Belastingregeling voor het Koninkrijk (Aruba)
Directoraat-generaal voor Fiscale Zaken, directie internationale fiscale zaken, afdelingen bilaterale en multilaterale zaken
Besluit van 20 december 2001, nr.
IFZ2001/1208.2, Stcrt. Nr. 249
De staatssecretaris van Financiën,
Besluit:
Vast te stellen de navolgende regeling met
bijlagen I en II 1).
.....
1) De bij deze regeling horende bijlagen I en
II zullen begin 2002 worden vastgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën,
In overeenstemming met de Minister van Financiën
van Aruba;
Gelet op artikel 11, vierde lid, van de
Belastingregeling voor het Koninkrijk, zoals
deze is gewijzigd bij Rijkswet van 5 december
1985, Stb. 645, bij Rijkswet van 13 december
1996, Stb. 644 en bij Rijkswet van 14 december
2001, Stb. 647;
Besluit:
Algemeen
Artikel 1
1. Deze regeling neemt over de begrippen van
de Belastingregeling voor het Koninkrijk.
2. Deze regeling zal zo nodig worden aangepast
bij invoering van een dividendbelasting door
Aruba.
Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot
portfoliodividenden (vrijstellingsprocedure)
Artikel 2
1. Een inwoner van Aruba die, ingevolge
artikel 11, tweede lid, van de Belastingregeling
voor het Koninkrijk, aanspraak heeft op
vermindering van dividendbelasting, levert voor
het geldend maken van die aanspraak bij de
bevoegde aanslagregelende autoriteit over zijn
woonplaats een ingevulde en ondertekende
verklaring in tweevoud in op een formulier
volgens het in bijlage I opgenomen model
(formulier "IB 92 ARU"). Nadat hij een exemplaar
van de verklaring, voorzien van dagtekening en
ondertekening van de daarop voorkomende
bevestiging omtrent de woonplaats, van
vorenbedoelde aanslagregelende autoriteit heeft
terugontvangen, legt hij dit over bij het innen
van de opbrengst van de dividenden.
2. De vennootschap die dividend verschuldigd
is, degene bij wie de opbrengst betaalbaar is
gesteld, het administratiekantoor dat de
opbrengst doorbetaalt aan certificaathouders, en
degene tot wiens beroep het kopen of innen van
dividendbewijzen gewoonlijk behoort, zijn
bevoegd die opbrengst uit te betalen onder
aftrek van dividendbelasting naar een tarief van
15 percent, indien de genieter van het dividend
het van een ondertekende bevestiging omtrent de
woonplaats voorziene exemplaar van de in het
eerste lid bedoelde verklaring heeft overgelegd.
3. Voorzover dividendbelasting die is
ingehouden en afgedragen, ingevolge het tweede
lid bij de uitbetaling van de opbrengst niet in
aftrek is gebracht, wordt deze aan de
vennootschap teruggegeven na indiening van een
verzoek bij de inspecteur binnen wiens
ambtsgebied zij is gevestigd, onder overlegging
van het van een ondertekende bevestiging omtrent
de woonplaats voorziene exemplaar van de in het
eerste lid bedoelde verklaring. De inspecteur
beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare
beschikking.
Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot
portfoliodividenden (teruggaafprocedure)
Artikel 3
1. Een inwoner van Aruba die, ingevolge
artikel 11, tweede lid, van de Belastingregeling
voor het Koninkrijk, aanspraak heeft op
vermindering van dividendbelasting en die, naar
het oordeel van de inspecteur van de
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland, zijn aanspraak niet op de voet van
artikel 2 heeft kunnen geldend maken, heeft
recht op teruggaaf van hetgeen aan
dividendbelasting meer is ingehouden dan 15
percent. Toetsing zal terzake plaatsvinden aan
de hand van de voorwaarden die zijn opgenomen in
de Belastingregeling voor het Koninkrijk.
2. Tot het verkrijgen van de teruggaaf levert
de belanghebbende bij de bevoegde
aanslagregelende autoriteit over zijn woonplaats
een ingevulde en ondertekende verklaring in
tweevoud in op een formulier volgens het in
bijlage I opgenomen model (formulier "IB 92
ARU").
Nadat hij een exemplaar van de verklaring,
voorzien van dagtekening en ondertekening van de
daarop voorkomende bevestiging omtrent de
woonplaats, van vorenbedoelde aanslagregelende
autoriteit heeft terugontvangen, handelt hij
overeenkomstig het derde of het vierde lid.
