Belastingregeling voor het Koninkrijk
(Nederlandse Antillen)
Directoraat-generaal voor Fiscale Zaken,
directie internationale fiscale zaken,
afdelingen bilaterale en multilaterale zaken
Besluit van 20 december 2001, nr.
IFZ2001/1208.1, Stcrt. Nr. 249
De staatssecretaris van Financiën,
Besluit:
Vast te stellen de navolgende regeling met
bijlagen I en II 1).
.....
1) De bij deze regeling horende bijlagen I en
II zullen begin 2002 worden vastgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën,
In overeenstemming met de Minister van Financiën
van de Nederlandse Antillen;
Gelet op artikel 11, vierde lid, van de
Belastingregeling voor het Koninkrijk, zoals
deze is gewijzigd bij Rijkswet van 5 december
1985, Stb. 645, bij Rijkswet van 13 december
1996, Stb. 644 en bij Rijkswet van 14 december
2001, Stb. 647;
Besluit:
Algemeen
Artikel 1
1. Deze regeling neemt over de begrippen van
de Belastingregeling voor het Koninkrijk.
2. Deze regeling zal zo nodig worden aangepast
bij invoering van een dividendbelasting door de
Nederlandse Antillen.
Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot
portfoliodividenden (vrijstellingsprocedure)
Artikel 2
1. Een inwoner van de Nederlandse Antillen
die, ingevolge artikel 11, tweede lid, van de
Belastingregeling voor het Koninkrijk, aanspraak
heeft op vermindering van dividendbelasting,
levert voor het geldend maken van die aanspraak
bij de bevoegde aanslagregelende autoriteit over
zijn woonplaats een ingevulde en ondertekende
verklaring in tweevoud in op een formulier
volgens het in bijlage I opgenomen model
(formulier "IB 92 NAN"). Nadat hij een exemplaar
van de verklaring, voorzien van dagtekening en
ondertekening van de daarop voorkomende
bevestiging omtrent de woonplaats, van
vorenbedoelde aanslagregelende autoriteit heeft
terugontvangen, legt hij dit over bij het innen
van de opbrengst van de dividenden.
2. De vennootschap die dividend verschuldigd
is, degene bij wie de opbrengst betaalbaar is
gesteld, het administratiekantoor dat de
opbrengst doorbetaalt aan certificaathouders, en
degene tot wiens beroep het kopen of innen van
dividendbewijzen gewoonlijk behoort, zijn
bevoegd die opbrengst uit te betalen onder
aftrek van dividendbelasting naar een tarief van
15 percent, indien de genieter van het dividend
het van een ondertekende bevestiging omtrent de
woonplaats voorziene exemplaar van de in het
eerste lid bedoelde verklaring heeft overgelegd.
3. Voorzover dividendbelasting die is
ingehouden en afgedragen, ingevolge het tweede
lid bij de uitbetaling van de opbrengst niet in
aftrek is gebracht, wordt deze aan de
vennootschap teruggegeven na indiening van een
verzoek bij de inspecteur binnen wiens
ambtsgebied zij is gevestigd, onder overlegging
van het van een ondertekende bevestiging omtrent
de woonplaats voorziene exemplaar van de in het
eerste lid bedoelde verklaring. De inspecteur
beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare
beschikking.
Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot
portfoliodividenden (teruggaafprocedure)
Artikel 3
1. Een inwoner van de Nederlandse Antillen
die, ingevolge artikel 11, tweede lid, van de
Belastingregeling voor het Koninkrijk, aanspraak
heeft op vermindering van dividendbelasting en
die, naar het oordeel van de inspecteur van de
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland, zijn aanspraak niet op de voet van
artikel 2 heeft kunnen geldend maken, heeft
recht op teruggaaf van hetgeen aan
dividendbelasting meer is ingehouden dan 15
percent. Toetsing zal terzake plaatsvinden aan
de hand van de voorwaarden die zijn opgenomen in
de Belastingregeling voor het Koninkrijk.
