Gezondheidsraad

PERSBERICHT

---

Huidblootstelling schadelijke stoffen meer betrekken in arbeidshygiëne-beleid

In de maatregelen tegen beroepsmatige blootstelling aan schadelijke stoffen moet niet alleen de lichaamsbelasting via de ademhaling maar ook de blootstelling via de huid worden betrokken. Hiertoe is een norm voor de totale door het lichaam opgenomen hoeveelheid van een stof te verkiezen boven een norm voor alleen de potentiële inneming via de huid. In de praktijk zal echter vaak volstaan moeten worden met de waarschuwing dat huidbeschermende maatregelen noodzakelijk zijn. Dit schrijft de Gezondheidsraad in een vandaag verschenen advies aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Het vaststellen van Maximaal Aanvaarde Concentraties van schadelijke stoffen in de lucht op de werkplek is een belangrijk onderdeel van het arbeidshygiëne-beleid. Zo'n MAC-waarde berust doorgaans op een gezondheidskundige advieswaarde die de Gezondheidsraad heeft ontleend aan een wetenschappelijke risicobeoordeling voor de stof in kwestie. Blijkt uit die beoordeling dat niet alleen de ademhalingsroute maar ook de lichaamsbelasting via de huid gezondheidskundig van belang kan zijn, dan wordt aan de MAC-waarde een 'huidnotatie' verbonden. Die aanduiding betekent dat maatregelen noodzakelijk zijn om contact van de huid met de stof te vermijden.
De Staatssecretaris heeft de Gezondheidsraad advies gevraagd over de wenselijkheid en de mogelijkheden om de huidblootstelling meer expliciet in de normstelling te betrekken. De Raad antwoordt dat de huid geen onneembare barrière is voor schadelijke stoffen. en dat daarom getalsmatige normering van de huidblootstelling wenselijk is. De voor de wetenschappelijke risicoanalyse benodigde toxicologische en epidemiologische gegevens zijn echter niet altijd volledig beschikbaar.
Er zijn in beginsel twee mogelijkheden. De eerste behelst begrenzing van de hoeveelheid van de stof op de huid door het vaststellen van een grens voor de hoeveelheid stof die maximaal per vierkante centimeter huid mag worden aangetroffen. Daarmee wordt de potentiële inneming via de huid begrensd. Gaat het om situaties waarin huidblootstelling de hoofdrol speelt dan is deze - al door TNO voorgestelde - aanpak geschikt. De Gezondheidsraad geeft echter de voorkeur aan de tweede mogelijkheid, te weten begrenzing van de totale door het lichaam opgenomen hoeveelheid. De noodzakelijke monitoringstechnieken zijn evenwel niet altijd voorhanden. Men zal dan, in afwachting van de ontwikkeling hiervan, voorlopig moeten volstaan met de huidnotatie.

Het advies bevat een stappenplan voor het stellen van prioriteiten bij het beoordelen van de risico's van beroepsmatige blootstelling aan stoffen, speciaal met het oog op blootstelling van de huid. Dat plan is afgestemd op de bestaande procedures voor normstelling in ons land. In die procedures speelt het oordeel van deskundigen een belangrijke rol. De Gezondheidsraad wijst erop dat, in de praktijk, verantwoordelijke deskundigen van geval tot geval moeten uitmaken of de huidblootstelling moet worden beperkt en welke huidbeschermende maatregen nodig zijn.

Het advies is opgesteld door een commissie bestaande uit: prof. dr DP Bruynzeel, Vrije Universiteit Amsterdam, voorzitter · dr WF ten Berge, DSM, Heerlen · ir PMJ Bos, TNO Voeding, Zeist · dr RP Bos, Katholieke Universiteit Nijmegen · dr JA Bouwstra, Universiteit Leiden · prof. dr PJ Coenraads, Universiteit Groningen · drs S Dröge, Ministerie SZW, adviseur · dr P Kerklaan, Ministerie SZW, adviseur · dr S Kezic, Universiteit Amsterdam · dr MH Ponec-Waelsch, arts, LUMC · dr W Rozenboom, Gezondheidsraad, secretaris.

Nadere inlichtingen verstrekt prof. dr WF Passchier, tel. (070) 340 62 62, e-mail wfp.passchier@gr.nl.

Datum: 31 januari 2002

---