3. Indien de opbrengst is uitbetaald door een
in Nederland wonende of gevestigde persoon die
de in artikel 9 van de Wet op de
dividendbelasting 1965 bedoelde dividendnota,
waaruit van de betaling van de terug te geven
belasting door de belanghebbende blijkt, heeft
uitgereikt, levert de belanghebbende het van een
ondertekende bevestiging omtrent de woonplaats
voorziene exemplaar van de verklaring in bij de
hierboven bedoelde persoon, onder bijvoeging van
de dividendnota. Is dit laatste niet mogelijk,
dan voegt de persoon die de dividendnota heeft
uitgereikt bij de verklaring een door hem
gewaarmerkt afschrift van de dividendnota.
Degene die de dividendnota heeft uitgereikt
zendt, met een begeleidende brief, waaruit
blijkt dat hij voor de belanghebbende optreedt,
de bij hem ingeleverde verklaring tezamen met de
dividendnota of het afschrift daarvan, aan de
inspecteur van de
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland, die op het verzoek beslist bij voor
bezwaar vatbare beschikking. Het terug te geven
bedrag wordt door de ontvanger van de
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland ten behoeve van de belanghebbende
overgemaakt aan degene die de dividendnota heeft
uitgereikt.
4. Indien de opbrengst niet is uitbetaald door
een in Nederland wonende of gevestigde persoon
en de belanghebbende dientengevolge niet in het
bezit is van een in het derde lid bedoelde
dividendnota, zendt hij het van een ondertekende
bevestiging omtrent de woonplaats voorziene
exemplaar van de verklaring rechtstreeks toe aan
de inspecteur van de
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland, onder bijvoeging van een
dividendnota of ander bewijsstuk, waaruit
blijken:
a. de desbetreffende opbrengst, en
b. het feit dat de terug te geven belasting is
ingehouden en afgedragen.
De inspecteur van de
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland beslist op het verzoek bij voor
bezwaar vatbare beschikking. Het terug te geven
bedrag wordt door de ontvanger van de
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland aan de belanghebbende overgemaakt.
Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot deelnemingsdividenden (vrijstellingsprocedure)
Artikel 4
1. Een lichaam dat inwoner van Aruba is, en
dat ingevolge artikel 11, derde lid, eerste en
tweede volzin, van de Belastingregeling voor het
Koninkrijk, aanspraak heeft op vermindering van
dividendbelasting, levert voor het geldend maken
van die aanspraak bij de bevoegde
aanslagregelende autoriteit over zijn plaats van
vestiging een ingevulde en ondertekende
verklaring in tweevoud in op een formulier
volgens het in bijlage II opgenomen model
(formulier "IB 95(2) ARU"). Nadat het lichaam
een exemplaar van de verklaring, voorzien van
dagtekening en ondertekening van de daarop
voorkomende bevestiging omtrent de woonplaats,
van vorenbedoelde aanslagregelende autoriteit
heeft terugontvangen, legt het dit over bij het
innen van de dividenden.
2. De vennootschap die het dividend
verschuldigd is, is bevoegd het dividend uit te
betalen onder aftrek van dividendbelasting naar
een tarief van 7,5 percent indien de genieter
van de opbrengst het van een ondertekende
bevestiging omtrent het inwonerschap voorziene
exemplaar van de in het eerste lid bedoelde
verklaring heeft overgelegd en voorts op het
formulier is verklaard dat het dividend in Aruba
is onderworpen aan belasting met dien verstande
dat de feitelijke gecombineerde belastingdruk
van woonstaat en bronstaat tezamen op het
dividend ten minste 8,3 percent bedraagt en deze
verklaring op het formulier is bevestigd door de
aanslagregelende autoriteit in Aruba.
3. De vennootschap die het dividend
verschuldigd is, is bevoegd het dividend uit te
betalen onder aftrek van dividendbelasting naar
een tarief van 5 percent indien de genieter van
de opbrengst het van een ondertekende
bevestiging omtrent het inwonerschap voorziene
exemplaar van de in het eerste lid bedoelde
verklaring heeft overgelegd en voorts op het
formulier is verklaard dat het dividend in Aruba
is onderworpen aan een tarief van 5,5 percent en
dat de feitelijke gecombineerde belastingdruk
van woonstaat en bronstaat tezamen op dit
dividend ten minste 8,3 percent bedraagt en deze
verklaring op het formulier is bevestigd door de
aanslagregelende autoriteit in Aruba.