2. Tot het verkrijgen van de teruggaaf levert
de belanghebbende bij de bevoegde
aanslagregelende autoriteit over zijn woonplaats
een ingevulde en ondertekende verklaring in
tweevoud in op een formulier volgens het in
bijlage I opgenomen model (formulier "IB 92
NAN").
Nadat hij een exemplaar van de verklaring,
voorzien van dagtekening en ondertekening van de
daarop voorkomende bevestiging omtrent de
woonplaats, van vorenbedoelde aanslagregelende
autoriteit heeft terugontvangen, handelt hij
overeenkomstig het derde of het vierde lid.
3. Indien de opbrengst is uitbetaald door een
in Nederland wonende of gevestigde persoon die
de in artikel 9 van de Wet op de
dividendbelasting 1965 bedoelde dividendnota,
waaruit van de betaling van de terug te geven
belasting door de belanghebbende blijkt, heeft
uitgereikt, levert de belanghebbende het van een
ondertekende bevestiging omtrent de woonplaats
voorziene exemplaar van de verklaring in bij de
hierboven bedoelde persoon, onder bijvoeging van
de dividendnota. Is dit laatste niet mogelijk,
dan voegt de persoon die de dividendnota heeft
uitgereikt bij de verklaring een door hem
gewaarmerkt afschrift van de dividendnota.
Degene die de dividendnota heeft uitgereikt
zendt, met een begeleidende brief, waaruit
blijkt dat hij voor de belanghebbende optreedt,
de bij hem ingeleverde verklaring tezamen met de
dividendnota of het afschrift daarvan, aan de
inspecteur van de
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland, die op het verzoek beslist bij voor
bezwaar vatbare beschikking. Het terug te geven
bedrag wordt door de ontvanger van de
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland ten behoeve van de belanghebbende
overgemaakt aan degene die de dividendnota heeft
uitgereikt.
4. Indien de opbrengst niet is uitbetaald door
een in Nederland wonende of gevestigde persoon
en de belanghebbende dientengevolge niet in het
bezit is van een in het derde lid bedoelde
dividendnota, zendt hij het van een ondertekende
bevestiging omtrent de woonplaats voorziene
exemplaar van de verklaring rechtstreeks toe aan
de inspecteur van de
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland, onder bijvoeging van een
dividendnota of ander bewijsstuk, waaruit
blijken:
a. de desbetreffende opbrengst, en
b. het feit dat de terug te geven belasting is
ingehouden en afgedragen.
De inspecteur van de
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland beslist op het verzoek bij voor
bezwaar vatbare beschikking. Het terug te geven
bedrag wordt door de ontvanger van de
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland aan de belanghebbende overgemaakt.
Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot deelnemingsdividenden (vrijstellingsprocedure)
Artikel 4
1. Een lichaam dat inwoner van de Nederlandse
Antillen is, en dat ingevolge artikel 11, derde
lid, derde volzin, van de Belastingregeling voor
het Koninkrijk, aanspraak heeft op vermindering
van dividendbelasting, levert voor het geldend
maken van die aanspraak bij de bevoegde
aanslagregelende autoriteit over zijn plaats van
vestiging een ingevulde en ondertekende
verklaring in tweevoud in op een formulier
volgens het in bijlage II opgenomen model
(formulier "IB 95(2) NAN"). Nadat het lichaam
een exemplaar van de verklaring, voorzien van
dagtekening en ondertekening van de daarop
voorkomende bevestiging omtrent de woonplaats,
van vorenbedoelde aanslagregelende autoriteit
heeft terugontvangen, legt het dit over bij het
innen van de dividenden.
2. De vennootschap die het dividend
verschuldigd is, is bevoegd het dividend uit te
betalen onder aftrek van dividendbelasting naar
een tarief van 8,3 percent indien de genieter
van de opbrengst het van een ondertekende
bevestiging omtrent het inwonerschap voorziene
exemplaar van de in het eerste lid bedoelde
verklaring heeft overgelegd en voorts op het
formulier is verklaard dat in de Nederlandse
Antillen met de naar een percentage van 8,3
percent ingehouden dividendbelasting formeel of
in feite niet zodanig rekening wordt gehouden
dat de feitelijke gecombineerde belastingdruk
van woonstaat en bronstaat tezamen op het
dividend lager is of wordt dan 8,3 percent en
deze verklaring op het formulier is bevestigd
door de bevoegde aanslagregelende autoriteit in
de Nederlandse Antillen.
