Belastingdienst 2002
Ministerie van Financiën, directoraat-generaal
Belastingdienst
Team particulieren en formeel recht
Team juridische zaken
Besluit van 28 december 2001, nr. DGB2001/1858M,
Stcrt. nr. 1
De plv. directeur-generaal Belastingdienst heeft
het volgende besloten.
Gelet op
artikel 2.3 en 2.4 van het Statuut Documentaire
Informatievoorziening Financiën 1999 (statuut
DIV 1999).
Overwegende
dat de archiefbeheerder voor de uitvoering van
de taak als omschreven in artikel 2.3 van het
statuut DIV 1999 gehouden is een
uitvoeringsregeling op te stellen;
Besluit
ten behoeve van het archiefbeheer van de
Belastingdienst de navolgende regeling vast te
stellen;
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1 (definities)
a. archiefbeheer: de werkzaamheden om
archiefbescheiden in goede, geordende en
toegankelijke staat te brengen en te bewaren;
b. archiefbeheerder: degene die door de
secretaris-generaal is belast met de feitelijke
of uitvoerende werkzaamheden met betrekking tot
het in goede, geordende en toegankelijke staat
brengen en houden van archiefbescheiden;
c. archiefbescheiden: al die bescheiden
die, ongeacht hun vorm, door de Belastingdienst
ontvangen of opgemaakt en naar hun aard bestemd
om onder de Belastingdienst te berusten. Deze
bescheiden zijn de neerslag van of worden
gebruikt bij activiteiten of handelingen op een
bepaald beleidsterrein;
d. document: elk object of voorwerp dat
gegevens draagt met het doel deze gegevens aan
het document te ontlenen en te gebruiken;
e. documentair structuurplan (DSP): een plan
waarin de archieforganisatie, de indeling van
het archief en de wijze waarop de bestanddelen
daarbinnen gerangschikt dienen te worden, is
vastgelegd;
f. dossier: het geheel van archiefbescheiden
in de context van een zaak, object of subject;
g. dynamische fase: de fase waarin
gearchiveerde documenten en dossiers frequent
geraadpleegd worden, een administratieve functie
hebben en/of een hoge actualiteitswaarde
vertegenwoordigen;
h. goede staat: materieel correct verzorgde
archiefbescheiden;
i. geordende staat: volgens een afgesproken
systematiek gerangschikte archiefbescheiden en
dossiers;
i. overdragen: het overdragen van
archiefbescheiden uit de dynamische fase naar de
semi-statische fase;
k. reproductie: iedere eensluidende weergave
van een origineel in een nadere gedaante of op
een andere gegevensdrager;
l. selectielijst: wettelijk voorgeschreven
lijst waarmee wordt bepaald welke
archiefbescheiden en dossiers voor vernietiging
en welke archiefbescheiden en dossiers voor
permanente bewaring in aanmerking komen;
m. semi-statische fase: de fase waarin
gearchiveerde documenten en dossiers niet
frequentgeraadpleegd worden, in afwachting van
overbrenging naar een openbare
archiefbewaarplaats;
n. toegankelijke staat:een zodanige
ordening van voor bewaring in aanmerking komende
archiefbescheiden en dossiers met bijbehorende
toegangen dat deze permanent raadpleegbaar zijn.
Hoofdstuk 2. Taken en verantwoordelijkheden
Artikel 2 (taken en verantwoordelijkheden)
1. Het beheer van archiefbescheiden in de
dynamischefase wordt namens de
directeur-generaal Belastingdienst uitgevoerd
door de directeuren van de directies en de
directeuren of hoofden van deeenheden van de
Belastingdienst.
2. Het beheer van archiefbescheiden in de
semi-statischefase wordt namens de
directeur-generaal Belastingdienst uitgevoerd
door de directeur Belastingdienst/Centrum voor
facilitaire dienstverlening (B/CFD).
3. De beheerders van archiefbescheiden in de
dynamische fase zijn verantwoordelijk voor het
handhaven van de goede, geordende en
toegankelijke staat van de archiefbescheiden die
onder hun beheer vallen.
