Ministerie van Financien

De Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Plein 2

2511 CR DEN HAAG

Datum Uw brief Ons kenmerk (Kenmerk)

24 januari FM 2001-02078 2002

Onderwerp

Maatschappelijke aspecten van het betalingsverkeer

Inleiding

Conform de in het Algemeen Overleg over het betalingsverkeer op 26 september jongstleden gedane toezegging wordt in deze brief ingegaan op de stand van zaken van het in de nota betalingsverkeer aangekondigde vervolgtraject, meer in het bijzonder ten aanzien van de maatschappelijke aspecten van het betalingsverkeer.

Ingegaan wordt op een aantal relevante onderwerpen, te weten 1) de toegankelijkheid van 'betaalfuncties', 2) de toegankelijkheid van betaalrekeningen, 3) de toegankelijkheid van het betalingsverkeer in het algemeen en 4) de potentiële mobiliteit van consumenten.

1. Toegankelijkheid van betaalfuncties voor consumenten

Bij betaalfuncties kan de toegankelijkheid van balies, pinautomaten en bankfilialen worden onderscheiden. In de beantwoording van kamervragen van de leden Wijn en Mosterd van 15 oktober jongstleden is reeds gesignaleerd dat steeds meer banken drempelbedragen hanteren bij het kunnen opnemen van contant geld aan een balie. Voor bepaalde groepen zoals ouderen en gehandicapten die dikwijls moeite hebben met pinnen zou dit een probleem kunnen vormen.

Bij de toegankelijkheid van betaalfuncties zijn verder aspecten van belang als de toegankelijkheid van pinautomaten en kantoren voor bijvoorbeeld gehandicapten en ouderen en de vermindering van het aantal bankfilialen door diverse commerciële banken. Recent in het oog springend is de beperking van de financiële dienstverlening door de Postbank in veel postagentschappen in aandachtswijken.

Door het wegvallen van betaalfuncties kan het zelfstandig voorzieningenniveau in aandachtswijken en plattelandsgemeenten verminderen. Het beleid van de overheid is er daarom op gericht banken te bewegen tot het op een minimumniveau waarborgen van de toegankelijkheid van betaalfuncties. Voor mensen die moeite hebben met pinnen zouden er bijvoorbeeld ook in de toekomst voldoende mogelijkheden moeten bestaan om kleinere bedragen contant te kunnen opnemen. Voorts verdient de toegankelijkheid van de kantoren en pinautomaten de aandacht, binnen de eisen die daar vanuit andere optiek, bijvoorbeeld veiligheid, aan worden gesteld. Verder kan bij toegankelijkheid gedacht worden aan de (fysieke) afstand tot een loket waar de voornaamste geldhandelingen gedaan kunnen worden als opnemen en storten.

Daarbij moet bedacht worden dat er geen wettelijke bevoegdheid voor de overheid bestaat waar het gaat om het pakket van bancaire diensten dat door banken wordt aangeboden. In de recente beantwoording van kamervragen van het lid Ravestein is reeds aan de orde gekomen dat dit ook geldt voor de Postbank. Wel is het zo dat op de banken, in het bijzonder de banken met een uitgebreid kantorennet, zoals zij zelf ook erkennen, een zekere maatschappelijke verantwoordelijkheid rust om voldoende toegang te waarborgen.

Tegen deze achtergrond is constructief overleg gevoerd met de Nederlandse vereniging van Banken (NVB) over het serviceniveau van banken. Daarbij is afgesproken dat de NVB de omvang van de problematiek nader in kaart brengt en inventariseert hoe deze kan worden opgelost. Verschillende opties zoals een baliepas en baliegastgebruik kunnen aan bod komen. De NVB heeft aangegeven te zullen zoeken naar creatieve oplossingen, zonder zich bij voorbaat te laten beperken door de bestaande mogelijkheden. Daarbij zullen vanzelfsprekend de klachten en wensen van relevante organisaties als de gemeenten die onder het grotestedenbeleid vallen, de Consumentenbond, de Chronisch Zieken en Gehandicaptenraad Nederland, de Federatie van Slechtzienden en Blindenbelang, de VNG etc. voldoende aan de orde moeten komen. Afhankelijk van de uitkomsten zou dit overleg medio dit jaar kunnen uitmonden in een 'protocol' dat door de verschillende banken kan worden onderschreven.