3. In het in het eerste lid bedoelde formulier
wordt verklaard:
i. dat het lichaam inwoner is (was) van de
Nederlandse Antillen in de zin van de
Belastingregeling voor het Koninkrijk;
ii. dat het lichaam een vennootschap is (was)
waarvan het kapitaal geheel of ten dele in
aandelen is verdeeld;
iii. dat het lichaam ten minste 25 percent
bezit (bezat) van het nominaal gestorte kapitaal
van de Nederlandse vennootschap;
iv. dat het lichaam genieter is (was) van het
dividend;
v. dat in de Nederlandse Antillen met de naar
een percentage van 8,3 percent ingehouden
dividendbelasting formeel of in feite niet
zodanig rekening wordt (is) gehouden dat de
feitelijke gecombineerde belastingdruk van
woonstaat en bronstaat tezamen op het dividend
lager is of wordt dan 8,3 percent.
4. De vennootschap die conform het tweede lid
bevoegd is het dividend uit te betalen onder
aftrek van dividendbelasting naar een tarief van
8,3 percent, zendt het aangiftebiljet
dividendbelasting aan de inspecteur binnen wiens
ambtsgebied zij is gevestigd en betaalt de af te
dragen belasting aan de ontvanger binnen wiens
ambtsgebied zij is gevestigd.
5. Voorzover dividendbelasting welke is
ingehouden en afgedragen, ingevolge het tweede
lid, bij de uitbetaling van het dividend niet in
aftrek is gebracht, wordt deze aan de
vennootschap teruggegeven na indiening van een
verzoek bij de inspecteur binnen wiens
ambtsgebied zij is gevestigd, onder overlegging
van het van een ondertekende bevestiging
voorziene exemplaar van de in het eerste lid
bedoelde verklaring. De inspecteur beslist op
het verzoek bij voor bezwaar vatbare
beschikking.
6. Het terug te geven bedrag wordt door de
ontvanger ten behoeve van de belanghebbende aan
de vennootschap overgemaakt.
Nederlandse dividendbelasting met betrekking tot
deelnemingsdividenden (teruggaafprocedure)
Artikel 5
1. Indien meer dan 8,3 percent
dividendbelasting is ingehouden van dividenden
betaald door een vennootschap aan een lichaam
dat inwoner van de Nederlandse Antillen is,
terwijl ingevolge artikel 11, derde lid, derde
volzin, van de Belastingregeling voor het
Koninkrijk, de daarop in te houden
dividendbelasting 8,3 percent bedraagt, heeft
dat lichaam recht op teruggaaf van hetgeen aan
dividendbelasting meer is ingehouden dan 8,3
percent.
2. Tot het verkrijgen van de teruggaaf levert
het lichaam bij de bevoegde aanslagregelende
autoriteit over zijn plaats van vestiging een
ingevulde en ondertekende verklaring in tweevoud
in op een formulier volgens het in bijlage II
opgenomen model (formulier "IB 95(2) NAN").
Nadat het lichaam een exemplaar van de
verklaring, voorzien van dagtekening en
ondertekening van de daarop voorkomende
bevestiging van vorenbedoelde aanslagregelende
autoriteit heeft terugontvangen, zendt het dit
exemplaar toe aan de inspecteur binnen wiens
ambtsgebied de vennootschap is gevestigd, onder
bijvoeging van het bewijsstuk waaruit van de
inhouding van de belasting blijkt. De inspecteur
beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare
beschikking.