4. De archiefbeheerder is verantwoordelijk
voor:
a. het handhaven van de goede, geordende en
toegankelijke staat van de archiefbescheiden die
onder zijn beheer vallen, alsmede zorg te dragen
voor de vernietiging van daarvoor in aanmerking
komende archiefbescheiden.
b. het zorgdragen voor voldoende en geschikte
huisvesting, deskundig personeel en voldoende
financiën
c. het periodiek afleggen van verantwoording
aan de secretaris-generaal, waarbij de Algemene
Secretarie een coördinerende en toezichthoudende
taak heeft
d. het voldoen aan de eisen ten aanzien van
(de consistentie) de documentaire
informatievoorziening en de automatisering
ervan, op grond van de daarvoor wettelijk en
departementaal gestelde kaders.
e. het opstellen van werkinstructies met
betrekking tot het archiefbeheer van
afzonderlijke organisatieonderdelen van de
Belastingdienst
Toelichting:
Verantwoordelijk voor het archiefbeheer voor de
Belastingdienst is op grond van het Statuut DIV
1999 de directeur-generaal Belastingdienst. Om
reden dat het archiefbeheer voor de
Belastingdienst deel uitmaakt van de
bedrijfsvoering van de Belastingdienst, is deze
taak gemandateerd aan de directeur B/CFD. De
directeuren van de directies en de directeuren
en hoofden van de afzonderlijke eenheden van de
Belastingdienst zijn verantwoordelijk voor de
juiste uitvoering van het beheer van de
archiefbescheiden die in de dynamische fase
ontvangen, gecreëerd en behandeld worden. Het
beheer van de bescheiden in de semi-statische
fase is in handen gelegd van de directeur B/CFD
als gemandateerde in de functie van
archiefbeheerder.
De kaderstelling met betrekking tot het
dynamisch archiefbeheer is een
verantwoordelijkheid van de archiefbeheerder,
evenals de advisering daaromtrent.
Controle op juiste uitvoering van de kaders
wordt, in kwantitatieve zin uitgevoerd door de
archiefbeheerder. Controle in kwalitatieve zin
wordt uitgevoerd door de DIV inspecteurs van het
kernministerie.
In samenspraak met de onderscheiden
organisatieonderdelen van de Belastingdienst
zullen afzonderlijke instructies worden
opgesteld door de archiefbeheerder. Deze
instructies zijn toegesneden op de specifieke
werkzaamheden van het betreffende onderdeel.
Hoofdstuk 3. Behandeling van archiefbescheiden
Artikel 3 (registratie)
Elk archiefbescheid wordt geregistreerd in een
registratiesysteem.
Toelichting:
Bij de beoordeling of bescheiden als
archiefbescheiden voor registratie in aanmerking
komen is de inhoud en aard van het bescheid
bepalend en niet de gegevensdrager op zich. Voor
archiefbescheiden geldt geen vormvereiste. Of
een bescheid op grond van deze bepaling als
archiefbescheid moet worden geregistreerd, is
afhankelijk van het al dan niet vermeld zijn op
een selectielijst. Door aan elk archiefbescheid
metagegevens te koppelen is het mogelijk
verantwoording af te leggen met betrekking tot
de ontvangst, verzending of afhandeling (door
wie en waarover). Daarnaast wordt het mogelijk
op basis van een uniek kenmerk het
archiefbescheid door de organisatie heen te
volgen en later terug te vinden. Deze eis van
toegankelijkheid wordt gesteld in de Archiefwet
1995.
Op het moment van registratie kan de in de
selectielijst opgenomen bewaartermijn voor het
betreffende archiefbescheid aan het bescheid
worden gekoppeld.
Artikel 4 (voortgang en afdoening)
1. Van de geregistreerde archiefbescheiden
worden de voortgang en afdoening bijgehouden.
2. Tenminste de volgende gegevens worden
bijgehouden:
a. afdoeningstermijn van het
archiefbescheid;
b. behandelend organisatieonderdeel
respectievelijk behandelend medewerker;
c. routing en verblijfplaats(en) van het
archiefbescheid.
3. De behandelende organisatie-onderdelen zijn
verantwoordelijk voor het tijdig afdoen van de
archiefbescheiden.
4. Archiefbescheiden gaan over naar de
semi-statische fase volgens de regelingen in de
werkinstructie van het betreffende
organisatieonderdeel.
Toelichting:
Onder "voortgang" wordt verstaan het bijhouden
en bewaken van de (tijdige) behandeling van een
archiefbescheid door de organisatie heen (op
basis van de verblijfplaatsen van een
archiefbescheid).Onder 'afdoening' wordt
verstaan het bijhouden en bewaken van de
(tijdige) afhandeling van een archiefbescheid.
