkomst mijn steun toegezegd om de komende vijf jaar in totaal EUR 5,5 mln. bij te dragen aan de oprichting van het Ghana National Post-Graduate Medical College van het Ministry of Health. Mijn overtuiging is namelijk dat adequate postdoctorale opleidingen in Ghana van groot belang zijn in het bieden van carrièremogelijkheden en toekomstperspectieven aan Ghanees medisch personeel.

De discussie over de rol van technische assistentie in de gezondheidszorg werd bijgewoond door een groot aantal artsen actief in Ghana (zowel Ghanese als Nederlandse), vertegenwoordigers van het Ministry of Health, vertegenwoordigers van een aantal regionale ziekenhuizen en belangrijke NGO's in Ghana op het gebied van gezondheidszorg (waaronder de Christian Health Association of Ghana, CHAG). De aanwezige Ghanese artsen gaven duidelijk aan dat er een groot potentieel bestaat onder de Ghanese bevolking (zoals dr. Buckle van de CHAG opmerkte 'We know what we need, we know what we want, in what way to do it, and how to do it. In principle, we have the capacity.'). Ook dr. Moh van het St. John of God Hospital was ervan overtuigd dat er veel meer op nationaal niveau mogelijk is maar dat door het gebrek aan financiële middelen Ghana nog steeds afhankelijk is van buitenlandse steun in de gezondheidssector. Ook de moderator van het debat, dr. Enyimayew, tevens betrokken bij de evaluatie van de PSO inzet in Ghana (Vereniging voor Personele Samenwerking met Ontwikkelingslanden), was het volstrekt met mijn standpunt eens dat schaarse middelen in Ghana beter kunnen worden benut voor de inzet van lokale artsen dan voor een kleiner aantal (duurdere) buitenlandse artsen. Op het gebied van noodsituaties zal korte-termijn inzet van buitenlands medisch personeel wellicht nog verlichting moeten bieden. Ik heb in deze discussie gezegd dat ik het volledig eens ben met de meningen van de Ghanese artsen dat het potentieel onder de Ghanezen zelf veel beter benut kan worden. In principe zal op den duur de Ghanese gezondheidszorg volledig in handen van Ghanezen moeten liggen en niet meer afhankelijk moeten zijn van buitenlandse technische assistentie.Ik heb tijdens deze discussie uiteengezet dat mijn beleid gericht is op het uitfaseren van de door Nederland gefinancierde technische assistentie op lokaal niveau in Ghana. Nederlandse steun in de gezondheidssector zal zich concentreren op het vergroten van de capaciteit van het Ministry of Health, dat deze steun dan breed in kan zetten op nationaal en lokaal niveau. Het Ghanese ministerie zal in de drivers' seat moeten zitten en bepalen hoe zij de problematiek in de gezondheidszorg aan zal pakken. Ik was zeer positief gestemd over de reacties van de aanwezigen, de inhoudelijke kwaliteit van de discussie en de visies van het Ghanees medisch personeel.

Bezoekaan het Integrated Community Based Development Programme (ICBD) in Tamale

ICBD is een grotendeels door Nederland gefinancierd UNICEF programma dat uitgevoerd wordt door het Ministry of Local Government and Rural Development. Dit programma concentreert zich op de ontwikkeling van basisvoorzieningen (w.o. voeding, onderwijs en gezondheidszorg) voor de arme gemeenschappen in de twee noordelijke regio's Upper East Region en Northern Region.

Tijdens dit bezoek wilde ik me op de hoogte brengen van de armoedeproblematiek in het noorden en de inzet en effectiviteit van Nederlandse steun aan het ICBD programma bezien.

De kloof tussen het arme noorden en het zuiden is de laatste jaren toegenomen. Het percentage van de bevolking dat onder de armoedegrens leeft in Upper East Region en Northern Region is respectievelijk 88% en 69%, vergeleken met een percentage van 5% in Greater Accra Region. Ook zijn de kinder- en moeder-sterftecijfers 2 à 3 maal hoger in het noorden dan in de zuidelijke regio rondom de hoofdstad Accra. Ook is de achtergestelde positie van de vrouw een belangrijk aandachtspunt in het noorden. Omdat armoedebestrijding het meest effect heeft als lokale overheden bij deze problematiek betrokken worden en in staat zijn daadkrachtig op te treden, hebben het Ministry of Local Government and Rural Development en UNICEF besloten deze armoedeproblematiek op decentraal niveau in het noorden aan te pakken. Nederland heeft sinds 1997 dit programma ondersteund en levert verreweg de grootste bijdrage.