Meer in zijn algemeenheid zal het kabinet de toegankelijkheid ook bezien in het kader van de eventuele uitbreiding van het wetsvoorstel gelijke behandeling op grond van een handicap of chronische ziekte. Het kabinet heeft als reactie op de motie Passtoors c.s. (TK 2000-2001, 24170, nr. 68)onlangs reeds aangegeven te willen bezien wat de maatschappelijke, juridische en financiële mogelijkheden en consequenties zijn van de uitbreiding van dat wetsvoorstel met het terrein van goederen en diensten.

2. Toegankelijkheid van betaalrekeningen

Zoals aangegeven in de brief van 1 oktober jongstleden heeft de NVB, met het oog op het bereiken van een laagdrempelige toegang tot betaalrekeningen voor alle Nederlanders van 18 jaar en ouder, in overleg met het Leger des Heils een Convenant inzake een pakket primaire betaaldiensten opgesteld.

Het convenant biedt mensen zonder vaste woon- en verblijfplaats de mogelijkheid een betaalrekening te openen voor primaire diensten zoals het aangaan van transacties, pinnen en sparen. In het convenant is verder opgenomen dat een bank een dergelijk pakket betaaldiensten niet mag weigeren om het enkele feit dat de cliënt staat ingeschreven bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel.

Het convenant is met ingang van 1 november jongstleden in werking getreden. Er bestaat een harde kern van naar schatting 1500 tot maximaal 3000 dak- en thuislozen die niet over een uitkering en/of bankrekening beschikt. Meer in het bijzonder voor deze groep biedt deze nieuwe faciliteit van de banken uitkomst, waardoor in Nederland goed voorzien is in de toegankelijkheid van betaalrekeningen voor deze kwetsbare groepen. De uitvoering zal, ook in het licht van eventuele nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen, worden gevolgd.

3. Toegankelijkheid betalingsverkeer: tarieven in het Nederlandse retailbetalingsverkeer

Naast de toegankelijkheid van balies, pinautomaten, bankfilialen en betaalrekeningen, meer in het bijzonder voor kwetsbare groepen, is ook de toegankelijkheid van het betalingsverkeer in het algemeen een aandachtspunt. Daarbij speelt de wijze van tarifering een rol. Op dit moment wordt het retailbetalingsverkeer voornamelijk op indirecte wijze getarifeerd door het vergoeden van een lage rente op betaalrekeningen en door valutering. Dit brengt met zich mee dat de toegang tot het betalingsverkeer in Nederland relatief laagdrempelig is. Voorts is de verordening betreffende grensoverschrijdende betalingen in euro relevant voor de toegankelijkheid van het grensoverschrijdende betalingsverkeer. Op grond van deze verordening mogen de voor grensoverschrijdende betalingen in rekening gebrachte tarieven niet hoger zijn dan voor soortgelijke binnenlandse betalingen.

In hoeverre de toegankelijkheid van het betalingsverkeer door marktontwikkelingen zal veranderen is nog moeilijk in te schatten. In principe geldt dat banken vrij zijn in de wijze waarop de kosten van het betalingsverkeer worden gedekt. Net als voor aanbieders in andere economische sectoren zijn er geen juridische beperkingen voor banken om directe transactietarieven in rekening te brengen. Tegen deze achtergrond is relevant of de tariefstructuur voldoende transparant is en of de in rekening gebrachte tarieven marktconform zijn.

Transparantie

Ter verbetering van de transparantie zijn met de sector afsprakengemaakt over de informatievoorziening aan de consument (zoals het standaard vermelden van de boekingsdatum op rekeningafschriften). Zoals ook gemeld in de nota betalingsverkeer dienen deze afspraken uiterlijk medio 2002 te zijn geïmplementeerd. Volgens de NVB ligt de implementatie op schema.

Hoogte tarieven en tariefstructuur

Uit verschillende studies komt het beeld naar voren dat de tarieven in Nederland, ook in een internationaal vergelijkend perspectief, relatief laag zijn. Daarbij valt op dat de laatste jaren meer directe tarieven voor betaalproducten, zoals pinpassen en internettoepassingen, in rekening worden gebracht. De achtergrond hiervan is volgens de banken dat de kosten van het betalingsverkeer, mede door de lage rentestand, slechts voor een deel worden gedekt door indirecte tarifering. Bij directe tarifering worden de kosten transparanter en niet meer omgeslagen over het geheel. Vanzelfsprekend spelen bij het door banken in rekening brengen van directe tarieven maatschappelijke acceptatie, betaalbaarheid en daarmee ook brede toegankelijkheid een rol.