De organisatieonderdelen van de Belastingdienst
zijn zelf verantwoordelijk voor de tijdige
afdoening. Naast de wettelijke
afdoeningstermijnen moet hierbij mede worden
gedacht aan voor specifieke behandelprocedures
(bijv. bezwaar- en beroepschriften) geldende
standaardtermijnen.
Opgemerkt zij dat het archiefbescheid na
ontvangst en registratie reeds onderdeel
uitmaakt van het archief en daarvan deel uit
blijft maken totdat het op basis van de
betreffende selectielijst vernietigd wordt.
Hoofdstuk 4. Informatieontsluiting
Artikel 5 ( toegankelijkheid)
De archiefbeheerder ontwikkelt en onderhoudt, in
overleg met de organisatieonderdelen en
afgestemd op de informatiebehoefte van die
organisatieonderdelen, instrumenten voor de
informatieontsluiting van de archiefbescheiden
en de daarin aanwezige gegevens, op zodanige
wijze dat het gebruik van deze gegevens in
combinatie met andere informatiebronnen of
gegevensverzamelingen mogelijk is.
Toelichting:
Artikel 3 van de Archiefwet 1995 verplicht de
overheidsorganen de onder hen berustende
archiefbescheiden in goede, geordende en
toegankelijk staat te brengen en te bewaren.
Met name bij het in een geordende en
toegankelijke staat brengen van
archiefbescheiden speelt informatieontsluiting
een belangrijke rol. Het ontsluiten (ofwel
toegankelijk maken) van archiefbescheiden
geschiedt op twee manieren, namelijk formeel en
inhoudelijk.
Bij formeel toegankelijk maken worden kenmerken
die direct van het archiefbescheid zijn af te
lezen (datum, naam, adres, woonplaats) alsmede
kenmerken die kunnen worden toegevoegd
(behandelkenmerken) vastgelegd.
Bij inhoudelijk toegankelijk maken worden de
volgende kenmerken vastgelegd:
- inhoudsomschrijving;
- toekennen van een uniek kenmerk (meestal
nummer);
- toekennen van trefwoorden.
Met het in toegankelijke staat brengen en houden
van archiefbescheiden wordt tevens voldaan aan
het verantwoordingsbelang ten aanzien van de
recht- en bewijszoekende burger.
Hoofdstuk 5. Zorg voor beheer van
archiefbescheiden
Artikel 6 (dossiervorming en dossierordening)
1. Van elk te vormen dossier worden de
registratiegegevens door de archiefbeheerder
vastgelegd in een registratiesysteem
2. De beheerders van dynamische
archiefbescheiden dragen zorg voor het opstellen
en onderhouden van de voor hun werkterrein
betreffende documentaire structuurplannen
volgens de door de archiefbeheerder aangegeven
kaders
3. De beheerders van dynamische
archiefbescheiden dragen zorg voor ordening van
archiefbescheiden en dossiers op basis van de in
het documentair structuurplan omschreven
handelingen
4. Voor ordening van archiefbescheiden en
dossiers anders dan op de voorgeschreven wijze,
is schriftelijke toestemming van de
archiefbeheerder noodzakelijk
5. Het overdragen van archiefbescheiden uit de
dynamische naar de semi-statische fase gebeurt
volgens de richtlijnen zoals vastgelegd in de
werkinstructie van het betreffende
organisatieonderdeel
Toelichting:
Archivering is geen doel op zich. Gegevens
worden bewaard met het oog op een drietal
belangen. Uit oogpunt van het
bedrijfsvoeringsbelang, het
verantwoordingsbelang (o.a. ten aanzien van de
recht- of bewijszoekende burger) en het
historisch belang is het noodzakelijk de
archiefbescheiden, ongeacht hun vorm, die de
neerslag zijn van of gebruikt zijn bij
handelingen op een bepaald beleidsterrein te
archiveren. Als deze gegevens niet meer
vindbaar, raadpleegbaar en betrouwbaar zijn,
heeft dit voor de organisatie consequenties. De
primaire processen zullen belemmerd worden of
meer kosten, voor zover noodzakelijke informatie
niet teruggevonden kan worden, en werk zal
"overgedaan" moeten worden. Als essentiële
informatie ontbreekt kan de organisatie geen of
slechts beperkt verantwoording over haar daden
afleggen (o.a. aan de Algemene Rekenkamer) en
kan de recht- en bewijszoekende burger niet
beschikken over de gevraagde
overheidsinformatie.