De kern van het ICBD programma is de decentrale aanpak van armoedebestrijding op districtniveau door capaciteitsopbouw van het lokaal bestuur en nauwe begeleiding van individuele gemeenschappen (community empowerment process).

Via het ICBD wordt ondersteuning gegeven aan de lokale overheden die verantwoordelijk zijn voor het leveren van basisvoorzieningen (gezondheidszorg, voeding, onderwijs, voedselzekerheid, water en sanitatie). Hierdoor is de institutionele capaciteit van de overheidsinstanties toegenomen en is de lokale overheid beter in staat activiteiten te plannen, monitoren en coördineren. Er wordt nu ook specifiek aandacht besteed aan het stimuleren van inkomengenererende activiteiten.

Op gemeenschapsniveau staat het participatieve element centraal in de begeleiding van individuele gemeenschappen. Het proces van community empowerment vormt hierin de basis en richt zich specifiek op de gezondheidstoestand van jonge kinderen. Samen met de gemeenschap wordt nagegaan wat de oorzaak van ondervoeding, ziektes, en doodsoorzaak van jonge kinderen is. Dit wordt dan vertaald in concrete actieplannen voor de gemeenschap. Door reguliere monitoring van de gezondheidstoestand van kinderen in de gemeenschap (waaronder medische controles en het wegen van kinderen) wordt de ontwikkeling van kleine kinderen begeleid en kan nuttige informatie verzameld worden voor de lokale overheden. Ook dienen deze reguliere controles als belangrijke momenten waar kennis kan worden overgedragen.

Met name de vertrouwensrelatie die door de reguliere bezoeken wordt opgebouwd is van essentieel belang in het overdragen van kennis naar de voedvrouwen en (veelal jonge) moeders. Deze controles dienen dan ook een belangrijke opvoedkundige taak. Belangrijk resultaat van dit programma op gemeenschapsniveau is de afname van het aantal ondervoede kinderen, een hoger aantal gevaccineerde kinderen en meer schoolgaande kinderen.

De ICBD aanpak blijkt zeer succesvol te zijn. Het programma is gegroeid van steun aan 15 gemeenschappen in 1996 naar 315 in 2001. Verwacht wordt dat dit volgend jaar zal groeien tot 500. Dit programma toont aan hoe effectief donorsteun kan zijn als het op decentraal niveau ingezet wordt ter ondersteuning van lokale overheden. Ook was ik erg onder de indruk van de mate waarin gebruik gemaakt werd van de kennis en ondersteuning van Ghanees personeel in dienst van multilaterale organisaties zoals UNICEF. In de gesprekken die ik heb gevoerd kwam duidelijk naar voren dat een belangrijk onderdeel van het decentralisatieproces ook financiële decentralisatie is. De stem van het noorden in het zuiden van Ghana waar het nationaal beleid tot stand komt en de middelenallocatie plaatsvindt zal luider moeten klinken dan nu het geval is. Donoren zullen in dit decentralisatieproces voornamelijk een ondersteunende rol vervullen.

Werkdiner met NGO's

Gedurende mijn werkdiner met NGO's (waaronder de Organic Farmers Organisation, Save the Children en de Social Enterprise Foundation) is voornamelijk gesproken over de capaciteitsopbouw en rol van het maatschappelijk middenveld op het gebied van reproductieve gezondheidszorg. NGO's vervullen namelijk een belangrijke rol in het bereiken (en betrekken) van de lokale bevolking. Zo heeft een aantal NGO's mij uitvoerig ingelicht over hun samenwerking met het Ministry of Health om via community based organisations de arme gebieden van Ghana te bereiken. Zij vervullen een belangrijke taak in de voorlichting en bij het beschikbaar stellen van middelen op het gebied van reproductieve gezondheidszorg (zoals het verstrekken van voorbehoedsmiddelen). Ook is er een aantal programma's van NGO's waarin gezondheidspersoneel regelmatig bij gemeenschappen langs gaat voor voorlichting en behandeling.