4. In het in het eerste lid bedoelde formulier
wordt verklaard:
i. dat het lichaam inwoner is van Aruba in de
zin van de Belastingregeling voor het
Koninkrijk;
ii. dat het lichaam een vennootschap is
waarvan het kapitaal geheel of ten dele in
aandelen is verdeeld;
iii. dat het lichaam ten minste 25 percent
bezit van het nominaal gestorte kapitaal van de
Nederlandse vennootschap;
iv. dat het lichaam genieter is van het
dividend;
v. dat, indien het verzoek zich richt op een
vrijstelling tot 7,5 percent als bedoeld in het
tweede lid, het dividend in Aruba is onderworpen
aan belasting, met dien verstande dat de
feitelijke gecombineerde belastingdruk van
woonstaat en bronstaat tezamen op het dividend
ten minste 8,3 percent bedraagt;
vi. dat, indien het verzoek zich richt op een
vrijstelling tot 5 percent als bedoeld in het
derde lid, het dividend in Aruba is onderworpen
aaneen tarief van ten minste 5,5 percent en dat
de feitelijke gecombineerde belastingdruk van
woonstaat en bronstaat tezamen op dit dividend
ten minste 8,3 percent bedraagt.
5. Voorzover dividendbelasting welke is
ingehouden en afgedragen, ingevolge het tweede
en derde lid, bij de uitbetaling van het
dividend niet in aftrek is gebracht, wordt deze
aan de vennootschap teruggegeven na indiening
van een verzoek bij de inspecteur binnen wiens
ambtsgebied zij is gevestigd, onder overlegging
van het van een ondertekende bevestiging
voorziene exemplaar van de in het eerste lid
bedoelde verklaring. De inspecteur beslist op
het verzoek bij voor bezwaar vatbare
beschikking.
6. Het terug te geven bedrag wordt door de
ontvanger ten behoeve van de belanghebbende aan
de vennootschap overgemaakt.
Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot
deelnemingsdividenden (teruggaafprocedure)
Artikel 5
1. Indien meer dan 7,5 percent
dividendbelasting is ingehouden van dividenden
betaald door een vennootschap aan een lichaam
dat inwoner van Aruba is, terwijl ingevolge
artikel 11, derde lid, eerste volzin, van de
Belastingregeling voor het Koninkrijk, de daarop
in te houden dividendbelasting 7,5 percent
bedraagt, heeft dat lichaam, indien het ter zake
van die dividenden is onderworpen aan een
belasting met dien verstande dat de feitelijke
gecombineerde belastingdruk van woonstaat en
bronstaat tezamen op het dividend ten minste 8,3
percent bedraagt, recht op teruggaaf van hetgeen
aan dividendbelasting meer is ingehouden dan 7,5
percent.
2. Indien meer dan 5 percent dividendbelasting
is ingehouden van dividenden betaald door een
vennootschap aan een lichaam dat inwoner van
Aruba is, terwijl ingevolge artikel 11, derde
lid, tweede volzin, van de Belastingregeling
voor het Koninkrijk, de daarop in te houden
dividendbelasting 5 percent bedraagt, heeft dat
lichaam, indien het ter zake van die dividenden
is onderworpen aan een tarief van tenminste 5,5
percent en indien tevens de feitelijke
gecombineerde belastingdruk van woonstaat en
bronstaat tezamen op het dividend ten minste 8,3
percent bedraagt, recht op teruggaaf van hetgeen
aan dividendbelasting meer is ingehouden dan 5
percent.
3. Tot het verkrijgen van de teruggaaf levert
het lichaam bij de bevoegde aanslagregelende
autoriteit over zijn plaats van vestiging een
ingevulde en ondertekende verklaring in tweevoud
in op een formulier volgens het in bijlage II
opgenomen model (formulier "IB 95(2)ARU"). Nadat
het lichaam een exemplaar van de verklaring,
voorzien van dagtekening en ondertekening van de
daarop voorkomende bevestiging van vorenbedoelde
aanslagregelende autoriteit heeft
terugontvangen, zendt het dit exemplaar toe aan
de inspecteur binnen wiens ambtsgebied de
vennootschap is gevestigd, onder bijvoeging van
het bewijsstuk waaruit van de inhouding van de
belasting blijkt. De inspecteur beslist op het
verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.