Bij de beoordeling of archiefbescheiden voor
archivering in aanmerking komen is de inhoud en
de aard van de archiefbescheiden hiervoor
bepalend en niet de vorm c.q. de gegevensdrager.
Voor archiefbescheiden gelden geen
vormvereisten. Dus zowel papieren als
elektronische dragers kunnen op grond van hun
inhoud als archiefbescheid kwalificeren.
In een documentair structuurplan zijn alle
activiteiten, die de bouwstenen zijn van de
handelingen, in procedurebeschrijvingen
vastgelegd. De indeling van het documentair
structuurplan wordt ontleend aan de
taakomschrijving van het organisatie-onderdeel
in relatie met de door dat orgaan uit te voeren
handelingen o.a. op basis van de daarop van
toepassing zijnde wet- en regelgeving (de
ordeningskenmerken hebben dus betrekking op de
inhoud van de archiefbescheiden). Voor één
organisatie-onderdeel kunnen meerdere
documentaire structuurplannen bestaan,
afhankelijk van het aantal toegewezen taken.
Door van tevoren de structuur in een archief te
bepalen en vast te leggen, wordt het beheer van
het archief vereenvoudigd.
Bovendien geeft het documentair structuurplan
aan hoe de archiefbestanddelen (dossiers)
toegankelijk zijn gemaakt. Omdat
structuurplannen betrekking hebben op de vorming
en ordening van dossiers is het de taak van de
beheerder die verantwoordelijk is voor de
dynamische fase om structuurplannen op te
stellen volgens de daarvoor geldende kaders en
deze te implementeren.
Artikel 7 (dossieruitlening)
De archiefbeheerder zorgt voor het uitlenen van
semi-statische dossiers uit de onder hem
ressorterende archiefbestanden. Van
elektronische dossiers worden alleen kopieën
voor "uitlening" ter beschikking gesteld.
Toelichting:
Het uitlenen van dossiers in de dynamische- of
semi-statische fase wordt alleen gedaan aan
daartoe aangewezen personen. Elke medewerker, in
dienst van de Belastingdienst, kan zich tot deze
persoon wenden in geval een dossier gewenst is.
Derden kunnen dossiers niet lenen. Zij hebben
mogelijk recht op informatie op grond van de
Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid
van Bestuur of de Wet bescherming
persoonsgegevens. Hiervoor gelden afzonderlijke
voorwaarden en procedures.
Artikel 8 (archiefonderzoek)
Verzoeken van derden om archiefbescheiden te
mogen raadplegen worden behandeld overeenkomstig
de van toepassing zijnde artikelen uit de
Algemene wet bestuursrecht, de Wet openbaarheid
van bestuur of de Wet bescherming
persoonsgegevens en de door de
secretaris-generaal vastgestelde richtlijnen ter
zake.
Toelichting:
Een verzoek door derden om raadpleging van
archiefbescheiden die in beheer zijn bij de
Belastingdienst wordt behandeld overeenkomstig
het Voorschrift Algemene wet bestuursrecht de
Uitvoeringsregeling Wob Financiën (WJB 98/1089M)
of de Instructie Wet bescherming
persoonsgegevens 1).
.....
1) In ontwikkeling.
Artikel 9 (toevoegen en verwijderen van
archiefbescheiden)
Het verwijderen van archiefbescheiden uit een
afgesloten en overgedragen dossier dan wel het
toevoegen van archiefbescheiden aan dat dossier
is uitsluitend toegestaan aan de
archiefbeheerder of aan degene die daartoe door
de archiefbeheerder is aangewezen.
Toelichting:
Dit artikel betreft een verbod op het
verwijderen en/of toevoegen van stukken, anders
dan door de archiefbeheerder of degene die
daartoe door de archiefbeheerder is aangewezen.
Het verbod is opgenomen om incomplete en
onvolledige dossiers te voorkomen.
Artikel 10 (vervanging)
1. De archiefbeheerder zorgt voor het
vervangen van archiefbescheiden conform de
wettelijk voorgeschreven bepalingen.