De problematiek van HIV/AIDS in de Ghanese samenleving is ook uitvoerig besproken. De NGO's signaleerden dat vanwege de grote (internationale) aandacht op deze ziekte, er een risico bestaat dat aandacht voor een aantal belangrijke onderdelen in de reproductieve gezondheidszorg (zoals seksueel overdraagbare aandoeningen en voorbehoedsmiddelen) op de achtergrond dreigt te raken. Mijn reactie was dat een integrale aanpak van de reproductieve gezondheidszorg van essentieel belang zal blijven in de aanpak van de gezondheidsproblemen in Ghana. Het Ministry of Health zal hierin een belangrijke coördinerende functie vervullen maar ook nauw samenwerking moeten zoeken met organisaties zoals de Ghana AIDS Commission, programma's van de internationale donorgemeenschap en particuliere initiatieven. Aangezien HIV/AIDS een sectoroverschrijdende ziekte is en dus een algemeen ontwikkelingsprobleem voor Ghana is, zullen de verschillende sectorministeries, in nauw overleg met het Ministry of Health, ook zelf sectorspecifieke maatregelen moeten treffen in de bestrijding van de ziekte. HIV/AIDS-bestrijding op nationaal niveau vraagt namelijk een multisectorale aanpak van alle geledingen in de maatschappij.

Ook heb ik van gedachten gewisseld met aanwezigen over de gezonde driehoeksverhouding die er dient te zijn tussen NGO's, de overheid en de gekozen volksvertegenwoordigers. Zolang er op constructieve wijze samengewerkt wordt en er een goede balans is tussen de partijen zal de bevolking het meest profiteren. Dit is namelijk één van de kernelementen van een goed functionerende democratie. Ik heb benadrukt dat ik vind dat de NGO's complementair moeten werken aan de activiteiten van de nationale en regionale overheden, om zo tot een optimale afstemming en benutting van schaarse middelen te komen. Tevens heb ik de hoop geuit dat NGO's niet alleen op projectniveau contact onderhouden met de overheid maar zich ook actief mengen in de beleidsdialoog. Dit zal echter een wisselwerking moeten zijn, waarin de overheid actief aandacht besteedt aan de consultatie en participatie van het maatschappelijk middenveld en de volksvertegenwoordiging.

Bezoekaan Elmina

Elmina is een oud vissersstadje waar een bekend handelsfort staat dat vroeger in handen was van de West Indische Compagnie. Het fort Elmina heeft een tijd lang een belangrijke rol gespeeld in de slavenhandel naar de koloniën in 'de West'. In het stadje zelf staat ook veel cultureel historisch erfgoed dat getuigt van de Nederlandse aanwezigheid in Elmina (van 1637 tot 1872).

Het lokaal bestuur van Elmina wil door het instandhouden van het historisch erfgoed van de stad, tezamen met een bredere stadsontwikkeling (waaronder verbeteringen van de riolering en de infrastructuur) Elmina aantrekkelijker maken voor investeerders en ook meer inkomsten uit toerisme genereren. In samenwerking met het Ministry of Local Government and Rural Development en bijgestaan door het Institute for Housing and Urban Development Studies (IHS) heeft het lokaal bestuur een programma ontwikkeld om de stad verder te ontwikkelen, het Elmina Cultural Heritage Programme. Doel van dit programma is het revitaliseren en preserveren van het cultureel erfgoed in Elmina. Mijn bezoek aan Elmina stond mede in het kader van de Nederlandse bijdrage aan dit programma. Ik heb dan ook tijdens mijn bezoek aan Elmina een presentatie bijgewoond van het lokale bestuur over dit programma en met een groot aantal Ghanese bestuurders en lokale notabelen gesproken.

Ik ben van mening dat een duurzame instandhouding van het cultureel erfgoed voor een groot deel afhankelijk is van de institutionele capaciteit en betrokkenheid van de lokale overheid. De lokale bevolking zal namelijk het erfgoed, de sociaal-economische ontwikkeling en de stedelijke revitalisering van Elmina in grote mate zelf bepalen. In het programmaonderdeel dat door Nederland wordt ondersteund is voor de opbouw van de institutionele capaciteit een uitgebreide trainings- en adviseringscomponent voor de lokale instanties opgenomen. Belangrijke aandachtspunten in dit programma zijn participatie van de lokale bevolking, urbane en economische ontwikkeling en gezondheids- en milieu aspecten. Ook is gesproken over het belang andere partijen (waaronder het Ministry of Tourism en de private sector) te betrekken bij de stadsontwikkeling en instandhouding van historisch erfgoed in Elmina.