4. In het in het derde lid bedoelde formulier
wordt verklaard:
i. dat het lichaam inwoner is (was) van Aruba
in de zin van de Belastingregeling voor het
Koninkrijk;
ii. dat het lichaam een vennootschap is (was)
waarvan het kapitaal geheel of ten dele in
aandelen is verdeeld;
iii. dat het lichaam ten minste 25 percent
bezit (bezat) van het nominaal gestorte kapitaal
van de Nederlandse vennootschap;
iv. dat het lichaam genieter is (was) van het
dividend;
v. dat, indien het verzoek zich richt op een
teruggaaf als bedoeld in het eerste lid, het
dividend in Aruba is (was) onderworpen aan
belasting, met dien verstande dat de feitelijke
gecombineerde belastingdruk van woonstaat en
bronstaat tezamen op het dividend ten minste 8,3
percent bedraagt;
vi. dat, indien het verzoek zich richt op een
teruggaaf als bedoeld in het tweede lid, het
dividend in Aruba is (was) onderworpen aaneen
tarief van ten minste 5,5 percent en dat de
feitelijke gecombineerde belastingdruk van
woonstaat en bronstaat tezamen op dit dividend
tenminste 8,3 percent bedraagt.
5. Het terug te geven bedrag wordt door de
ontvanger aan de belanghebbende overgemaakt.
Onderzoek naar het vervuld zijn van de
voorwaarde inzake de feitelijke gecombineerde
belastingdruk
Artikel 5A
1. Het onderzoek naar het vervuld zijn van de
op basis van artikel 11, derde lid, eerste en
tweede volzin van de Belastingregeling voor het
Koninkrijk nader gestelde voorwaarde inzake de
feitelijk gecombineerde belastingdruk zoals
omschreven in het Protocol belastingheffing
deelnemingsdividenden Nederland-Aruba, wordt ten
behoeve van de ten aanzien van het
inhoudingsplichtige lichaam bevoegde
aanslagregelende autoriteit in Nederland
verricht door Belastingdienst
/Particulieren/Ondernemingen buitenland.
2. De bevoegde aanslagregelende autoriteit in
Aruba zendt daartoe binnen 3 jaren na afloop van
het kalenderjaar waarin het dividend werd
betaald, dan wel, zo dit later is, uiterlijk
binnen 3 maanden na de dagtekening van de in
artikel 6, tweede lid, vermelde mededeling, de
voor het onderzoek benodigde gegevens met
betrekking tot de belastingheffing over de
deelnemingsdividenden van het lichaam als
bedoeld in artikel 11, derde lid, eerste en
tweede volzin, van de Belastingregeling voor het
Koninkrijk aan de Belastingdienst /Particulieren
/Ondernemingen buitenland.
3. De voor het onderzoek benodigde gegevens
omvatten een afschrift van het tweede exemplaar
van het formulier IB 95(2) ARU, een afschrift
van het desbetreffende aangiftebiljet inclusief
balans en winst- en verliesrekening, een
afschrift van de desbetreffende aanslag zoals
deze onherroepelijk is komen vast te staan en
afschriften van de ontvangstbewijzen van de
desbetreffende belastingbetalingen.
4. Ingeval binnen de uiterste termijn, genoemd
in het tweede lid, de aanslag niet
onherroepelijk is komen vast te staan vanwege
een tegen de aanslag ingestelde bezwaar- of
beroepsprocedure, wordt een afschrift van het
bezwaar- resp. beroepschrift meegezonden. In dat
geval worden uitspraken en betalingsbewijzen zo
spoedig mogelijk door de bevoegde
aanslagregelende autoriteit in Aruba nagezonden
aan Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland. De in het tweede lid vermelde
uiterste termijn voor het overleggen van de voor
de beoordeling benodigde gegevens welke nog niet
eerder zijn overgelegd wordt alsdan verlengd tot
3 maanden na het onherroepelijk worden van de
aanslag.