De Nederlandsche Bank voert, zoals reeds eerder meegedeeld, een onderzoek uit naar de tariefstructuren en infrastructuur in het betalingsverkeer. Het onderzoek vordert gestaag en zal maart 2002 worden afgerond. Over de uitkomsten en de eventuele daaruit voortvloeiende beleidsinitiatieven zal ik u nader berichten.

4. Potentiële mobiliteit van consumenten: overstapkosten

Een goede marktwerking met aandacht voor consumenten waaronder ouderen en gehandicapten, zal naar verwachting worden bevorderd door consumenten de mogelijkheid te geven gemakkelijker over te stappen naar een andere bank. Hiervan zou een prikkel kunnen uitgaan op aanbieders om meer met elkaar te concurreren ten aanzien van het aangeboden serviceniveau. In de praktijk bestaan er bij het overstappen naar een andere bank overstapkosten die dit kunnen belemmeren. Vooral het wijzigen van automatische incasso's en periodieke overboekingen blijkt lastig te zijn. Maar ook de vele andere handelingen waaraan bij het switchen van een bankrekening moet worden gedacht, kunnen consumenten weerhouden naar een beter alternatief over te stappen

Met de NVB en de Consumentenbond is overleg gevoerd over de mogelijkheden om de potentiële mobiliteit in de betaalmarkt te bevorderen. Inmiddels hebben de Nederlandse banken een verhuisservice in ontwikkeling. Een dergelijke service zou een belangrijke stap zijn die het eenvoudiger zou maken om bijvoorbeeld incassomachtigingen van de ene bankrekening naar een andere bankrekening over te zetten. Hierdoor zullen met name particuliere rekeninghouders gemakkelijker kunnen switchen. Deze verhuisservice is op hoofdlijnen vergelijkbaar met de door banken in enige andere landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk, aangeboden service.

Voor de lange termijn is nummerportabiliteit een optie, waarbij op dit moment wel belangrijke technische bezwaren moeten worden onderkend zoals de aanwezigheid van verschillende rekeningnummersystemen en het toenemende gebruik van het bankgerelateerde International Bank Account Number (IBAN-nummer). Nadere studie vindt op dit moment plaats in het door het Kabinet in de vierde tranche van MDW II uitgevoerde project naar overstapkosten in een aantal financiële en niet-financiële markten. Wellicht dat dit onderzoek aanvullend inzicht oplevert, dan wel dat mogelijk andere ontwikkelingen nummerportabiliteit in de toekomst dichterbij kunnen brengen.

Follow up

Het geheel overziend kan worden geconcludeerd dat er op de verschillende in de nota betalingsverkeer gesignaleerde aandachtspunten goede voortgang plaatsvindt. Zodra zich nieuwe ontwikkelingen voordoen bij de toegankelijkheid van betaalfuncties, het betalingsverkeer in het algemeen en de potentiële mobiliteit van consumenten, zal ik u nader informeren.

De Minister van Financiën,


---

Tweede Kamer, vergaderjaar 2000-2001, 27 863, nr. 1, nota betalingsverkeer, de markt voor girale

betaalmiddelen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, Aanhangsel, nr. 118.

Minister van Grote Steden- en Integratiebeleid, beantwoording mede namens de staatssecretaris

van Verkeer en Waterstaat, van kamervragen van het lid Ravestein over sluiting van

postagentschappen in de grote steden, 6 december 2001 en beantwoording van vervolgvragen door

de Ministers van Financiën en Grote Steden- en Integratiebeleid en de staatssecretaris van Verkeer

en Waterstaat.

FIN 0000575, brief van de Minister van Financiën over een pakket primaire betaaldiensten,

d.d. 1 oktober 2001.

Verordening (EG) Nr. 2560/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 2001

betreffende grensoverschrijdende betalingen in euro, L 344/13. De verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2002 voor pinbetalingen en met ingang van 1 juli 2003 voor overmakingen.

Vergelijk ook: Tweede Kamer, vergaderjaar 2000-2001, 27400, IXB, nr. 31, brief van de Minister

van Financiën aan de Tweede Kamer over valutering en verwerkingsduur van overboekingen in het

betalingsverkeer.

FIN 01-301, Minister van Financiën, brief aan de Tweede Kamer over tariefstructuren en

infrastructuur in het betalingsverkeer, 27 april 2001.