Gedurende mijn bezoek aan Elmina kreeg ik ook een rondleiding door het stadje en sprak ik met een lokale vrouwengroep die zich bezig houdt met het opzetten van een micro-kredietfonds (gedeeltelijk met Nederlandse steun) voor het opstarten van kleine economische activiteiten in Elmina. Tevens kreeg ik kort de gelegenheid het handelsfort te bezichtigen, alwaar ik merkte dat ik in alle openheid met de Ghanezen over ons slavernijverleden kon praten.

Gesprekmet President John Kufuor

Mijn gesprek met President John Agyekum Kufuor verliep in geanimeerde sfeer. Na zijn waardering te hebben uitgesproken over de kwaliteit van de relatie tussen Nederland en Ghana, meldde de President dat het Ghanese kabinet zich aan het buigen was over het toevoegen van een derde sector in de samenwerkingsrelatie met Nederland. Hij legde zelf sterk de nadruk op de noodzaak van een goede infrastructuur als sleutel tot ontwikkeling. Ik heb benadrukt dat Nederland niet wenst bij te dragen aan projecten die een micro-management stijl vereisen. Na de totstandkoming van de GPRS en van een transparant budget waarin de prioriteiten van de GPRS duidelijk zijn vertaald, zijn er in principe geen belemmeringen om niet-geoormerkte begrotingssteun te geven. De Ghanese regering moet echter niet alleen haar prioriteiten duidelijk vaststellen maar de meerwaarde van iedere aanwezige donor wegen. Die meerwaarde zou vervolgens strategisch kunnen worden ingezet bij het bereiken van de beleidsdoelstellingen van de Ghanese regering.

Daarnaast bracht de president nog enkele andere onderwerpen voor het voetlicht. Naast een korte bespreking van de HIPC-status van Ghana, kwam ook de mogelijke Ghanese deelname aan de Burundi-vredesmacht aan de orde.

Ten aanzien van de internationale vredesmacht in Burundi, gaf de President aan dat Ghana de wil heeft om te participeren in deze vredesmacht (mits deze een duidelijk VN-mandaat heeft en mits Zuid-Afrika meedoet). Het Ghanese leger kan zich echter door gebrek aan middelen niet ten volle voorbereiden op een dergelijke missie. Ik heb toegezegd dat ik gaarne bereid ben om verzoeken om financiële steun van Ghanese zijde in te willigen indien blijkt dat het Ghanese leger op eigen kracht niet in staat is om de uitzending van een volwaardig regiment naar Burundi voor te bereiden. Ik heb gedurende dit gesprek mijn grote respect en waardering uitgesproken over de constructieve rol die Ghana speelt en wenst te spelen in de West-Afrikaanse regio en op het Afrikaanse continent als geheel.

Toen de Minister of Foreign Affairs, Hackman Owusu-Agyemang, het Nederlands toelatingsbeleid aan de orde bracht, heb ik ons beleid toegelicht en vermeld dat de huidige procedures met betrekking tot visumverlening en legalisatie in de praktijk nodig blijken te zijn en dat een versoepeling van deze procedures niet aan de orde is. Hierop werd met begrip gereageerd door zowel de minister als de president.

Gesprek bij het parlement

In het gesprek met drie vooraanstaande parlementariërs is mij vooral de relatief goede verstandhouding tussen de regerende NPP (New Patriotic Party) en de oppositionele NDC (National Democratic Congress) opgevallen. Dit beschouw ik als exemplarisch voor de mate waarin het streven naar consensus het Ghanese openbaar bestuur kenmerkt.

De twee parlementaire leiders waren eensgezind in hun mening over de noodzaak van een krachtig parlement dat tegenwicht kon bieden aan de regering en het ambtenarenapparaat. De Majority Leader, de heer Owusu-Ankomah, stelde dat de samenwerking met de regering versterkt moet worden, met name in het licht van de uitvoering van de GPRS. Hij benadrukte dat het parlement binnen de drie constitutionele machten in Ghana verreweg de zwakste speler is. Als gevolg van de militaire staatsgrepen in het verleden is er geen continuïteit geweest voor de parlementaire organisatie. De regering moet zich daarom nu bekommeren om de kracht van het parlement. Hierbij is het van groot belang dat ook de minderheidsstem gehoord wordt. Democratie kan immers alleen overleven als het standpunt van de minderheid meetelt in de besluitvorming. Zijn pleidooi werd aangevuld door de Minority Leader, de heer Bagbin. Hij benadrukte dat een parlement met een krachtige structuur en een sterke stem ervoor kan zorgen dat Ghana daadwerkelijk het ondemocratische verleden achter zich laat.

