Ministerie van Financien

Persbericht
PERS-2002-RVK
Den Haag, 24 januari 2002

Antwoorden op kamervragen over de sluiting van postagentschappen

Vragen


1
Kunt u nader onderbouwen waarom het postvestigingenplan als zodanig de leefbaarheid van de betrokken wijken niet aantast? Staat naar uw mening ook de voorgenomen sluiting van 700 postagentschappen niet haaks op het grotestedenbeleid?


2
Geeft artikel 12, eerste lid, van de Postbankwet  de overheid zeggenschap over het vestigingsbeleid van de Postbank?   Bent u bereid van die mogelijkheid gebruik te maken?


3
Wanneer zal het overleg met de Nederlandse Vereniging van Banken en andere relevante organisaties over het grote belang van een goede toegang tot het betalingsverkeer en financiële diensten, meer in het  bijzonder voor kwetsbare groepen, worden gevoerd? Welke andere relevante organisaties betreft het hier? Op welk niveau zal de overheid bij dit overleg vertegenwoordigd zijn? Bent u bereid de Kamer zo spoedig mogelijk te informeren over de uitkomsten van dat overleg?  


4
Op welke termijn kan de Kamer de notitie van het Ministerie van Financiën over de maatschappelijke aspecten van het betalingsverkeer tegemoet zien?


5
Ziet u mogelijkheden om, vanwege de nadelige gevolgen van sluiting voor het grotestedenbeleid en de sociale cohesie in achterstandswijken, postagentschappen die nu met sluiting worden bedreigd open te houden zolang de Kamer de uitkomsten van het overleg met o.a. banken en de notitie van het Ministerie van Financiën niet met het kabinet heeft besproken?

Antwoorden


1
Het plan voor de postvestigingen dat aan de Tweede Kamer is voorgelegd, had uitsluitend betrekking op de postdiensten. Het gaat in het plan om aanpassingen in het aanbod van de diverse postvestigingen en niet om sluitingen. Bij ongeveer 700 vestigingen gaat het om het vervangen van een volledig assortiment van postdiensten door een nagenoeg volledig assortiment van postdiensten. TPG heeft aangegeven service- of verkoopppunten in bejaarden- en of verzorgingshuizen zoveel mogelijk te handhaven.

In aanvulling op de bestaande vestigingen zullen op 1000 extra punten de meest courante producten uit het assortiment van PTT Post verkrijgbaar zijn zoals postzegels. In het plan wordt ook aansluiting gezocht bij het winkelgedrag van consumenten. Daarmee blijft, zeker ook op het niveau van buurtwinkelcentra en winkelstrips, het aanbod redelijk gespreid in de steden. De leefbaarheid van de aandachtswijken wordt op zich niet aangetast door het postvestigingenbeleid en is niet strijdig met het grotestedenbeleid.


2
Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 12 blijkt dat daarmee twee doelstellingen zijn beoogd. In de eerste plaats werd met het artikel verzekerd dat de Postbank gebruik zou kunnen blijven maken van de postkantoren zodat de Postbank van een distributienet verzekerd zou zijn. Aan de andere kant werd zo geregeld dat postkantoren rendabel konden worden geëxploiteerd. Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet van enig andere doelstelling van artikel 12. Meer in het bijzonder blijkt daar niet dat de wetgever mede voor ogen heeft gestaan de noodzaak te verzekeren dat burgers voldoende dichtbij gebruik zouden kunnen maken van postbankvoorzieningen. De aard, omvang en prijsstelling van de dienstverlening worden geregeld in de in het tweede lid van artikel 12 genoemde overeenkomst. De Postbankwet bevat geen verplichtingen over de omvang van de dienstverlening op postkantoren. Het niveau van dienstverlening wordt bepaald tussen Postbank en Postkantoren B.V. Deze B.V. is een joint venture van de Postbank en PTT Post. Wanneer tussen de Postbank en Postkantoren B.V. overeenstemming bestaat over de beperking van de dienstverlening van de Postbank op bepaalde postkantoren of postagentschappen handelen Postbank en Postkantoren B.V. niet in strijd met artikel 12 Postbankwet.
De overheid heeft geen bevoegdheden wanneer het gaat om het pakket van bancaire diensten dat door de Postbank wordt aangeboden.


3
Met de Nederlandse vereniging van Banken (NVB) is op ambtelijk niveau een verkennend overleg gevoerd over het bancaire serviceniveau. Hierbij gaat het om de materie rond de teruggang van betaalfuncties in aandachtswijken van de steden en in plattelandsgemeenten, maar ook om aspecten als de toegankelijkheid van pinautomaten voor bijvoorbeeld gehandicapten en ouderen en de door steeds meer banken gehanteerde drempelbedragen bij het kunnen opnemen van contant geld aan een balie.

In het overleg is afgesproken dat de NVB de omvang van de problematiek nader in kaart brengt en daarbij tevens inventariseert hoe deze kan worden opgelost. Verschillende opties zijn denkbaar zoals het gebruik van een baliepas en baliegastgebruik. De NVB heeft aangegeven te zullen zoeken naar creatieve oplossingen, zonder zich bij voorbaat te laten beperken door de bestaande mogelijkheden. Daarbij zullen vanzelfsprekend de klachten en wensen van relevante organisaties als de gemeenten die onder het grotestedenbeleid vallen, de Consumentenbond, de Chronisch Zieken en Gehandicaptenraad Nederland, de Federatie van Slechtzienden en Blindenbelang, de VNG etc. voldoende aan de orde moeten komen, ook gelet op het feit dat diverse banken reeds bilaterale gesprekken met sommige van deze instanties voeren. Afhankelijk van de uitkomsten zou dit overleg medio dit jaar kunnen uitmonden in een 'protocol' dat door de verschillende banken kan worden onderschreven.     


4
De bedoelde notitie met daarin een tussenstand wordt u binnenkort toegezonden. In vervolg hierop zal de Tweede Kamer te zijner tijd uitgebreid worden geïnformeerd over de voorgang van het ingezette traject en de uitkomsten van voornoemd overleg.   


5
Conform het antwoord van staatssecretaris De Vries van Verkeer en Waterstaat van 20 december jongstleden op vragen gesteld door de voorzitter van de Vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat gaat het in het plan voor de postvestigingen vooral om omzettingen van vestigingen met een volledig assortiment naar vestigingen met een nagenoeg volledig assortiment en verplaatsing van locatie. Deze omzettingen vallen binnen de afspraken die daarover zijn gemaakt. De OPTA ziet toe op de juiste uitvoering van het plan.

De bancaire diensten vallen buiten het bestek van het plan. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 heeft de overheid op grond van de Postbankwet geen bevoegdheden om de Postbank voor te schrijven welk pakket bancaire diensten moet worden aangeboden. De situatie bij de Postbank is daardoor op dit punt niet anders dan bij de andere grote banken.

De problematiek moet daarom breder worden getrokken dan alleen de vermindering van betaalfuncties van de Postbank. De overheid onderkent daarbij dat het wegvallen van bancaire dienstverlening een zelfstandig voorzieningenniveau in achterstandswijken en plattelandsgemeenten kan doen verminderen.

Reden waarom overleg met de NVB is geopend om de problematiek te bespreken en te zoeken naar oplossingen. De basis van dit overleg is dat banken een zekere ook door de banken zelf erkende maatschappelijke functie vervullen in de toegankelijkheid van het betalingsverkeer.