2. Van de vervanging van de archiefbescheiden
wordt door de archiefbeheerder een verklaring
opgemaakt.
3. De verklaring van vervanging wordt ter
mede-ondertekening aangeboden aan het hoofd van
de Algemene Secretarie van het Ministerie van
Financiën.
Toelichting:
Dit artikel ziet op de bevoegdheid van een
overheidsorgaan om archiefbescheiden op een
andere drager te plaatsen, en daarbij de
originele drager te vernietigen. Het vervangende
archiefbescheid neemt volledig de plaats in van
het origineel, dus ook de wettelijke eisen
omtrent bewaren of vernietigen en omtrent de
goede, geordende en toegankelijke staat. Vanuit
het oogpunt van de Archiefwet 1995 is vervanging
van te vernietigen archiefbescheiden toegestaan
zonder toestemming van de minister van OC&W. Bij
permanent te bewaren archiefbescheiden is deze
toestemming wel noodzakelijk.
Vervanging kan alleen dan plaatsvinden indien de
vervanging geschiedt met de juiste en volledige
weergave van de in de te vervangen
archiefbescheiden voorkomende gegevens (art. 10,
vierde lid, boek 2 BW).
Artikel 11 (overbrenging)
1. De archiefbeheerder draagt zorgt voor de
overdracht van de archiefbescheiden die daarvoor
in aanmerking komen aan het Algemeen
Rijksarchief. De overbrenging vindt plaats in
perioden, maar niet later dan 10 jaar nadat de
archiefbescheiden 20 jaar afgesloten zijn.
2. Semi-statische archiefbestanddelen kunnen
door de archiefbeheerder in overleg vervroegd
worden overgedragen aan het Algemeen
Rijksarchief.
3. Van semi-statische archiefbestanddelen die
nog frequent geraadpleegd worden kan de
archiefbeheerder, in overleg met het Algemeen
Rijksarchief, de overbrengingstermijn verlengen.
4. De archiefbeheerder zorgt ervoor dat bij de
overbrenging van afgesloten archiefbestanddelen.
waaraan beperkingen aan de openbaarheid zijn
gesteld, bepalingen ter zake worden opgenomen in
de verklaring van overbrenging in overleg met de
Algemene Rijksarchivaris.
5. De verklaring wordt ter mede-ondertekening
overgelegd aan het hoofd van de Algemene
Secretarie.
Toelichting:
Voor overbrenging naar het Algemeen Rijksarchief
komen archiefbescheiden met een
vernietigingstermijn langer dan 20 jaar of met
een permanente bewaartermijn in aanmerking. De
over te brengen archiefbescheiden worden
voorzien van een document waarin is opgenomen
hoe de duurzaamheid, de ordening en de
toegankelijkheid van de archiefbescheiden is
vastgelegd (institutionele toegang). Dit
document wordt als bijlage toegevoegd aan de
verklaring van overbrenging.
Artikel 12 (vernietiging)
1. De archiefbeheerder draagt zorg voor de
vernietiging van de daarvoor in aanmerking
komende archiefbestanddelen na het verstrijken
van in het basisselectiedocument daarvoor
vastgestelde termijn.
2. Van de te vernietigen archiefbestanddelen
wordt door de archiefbeheerder een verklaring
van vernietiging opgesteld.
3. De verklaring wordt ter mede-ondertekening
overgelegd aan het hoofd van de Algemene
Secretarie.
4. In geval van bijzonder omstandigheden
draagt de archiefbeheerder zorg voor de
uitvoering van de dan geldende regels voor
noodvernietiging.
Toelichting:
Onder vernietiging wordt verstaan het zodanig
materieel bewerken van de informatiedrager
(papier, geluidsband, film, diskette enz) dat de
daarop vastgelegde informatie niet meer is te
reconstrueren. Alle archiefbescheiden waaraan in
de selectielijst niet de aanduiding "bewaren" is
gegeven, moeten worden vernietigd. Al in de
dynamische fase, bijvoorbeeld bij de vorming van
een dossier, begint de voorbereiding op de
toekomstige overbrenging dan wel vernietiging
van het archiefbestanddeel. Aan de hand van de
selectielijst (basisselectiedocument/BSD) wordt
bepaald welke archiefbestanddelen voor bewaring
in aanmerking komen. De overige
archiefbestanddelen komen automatisch, na het
verstrijken van een in het BSD vastgestelde
termijn, voor vernietiging in aanmerking.