3. In het in het tweede lid bedoelde formulier
wordt verklaard:
i. dat het lichaam inwoner is (was) van de
Nederlandse Antillen in de zin van de
Belastingregeling voor het Koninkrijk;
ii. dat het lichaam een vennootschap is (was)
waarvan het kapitaal geheel of ten dele in
aandelen is verdeeld;
iii. dat het lichaam ten minste 25 percent
bezit (bezat) van het nominaal gestorte kapitaal
van de Nederlandse vennootschap;
iv. dat het lichaam genieter is (was) van het
dividend;
v. dat in de Nederlandse Antillen met de naar
een percentage van 8,3 percent ingehouden
dividendbelasting formeel of in feite niet
zodanig rekening wordt (is) gehouden dat de
feitelijke gecombineerde belastingdruk van
woonstaat en bronstaat tezamen op het dividend
lager is of wordt dan 8,3 percent.
4. Het terug te geven bedrag wordt door de
ontvanger aan de belanghebbende overgemaakt.
Overmaking van Nederlandse dividendbelasting als
bedoeld in artikel 11, derde lid, derde volzin,
onderdeel b, van de Belastingregeling voor het
Koninkrijk (met betrekking tot
deelnemingsdividenden)
Artikel 5A
1. De inspecteur binnen wiens ambtsgebied de
vennootschap is gevestigd, zendt, na te hebben
vastgesteld dat de dividendbelasting werd
afgedragen, en dat de verklaringen onder
onderdeel 3, a t/m d, van het formulier IB 95(2)
NAN niet strijdig zijn met de hem overigens ter
beschikking staande gegevens, onverwijld na
binnenkomst van het aangiftebiljet
dividendbelasting dan wel van het verzoekschrift
als bedoeld in artikel 4, vijfde lid of artikel
5, tweede lid, een afschrift daarvan alsmede een
afschrift van alle bijbehorende bijlagen door
aan de
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland. In het geval de inhoudingsplichtige
een beroep doet op een vermindering ingevolge
artikel 11, tweede lid van de Wet op de
dividendbelasting 1965, zal een onderzoek naar
de vraag of deze vermindering terecht in
aanmerking werd genomen, de hiervoor bedoelde
doorzending niet vertragen.
2. Na ontvangst van de in het eerste lid
vermelde afschriften en nadat de in het derde
lid beschreven fiattering heeft plaatsgevonden
maakt de
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland onverwijld het gefiatteerde
bedragover naar een door de Minister van
Financiën van de Nederlandse Antillen aangegeven
rekeningnummer. Een overzicht van de
gefiatteerde bedragen aan dividendbelasting en
van de betalingskenmerken die bij de
oorspronkelijke dividendbetaling werden
verstrekt worden aan de Minister van Financiën
van de Nederlandse Antillen en aan het
ministerie van Financiën van Nederland (de
directeur Internationale Fiscale Zaken)
verstrekt.
3. Na ontvangst van de het eerste lid vermelde
afschriften stelt de
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland onverwijld een te fiatteren bedrag
vast na beoordeling of verrekening dient plaats
te hebben met reeds plaatsgevonden,
onverschuldigd gebleken overmakingen. Onder
onverschuldigd gebleken overmakingen worden in
dit verband verstaan overgemaakte bedragen aan
dividendbelasting, waarvan achteraf is gebleken
dat bij de definitieve aanslagregeling,
eventuele later plaatsvindende verminderingen
naar aanleiding van bezwaar en beroep en
ambtshalve verminderingen inbegrepen, niet werd
voldaan aan de laatste voorwaarde, genoemd in
onderdeel a, van artikel 11, derde lid, derde
volzin, van de Belastingregeling voor het
Koninkrijk dan wel waarvan de in het vierde lid
genoemde gegevens niet binnen de in het vierde
lid genoemde uiterste termijn zijn overgelegd.
4. Teneinde
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland in staat te stellen stelselmatig
(doch achteraf) te beoordelen of de in het
vorige lid bedoelde verrekeningen dienen plaats
te hebben, zendt de bevoegde aanslagregelende
autoriteit in de Nederlandse Antillen de
hiervoor benodigde gegevens binnen 3 jaren na
afloop van het kalenderjaar, waarin het dividend
werd betaald, dan wel, zo dit later is,
uiterlijk binnen 3 maanden na de dagtekening van
de in artikel 6, tweede lid, vermelde
mededeling, toe aan
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland.