Eveneens worden, in geval van een ambtshalve
vermindering van de aanslag, afschriften van het
verzoek alsmede van de beslissing ingezonden
c.q. zo spoedig mogelijk nagezonden. Ingeval
afschriften van ontvangstbewijzen niet of in
onvoldoende mate kunnen worden overgelegd, zendt
de bevoegde aanslagregelende autoriteit in Aruba
van de reden daarvan een toelichting mee. De
belastingautoriteit in Aruba stelt de
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland onverwijld op de hoogte van eventuele
later plaatsvindende gebeurtenissen, waaronder
formele of feitelijke kwijtschelding van
belastingschulden, die van invloed kunnen zijn
voor de beoordeling van de feitelijk
gecombineerde belastingdruk. Bij gerezen
onduidelijkheden kunnen door
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland verzoeken om nadere informatie worden
gericht aan de bevoegde aanslagregelende
autoriteit in Aruba, welke verzoeken door
laatstgenoemde onverwijld worden behandeld en
beantwoord.
5.
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland gaat aan de hand van binnen de
Nederlandse belastingdienst beschikbare gegevens
na of voor alle betalingen van
deelnemingsdividenden de voor het onderzoek
benodigde gegevens aan haar zijn ingezonden.
Indien daarbij blijkt dat benodigde gegevens
ontbreken, wordt zo spoedig mogelijk, doch
uiterlijk tegelijkertijd met de in artikel 6,
tweede lid, bedoelde mededeling, een lijst met
ontbrekende gegevens voorgelegd aan de bevoegde
aanslagregelende autoriteit in Aruba.
6. Met inachtneming van het bepaalde in
artikel 5B beoordeelt
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland of werd voldaan aan de voorwaarde
zoals genoemd in het eerste lid.
7. Indien de benodigde gegevens, met
inachtneming van het bepaalde in de voorgaande
leden van dit artikel niet tijdig werden
ingezonden dan wel uit het onderzoek als bedoeld
in het zesde lid niet is gebleken dat werd
voldaan aan de in dat lid genoemde voorwaarde,
stelt
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland de bevoegde aanslagregelende
autoriteit in Nederland daarvan tijdig op de
hoogte. Deze legt een naheffingsaanslag op met
inachtneming van het bepaalde in artikel 6.
Samenloop met vermindering van dividendbelasting
wegens dooruitdeling
Artikel 5B
Voor de toepassing van deze regeling worden voor
de beoordeling van de feitelijke gecombineerde
belastingdruk verminderingen ingevolge artikel
11, tweede lid, van de Wet op de
dividendbelasting 1965 niet in aanmerking
genomen.
Naheffing Nederlandse dividendbelasting met
betrekking tot deelnemingsdividenden
Artikel 6
1. Indien ten aanzien van
deelnemingsdividenden niet binnen de in artikel
5A uiterste gestelde termijn overeenkomstig de
in dat artikel gestelde wijze werd aangetoond
dat in Aruba het dividend is onderworpen aan een
belasting met dien verstande dat de feitelijke
gecombineerde belastingdruk van woonstaat en
bronstaat tezamen op dit dividend ten minste 8,3
percent bedraagt, wordt in Nederland van de
Nederlandse vennootschap die het dividend heeft
betaald dividendbelasting over het gehele
brutobedrag van dat dividend nageheven.
2. De naheffingsaanslag wordt opgelegd aan de
Nederlandse vennootschap, die het dividend heeft
betaald. Indien de in artikel 5A, tweede lid,
gestelde termijn van 3 jaren dreigt te
verstrijken dan wel is verstreken zonder dat de
voor beoordeling benodigde gegevens door de
bevoegde aanslagregelende autoriteit in Aruba
zijn overgelegd, wordt een mededeling gezonden
aan de aanslagregelende autoriteit in Aruba. In
de mededeling wordt vermeld dat de
aanslagregelende autoriteit in Aruba in de
gelegenheid wordt gesteld, het in artikel 5A
genoemde bewijs alsnog binnen een termijn van 3
maanden na dagtekening van de mededeling over te
leggen aan de bevoegde aanslagregelende
autoriteit in Nederland. Een afschrift van deze
mededeling vergezeld van een begeleidende brief
wordt tegelijkertijd toegezonden aan de
vennootschap en de belastingplichtige. Deze
worden daarbij in de gelegenheid gesteld het in
artikel 5A, tweede lid, genoemde bewijs of
daarmee naar het oordeel van de bevoegde
aanslagregelende autoriteit in Nederland
vergelijkbaar bewijs alsnog zelf over te leggen
binnen een termijn van drie maanden na
dagtekening van de mededeling. Indien het aldus
overgelegde bewijs naar het oordeel van de
bevoegde aanslagregelende autoriteit in
Nederland volstaat, blijft het opleggen van de
naheffingsaanslag achterwege.