De procedure omtrent overdracht van dossiers uit
de dynamische fase naar de semi-statische
alsmede de regels met betrekking tot
vernietiging worden uitgewerkt in de
werkinstructies.
Hoofdstuk 6. Toezicht op het beheer
Artikel 13 (toezicht en rapportage)
1. De Algemene Secretarie houdt toezicht op
(de kwaliteit van) hetarchiefbeheer van het
Ministerie en rapporteert hierover periodiek aan
de secretaris-generaal, die hierover
verantwoording aflegt aan de Algemene
Rijksarchivaris.
2. Voor de uitvoering van een effectief en
efficiënt archiefbeheer maakt de Algemene
Secretarie afspraken met het lijnmanagement van
het kernministerie en met de hoofden van
instellingen, diensten en bedrijven. Deze
afspraken worden periodiek geformaliseerd.
3. De archiefbeheerder geeft aan welke
activiteiten en middelen benodigd zijn voor het
uitvoeren van het archiefbeheer en rapporteert
hierover jaarlijks.
4. De Algemene Secretarie controleert de
uitvoering van het archiefbeheer, verzamelt
hierover (meet)gegevens en rapportages en kan
hierbij overgaan tot het (periodiek) uitvoeren
van inspecties.
5. De archiefbeheerder houdt een
bestandsadministratie bij van de aard en omvang
van alle onder hem ressorterende archieven.
Toelichting:
De belangrijkste verplichting die de Archiefwet
aan de overheidsorganen oplegt, is de onder hen
berustende archiefbescheiden in goede, geordende
en toegankelijke staat te brengen en te bewaren,
alsmede zorg te dragen voor de vernietiging van
de daarvoor in aanmerking komende
archiefbescheiden. De archiefbeheerder is degene
die onder verantwoordelijkheid van de zorgdrager
de ambtelijke verantwoordelijkheid draagt voor
de juiste uitvoering van de werkzaamheden.
Het toezicht op het beheer van de
archiefbescheiden is neergelegd bij de
Rijksarchiefinspectie, onderdeel van het
Ministerie van OC&W.
Hoofdstuk 7. Middelen
Artikel 14 (financiële middelen)
1. De archiefbeheerder zorgt jaarlijks voor
voldoende financiële middelen voor de uitvoering
van de taken van de archiefbeheerder.
2. De archiefbeheerder verantwoordt periodiek
de benodigde en uitgegeven middelen in de
daarvoor bestemde rapportages.
Artikel 15 (archiefruimten)
1. De archiefbeheerder zorgt ervoor dat
(afgesloten) archiefbestanddelen worden bewaard
in speciaal daarvoor bestemde archiefruimten.
2. Bij de bouw, verbouwing, inrichting en
verandering van archiefruimten, alsmede bij de
ingebruikneming van gebouwen of gedeelten van
gebouwen als archiefruimten ziet de
archiefbeheerder er op toe dat wordt voldaan aan
de wettelijke vereisten voor zover het permanent
te bewaren archiefbestanddelen betreft.
Toelichting:
De ruimten die door de Belastingdienst worden
gebruikt voor opslag van archiefbescheiden tot
hun vernietiging, dan wel overbrenging naar het
Algemene Rijksarchief, behoren te voldoen aan de
in de wet gestelde eisen. Ook de opslagruimten
van digitale archiefbescheiden dienen aan de
wettelijke bepalingen te voldoen.
Artikel 16 (personeel)
De archiefbeheerder zorgt, in overeenstemming
met de daarvoor vastgestelde formatie, voor
voldoende en deskundig personeel om zijn taken
effectief en efficiënt te kunnen uitvoeren.
Hoofdstuk 8. Slotbepalingen
Artikel 17 ( inwerkingtreding)
1. De "Uitvoeringsregeling Archiefbeheer
Belastingdienst 2002" treedt in werking op
2 januari 2002.
2. Deze regeling kan worden aangehaald als:
UAB 2002.
3. De "Regeling Archiefbeheer" (boekwerk
beheer van eenheden nr. 21.00.00) vastgesteld in
de Directieraad van 15 november 1990
respectievelijk 24 september 1992 komt hiermee
te vervallen.