Met verwijzing naar het voorbeeld van Botswana, heb ik gewezen op de noodzaak van een sterke rol van het parlement bij de totstandkoming en uitvoering van de GPRS. Het debat over de budgettaire prioriteiten moet in het parlement gevoerd worden en het is daarom van belang dat er bij parlementariërs voldoende kennis over de begroting bestaat. De heer Bagbin, die tevens voorzitter is van het Public Accounts Committee, gaf aan dat met hulp van Canada en de Wereldbank begrotingscursussen voor parlementariërs zijn opgezet.

Mede naar aanleiding van mijn bezoek aan de Noordelijke regio's heb ik geïnformeerd naar de aandacht in het parlement voor de ontwikkelingsachterstand van het Noorden van Ghana. De heer Bagbin, zelf volksvertegenwoordiger voor een kiesdistrict in de Upper West Region gaf aan dat de situatie inderdaad zorgwekkend is. Op allerlei fronten is de regio verzwakt. Goed getraind personeel wil er niet naar toe, wegen zijn verwaarloosd en op districtniveau is het bestuur verzwakt. Meer geld er naar toe sturen kan daarmee ook problematisch zijn vanwege de slechte beheersstructuur van de lokale overheden in het Noorden.

Ik heb het belang benadrukt van het stellen van goede prioriteiten in de centrale budgetten voor bijvoorbeeld onderwijs en gezondheidszorg. Daarnaast moet er inderdaad voldoende aandacht besteed worden aan de slagkracht van het lokaal bestuur en moeten de mogelijkheden van een eigen belastingheffing beter worden benut.

Bezoekaan Straatkinderenprogramma in Accra

Het aantal straatkinderen in Accra is de laatste jaren enorm toegenomen. Naar schatting zijn er thans zo'n 20.000. Veel van deze kinderen komen uit arme gebieden in het noorden van Ghana en vinden werk op de markt als draagjongen of -meisje. Het straatkinderenprogramma dat ik bezocht heb heet Streetgirl Aid, oftewel S.AID en wordt mede gesponsord door middelen in beheer van de Nederlandse ambassade. S.AID is een NGO, die specifiek toeziet op straatmeisjes. Zwangere straatmeisjes, tot 18 jaar oud, kunnen vanaf drie maanden voor tot drie maanden na de bevalling terecht bij de Refuge in Mamobi. Zij ontvangen hier medische zorg en worden geadviseerd hoe zij zichzelf en de baby moeten verzorgen. Hierbij wordt nadrukkelijk ook aandacht aan HIV/AIDS-voorlichting besteed. Daarnaast kunnen de meisjes vakgerichte trainingen (o.a. naailessen) volgen. S.AID beheert ook een Baby Care Programma. Op vier plaatsen in Accra zijn crèches opgezet waar jonge moeders hun baby's kunnen achterlaten om zelf aan het werk te kunnen. In de crèches worden de baby's verzorgd door oudere, voor de meisjes bekende, vrouwen.

De aanpak van HIV/AIDS op lokaal niveau zoals in het straatkinderenprogramma in Accra past in het Ghana National Aids Programme, waarbij NGO's (waaronder ook S.AID) betrokken worden bij HIV/AIDS-voorlichting op decentraal niveau. Opschalen van HIV/AIDS zorg op district en community niveau is cruciaal op dit moment van de epidemie in Ghana. Het programma dat uitgevoerd wordt door het coördinerende Ministry of Local Government and Rural Development en via de World Health Organisation (WHO) door Nederland wordt gesteunt beoogt de sterke ontkenning, stigmatisering en discriminatie tegen HIV geïnfecteerde tegen te gaan door een mensenrechten benadering en door mensen die leven met HIV/AIDS te betrekken bij de bestrijding. Nederland zal de komende jaren steun geven aan alle districten van de twee regio's met de hoogste prevalentie: Ashanti Region en Eastern Region.

Blad

===