3. In afwachting van de uitkomst van de in
artikel 5A, vierde lid, bedoelde bezwaar en
beroepsprocedures, kan indien de gronden van het
bezwaar- of beroepschrift daartoe aanleiding
geven, met het oog op de uiterste termijn voor
het opleggen van een naheffingsaanslag een
naheffingsaanslag ter behoud van rechten worden
opgelegd. Voor de betaling van het bedrag van de
naheffingsaanslag wordt in dat geval uitstel
verleend tot 3 maanden nadat de aanslag
onherroepelijk is geworden.
4. De bevoegde aanslagregelende autoriteit
handelt met betrekking tot de toepassing van het
tweede en derde lid overeenkomstig bindend
advies van
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland.
5. Het bedrag van de naheffing is niet meer
dan 15 percent van genoemd brutobedrag. Op het
bedrag van de naheffing wordt de ter zake van
het dividend reeds ingehouden en afgedragen
dividendbelasting, voorzover niet reeds
teruggegeven, alsmede verminderingen ingevolge
artikel 11, tweede lid, van de Wet op de
dividendbelasting 1965 in mindering gebracht.
6. Ingeval uit het in artikel 5A omschreven
onderzoek ten aanzien van dividend, waarop 5
percent dividendbelasting werd ingehouden of
waarop tot op 5 percent teruggaaf werd verleend,
is komen vast te staan dat het dividend niet in
Aruba werd onderworpen aan een tarief van ten
minste 5,5 percent, terwijl daarbij wel is komen
vast te staan dat de feitelijke gecombineerde
belastingdruk ten minste 8,3 percent bedraagt,
is het bedrag van de naheffing niet meer dan 7,5
percent. Op het bedrag van de naheffing wordt de
ter zake van het dividend reeds ingehouden en
afgedragen dividendbelasting, voorzover niet
reeds teruggegeven, alsmede verminderingen
ingevolge artikel 11, tweede lid, van de Wet op
de dividendbelasting 1965 in mindering gebracht.
Het bepaalde in het tweede, derde en vierde lid
is zoveel mogelijk van overeenkomstige
toepassing.
Formele bepaling
Artikel 7
De in deze regeling bedoelde verklaringen,
verzoeken, gegevens en mededelingen moeten
duidelijk, stellig en zonder voorbehoud worden
gedaan of verstrekt.
Verjaringstermijn
Artikel 8
Verzoeken om teruggaaf van belasting, als
bedoeld in artikel 3 , moeten bij de bevoegde
inspecteur van de eenheid van de Belastingdienst
zijn ingediend binnen een tijdvak van vijf jaren
na het einde van het kalenderjaar waarin de
belasting is geheven. Verzoeken om teruggaaf van
belasting, als bedoeld in artikel 5, moeten bij
de bevoegde inspecteur van de eenheid van de
Belastingdienst zijn ingediend binnen een
tijdvak van drie jaren na het einde van het
kalenderjaar waarin het dividend betaalbaar werd
gesteld.
Formulieren
Artikel 9
De in de artikelen 2, eerste lid, 3, tweede lid,
4, eerste lid, en 5, derde lid, bedoelde
formulieren worden van rijkswege verstrekt. De
formulieren zijn op aanvraag kosteloos
verkrijgbaar bij de Belastingdienst/Centrum voor
facilitaire dienstverlening, Afdeling Logistiek
reprografisch centrum, Postbus 1314, 7301 BN
Apeldoorn.
Intrekking
Artikel 10
De regeling van de Staatssecretaris van
Financiën van 19 december 1996, nr.
IFZ96/1632.2(Nederlandse Staatscourant van
23 december 1996, nr. 248) wordt ingetrokken,
met dien verstande dat de bepalingen van die
regeling van toepassing blijven met betrekking
tot dividenden die zijn betaald of betaalbaar
zijn gesteld vóór 1 januari 2002.
Inwerkingtreding
Artikel 11
1. Deze regeling kan worden aangehaald als:
Uitvoeringsvoorschriften artikel 11
Belastingregeling voor het Koninkrijk 2002
(Aruba).
2. Zij treedt in werking met ingang van
1 januari 2002.
3. Zij vindt met inachtneming van het bepaalde
in artikel 8 toepassing met betrekking tot
dividenden die betaalbaar zijn gesteld op of na
1 januari 2002.
De Staatssecretaris van Financiën,
W. Bos
| In Favorieten plaatsen | Stuur dit door