De voor de beoordeling benodigde gegevens
omvatten een afschrift van het tweede exemplaar
van het formulier "IB 95(2) NAN", een afschrift
van het desbetreffende aangiftebiljet
winstbelasting inclusief balans en winst- en
verliesrekening, een afschrift van de
desbetreffende aanslag, zoals deze
onherroepelijk is komen vast te staan en
afschriften van de ontvangstbewijzen van de
desbetreffende belastingbetalingen.
Ingeval de aanslag binnen de termijn van 3 jaren
niet onherroepelijk is komen vast te staan
vanwege een tegen de aanslag ingestelde bezwaar-
of beroepsprocedure, wordt een afschrift van het
bezwaar- respectievelijk beroepschrift
meegezonden. In dat geval worden afschriften van
uitspraken en betalingsbewijzen zo spoedig
mogelijk door de bevoegde aanslagregelende
autoriteit in de Nederlandse Antillen nagezonden
aan de
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland. De in de eerste volzin vermelde
uiterste termijn voor het overleggen van de voor
de beoordeling benodigde gegevens welke nog niet
eerder zijn overgelegd wordt alsdan verlengd tot
3 maanden na het onherroepelijk worden van de
aanslag.
Eveneens worden, in geval van een (verzoek tot)
ambtshalve vermindering van de aanslag,
afschriften van het verzoek alsmede van de
beslissing meegezonden c.q. zo spoedig mogelijk
nagezonden. Ingeval afschriften van
ontvangstbewijzen niet of in onvoldoende mate
kunnen worden overgelegd, zendt de bevoegde
aanslagregelende autoriteit in de Nederlandse
Antillen van de reden daarvan een toelichting
mee. De belastingautoriteit in de Nederlandse
Antillen stelt de Belastingdienst/Particulieren/
Ondernemingen buitenland onverwijld op de hoogte
van eventuele later plaatsvindende
gebeurtenissen, waaronder formele of feitelijke
kwijtschelding van belastingschulden, die van
invloed kunnen zijn voor de beoordeling van de
feitelijke gecombineerde belastingdruk. Bij
gerezen onduidelijkheden kunnen door
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland verzoeken om nadere informatie worden
gericht aan de bevoegde aanslagregelende
autoriteit in de Nederlandse Antillen, welke
verzoeken door laatstgenoemde onverwijld worden
behandeld en beantwoord.
5. Periodiek kan de staatssecretaris van
Financiën een onderzoek laten instellen bij de
bevoegde autoriteiten in de Nederlandse
Antillen, teneinde na te gaan of de regeling van
overmaking conform haar bedoeling wordt
uitgevoerd. Een dergelijk onderzoek wordt
verricht door onafhankelijke deskundigen, welke
worden aangewezen door de staatssecretaris van
Financiën van Nederland in overeenstemming met
de minister van Financiën van de Nederlandse
Antillen. Aan een dergelijk onderzoek wordt door
laatstgenoemde alsmede door de bevoegde
aanslagregelende autoriteit in de Nederlandse
Antillen onverwijld alle medewerking verleend.
Voorzover voor de toepassing van dit
uitvoeringsvoorschrift van belang, worden de
bevindingen van het onderzoek door de
staatssecretaris van Financiën ter kennis
gebracht van de
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland.
6. De
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland stelt de inspecteur binnen wiens
ambtsgebied de vennootschap is gelegen, terstond
ervan in kennis indien blijkt dat niet werd
voldaan aan de laatste voorwaarde, genoemd in
onderdeel a, van artikel 11, derde lid, derde
volzin, van de Belastingregeling voor het
Koninkrijk en derhalve alsnog belasting dient te
worden nageheven volgens de regeling van artikel
11, tweede lid, van de Belastingregeling voor
het Koninkrijk.
7. Ten aanzien van eventuele geschillen inzake
de toepassing van dit artikel treden de bevoegde
autoriteiten van beide landen in onderling
overleg teneinde overeenstemming te bereiken.
8. Onverschuldigd gebleken overmakingen
kunnen na beëindiging van de overmakingsregeling
worden teruggevorderd.
Overmakingsregeling voor het jaar 2001
Artikel 5B
Ten aanzien van deelnemingsdividenden die
betaalbaar zijn gesteld op of na 1 januari 2001
maar vóór 1 januari 2002, is het bepaalde in
artikel 5A voor zoveel mogelijk van
overeenkomstige toepassing, met dien verstande
dat de over te maken bedragen gedurende dit
tijdvak zijn gerelateerd aan de afgedragen en
over dit tijdvak uiteindelijk daadwerkelijk
verschuldigde dividendbelasting. Artikel 5C is
eveneens van overeenkomstige toepassing. De
bevoegde autoriteiten informeren elkaar over de
wijze, waarop de uitvoerende instanties nader
worden geïnstrueerd ten aanzien van de
overmaking, samenhangend met de in 2001
betaalbaar gestelde dividenden.
Samenloop met vermindering van dividendbelasting
wegens dooruitdeling
Artikel 5C
1. Voor toepassing van deze regeling worden
voor de beoordeling van de feitelijke
gecombineerde belastingdruk verminderingen
ingevolge artikel 11, tweede lid, van de Wet op
de dividendbelasting 1965 niet in aanmerking
genomen.
2. Bij het bepalen van de omvang van de op
grond van de artikelen 5A, tweede lid, en 5B
over te maken bedragen wordt in aanmerking
genomen de af te dragen dividendbelasting vóór
aftrek van verminderingen ingevolge artikel 11,
tweede lid, van de Wet op de dividendbelasting
1965.
Naheffing Nederlandse dividendbelasting met
betrekking tot deelnemingsdividenden
Artikel 6
1. Indien ten aanzien van
deelnemingsdividenden niet binnen de in artikel
5A, vierde lid, eerste volzin, gestelde uiterste
termijn overeenkomstig de in artikel 5A gestelde
wijze is aangetoond dat in de Nederlandse
Antillen het dividend is onderworpen aan een
belasting met dien verstande dat de feitelijke
gecombineerde belastingdruk van woonstaat en
bronstaat tezamen op dit dividend ten minste 8,3
percent bedraagt, dan wel op enigerlei wijze is
gebleken dat niet is voldaan aan de overige
voorwaarden voor toepassing van artikel 11,
derde lid, derde volzin van de Belastingregeling
voor het Koninkrijk, wordt door de bevoegde
aanslagregelende autoriteit in Nederland van de
vennootschap die het dividend heeft betaald,
dividendbelasting over het gehele brutobedrag
van dat dividend nageheven.
2. De naheffingsaanslag wordt opgelegd aan de
Nederlandse vennootschap die het dividend heeft
betaald. Indien de in artikel 5A, vierde lid,
eerste volzin, gestelde termijn van 3 jaren
dreigt te verstrijken dan wel is verstreken
zonder dat de voor beoordeling benodigde
gegevens door de bevoegde aanslagregelende
autoriteit in de Nederlandse Antillen zijn
overgelegd, wordt een mededeling gezonden aan de
bevoegde aanslagregelende autoriteit in de
Nederlandse Antillen. In de mededeling wordt
vermeld dat de bevoegde aanslagregelende
autoriteit in de Nederlandse Antillen in de
gelegenheid wordt gesteld, het in artikel 5A,
vierde lid, genoemde bewijs alsnog binnen een
termijn van drie maanden na de dagtekening van
de mededeling over te leggen aan de bevoegde
aanslagregelende autoriteit in Nederland. Een
afschrift van deze mededeling vergezeld van een
begeleidende brief wordt tegelijkertijd
toegezonden aan de vennootschap en de
belastingplichtige. Deze worden daarbij in de
gelegenheid gesteld het in artikel 5A, vierde
lid, genoemde bewijs of, inzoverre de aldaar
genoemde stukken niet kunnen worden overgelegd,
daarmee vergelijkbaar bewijs, alsnog zelf over
te leggen binnen een termijn van drie maanden na
dagtekening van de mededeling. Indien het aldus
overgelegde bewijs naar het oordeel van de
bevoegde aanslagregelende autoriteit in
Nederland volstaat, blijft het opleggen van de
naheffingsaanslag achterwege.
3. In afwachting van de uitkomst van in
artikel 5A, vierde lid, bedoelde bezwaar- en
beroepsprocedures dan wel van verzoeken tot
ambtshalve vermindering kan, indien de gronden
van het bezwaarschrift, beroepschrift of het
verzoekschrift daartoe aanleiding geven, met het
oog op de uiterste termijn voor het opleggen van
een naheffingsaanslag een naheffingsaanslag ter
behoud van rechten worden opgelegd. Voor
betaling van het bedrag van de naheffingsaanslag
wordt in dat geval uitstel verleend tot 3
maanden nadat de aanslag onherroepelijk is
geworden.
4. De bevoegde aanslagregelende autoriteit in
Nederland handelt met betrekking tot de
toepassing van het tweede en derde lid
overeenkomstig bindend advies van de
Belastingdienst/Particulieren/Ondernemingen
buitenland.
5. Het bedrag van de naheffing is niet meer
dan 15 percent van het in het eerste lid genoemd
brutobedrag. Op het bedrag van de naheffing
wordt de ter zake van dat dividend reeds
ingehouden dividendbelasting, voorzover niet
reeds terugegeven, alsmede verminderingen
ingevolge artikel 11, tweede lid, van de Wet op
de dividendbelasting 1965 in mindering gebracht.
6. De bepalingen van de voorgaande leden van
dit artikel laten onverlet de wijze van
naheffing van dividendbelasting wegens het ten
onrechte in aanmerking nemen van verminderingen
als bedoeld in artikel 11 van de Wet op de
dividendbelasting 1965.
Formele bepaling
Artikel 7
De in deze regeling bedoelde verklaringen,
verzoeken, gegevens en mededelingen moeten
duidelijk, stellig en zonder voorbehoud worden
gedaan of verstrekt.
Termijn voor indiening van verzoeken om
teruggaaf
Artikel 8
Verzoeken om teruggaaf van belasting, als
bedoeld in artikel 3, moeten bij de bevoegde
inspecteur van de eenheid van de Belastingdienst
zijn ingediend binnen een tijdvak van vijf jaren
na het einde van het kalenderjaar waarin de
belasting is geheven. Verzoeken om teruggaaf van
belasting, als bedoeld in artikel 5, moeten bij
de bevoegde inspecteur van de eenheid van de
Belastingdienst zijn ingediend binnen een
tijdvak van drie jaren na het einde van het
kalenderjaar waarin het dividend betaalbaar werd
gesteld.
Formulieren
Artikel 9
De in de artikelen 2, eerste lid, 3, tweede lid,
4, eerste lid, en 5, tweede lid, bedoelde
formulieren worden van rijkswege verstrekt. De
formulieren zijn op aanvraag kosteloos
verkrijgbaar bij de Belastingdienst/Centrum voor
facilitaire dienstverlening, Afdeling Logistiek
reprografisch centrum, Postbus 1314, 7301 BN
Apeldoorn.
Intrekking
Artikel 10
De regeling van de Staatssecretaris van
Financiën van 19 december 1996, nr.
IFZ96/1632(Nederlandse Staatscourant van
23 december 1996, nr. 248) wordt ingetrokken,
met dien verstande dat de bepalingen van die
regeling van toepassing blijven met betrekking
tot dividenden die zijn betaald of betaalbaar
zijn gesteld vóór 1 januari 2002, met
inachtneming van de regeling in artikel 5B.
Inwerkingtreding
Artikel 11
1. Deze regeling kan worden aangehaald als:
Uitvoeringsvoorschriften artikel 11
Belastingregeling voor het Koninkrijk 2002
(Nederlandse Antillen).
2. Zij treedt in werking met ingang van
1 januari 2002.
3. Zij vindt met inachtneming van het bepaalde
in artikel 8 toepassing met betrekking tot
dividenden die betaalbaar zijn gesteld op of na
1 januari 2002.
4. In afwijking van het voorgaande werkt
artikel 5B terug tot en vindt toepassing met
ingang van 2001.
De Staatssecretaris van financiën,
W. Bos
| In Favorieten plaatsen | Stuur dit door