Ministerie van Economische Zaken


http://www.minez.nl

MIN EZ:energieprijzen voor kleinverbruikers

Ministerie van Economische Zaken
Berichtnaam: Persbericht
Nummer: 17
Datum: 5-2-02

ENERGIEPRIJZEN VOOR KLEINVERBRUIKERS

Het lid van de Tweede Kamer, Crone (PvdA) heeft aan de minister van Economische Zaken op 18-12-2001 de volgende schriftelijke vragen gesteld.


1 Kent u de inhoud van de Economische Verkenning 2003-2006 van het Centraal Planbureau (CPB), met name de paragraaf 5.6. Energie?


2 Hoe oordeelt u over het daar en elders 1) gestelde dat de prijzen voor kleinverbruikers van elektriciteit tot en met 2006 zullen stijgen en wel in sterkere mate dan de prijzen voor grootverbruikers?


3 Deelt u de mening dat, mede in het licht van wat de Stichting Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) in het Rapport 'Energie Markt Trends 2001' (p. 96), het CPB in de genoemde Economische Verkenning (p. 134) en de Brattle Group 2) is gemeld, er een gevaar bestaat dat een zeer beperkt aantal aanbieders van elektriciteit in Europa de elektriciteitsprijs ten nadele van de kleinverbruiker kunnen gaan manipuleren? Zo ja, behoort dit tot de voordelen van een geliberaliseerde markt? Zo nee, waarom niet?


4 Behoort tot uw streven naar meer transparante markten ook het onderkennen dat de kleinverbruikers de dupe zullen gaan worden van ongewenst strategisch gedrag door een beperkt aantal elektriciteitsaanbieders? Zo ja, hoe zult u deze transparantie aan kleinverbruikers gaan verschaffen? Zo nee, waarom niet?


5 Welke concrete maatregelen bereidt u voor om ongewenst strategisch gedrag tegen te gaan?


6 Deelt u de mening dat de naar verwachting teruglopende aardgasbaten, zoals onder andere het CPB verwacht, tot welvaartsverlies in Nederland zullen leiden, aangezien de reductie in aardgasbaten niet voldoende gecompenseerd zal gaan worden met de dalende aardgasprijzen voor eindgebruikers in Nederland? Zo ja, behoort dit tot de successen van de liberalisering van de Europese aardgasmarkt? Zo nee, waarom niet?

---

1) Zie bijvoorbeeld het ECN Rapport 'Energie Markt Trends 2001' en de in verband daarmee aan u gestelde vragen van het lid Crone van 1 november jl.

2) C. Laperta/B. Moselle (the Brattle Group) Recommendations for the Dutch electricity market. October 2001.
(http://www.tennet.nl/html/nl/services/publicaties/persberichten/offic e/executivesummary.htm)

De minister van Economische Zaken, A. Jorritsma-Lebbink, heeft deze vragen als volgt beantwoord.


1 Ja



2 Het doel van de liberalisering is dat betere efficiency leidt tot betere prijs/kwaliteit-verhoudingen. De energiebedrijven zouden door toenemende concurrentie uiteindelijk naar een vergelijkbaar en lager kostenniveau moeten toe groeien. Dit is bijvoorbeeld mogelijk door betere benutting van het transportnet en efficiëntere inkoop. Doordat de energietarieven echter ook bestaan uit kostenelementen waar bedrijven weinig of geen invloed op hebben (inflatie, personeelskosten, brandstofprijzen), betekent liberalisering niet automatisch dat de feitelijke eindgebruikerstarieven ook lager zullen zijn. Wel kan worden gesteld dat het prijsniveau zonder liberalisering naar verwachting hoger zou zijn geweest.

Het CPB baseert zich in zijn publicatie op macro-economische factoren die van invloed zijn op de energiemarkt. Zoals door het CPB aangegeven in de Economische Verkenning 2003-2006 bestaan de kosten van een afgenomen eenheid energie uit de inkoopsprijs van gas of elektriciteit, de transactiekosten van die aankoop en de transportvergoeding aan de eigenaar van de infrastructuur. De aanname van het CPB is dat de laatste twee elementen in de komende jaren gelijk blijven door concurrentie en door regulering. Juist voor die twee laatste elementen is de rol van de DTe en het regelgevend regime van belang. De DTe heeft recent aangegeven dat hij in 2002 een beperkte tariefdaling verwacht als gevolg van lagere transporttarieven, dalende inkoopkosten en door DTe opgelegde doelmatigheidskortingen. Wel wijst DTe erop dat de tarieven in de loop van 2002 wel weer kunnen stijgen omdat de inflatiecorrectie hoger is dan de opgelegde doelmatigheidskorting.
De prognoses van het CPB zijn dus vooral een belangrijke indicatie voor het kostendeel dat zich buiten de invloed van de regulering formeert.

Het CPB noemt in zijn rapport een verwachte stijging van de elektriciteitsprijzen van

1% per jaar voor kleinverbruikers, in vergelijking met 0,5% voor grootverbruikers.
Dit verschil wordt veroorzaakt door het feit dat grootverbruikers naar verhouding minder belasting (REB) betalen.


3 Het is onmiskenbaar dat er een trend naar concentratie in de markt waarneembaar is. Bestaande energiebedrijven zoeken, ook grensoverschrijdend, naar schaalvoordelen die te behalen zijn door integratie. Dit kan leiden tot grote kostenbesparingen. Dergelijke concentraties kunnen echter ook een zekere marktmacht tot gevolg hebben. Tegen eventueel misbruik van die marktmacht dient uiteraard effectief te worden opgetreden. Daarvoor hebben de NMa/DTe wettelijke instrumenten gekregen.
Indien op termijn zou blijken dat de specifieke structuur van de energiemarkt er toe leidt dat er ruimte bestaat voor ongewenste marktconcentratie in de Europese energiesector, dan zal dit uiteraard een punt van aandacht voor mijn departement en van de Europese Commissie zijn.

In antwoord op vragen van de heer Crone van 4 oktober 2001 over Electrabel heb ik reeds de marktstudie van NMa/DTe genoemd naar het gedrag van elektriciteitsproducenten.
Ik ga ervan uit dat met de resultaten van deze studie antwoord gegeven kan worden op de vraag in hoeverre producenten van stroom in Nederland de prijs (eenzijdig) kunnen beïnvloeden. Mochten de resultaten van dit onderzoek hiertoe aanleiding geven, zal ik
de Kamer hierover informeren.


4 Het is evident dat op het moment dat kleinverbruikers vrij worden in hun keuze voor een energieleverancier, ze ook moeten weten waar ze voor kiezen. Het effectief kunnen kiezen door kleinverbruikers wordt gefaciliteerd als zij de beschikking hebben over adequate en tijdige informatie ten aanzien van onder meer prijs en leveringsvoorwaarden. Naast de prijs moet ook de (milieu)kwaliteit een keuzemotief kunnen zijn.
Etikettering van met name elektriciteit is daar een goed middel voor. Zoals ik de Kamer afgelopen december schriftelijk heb laten weten, streef ik naar de invoering van een systeem van stroometikettering en zal ik bezien welke verplichtingen ten aanzien van informatieverstrekking en waarborging van leveringszekerheid in vergunningvoorwaarden dienen te worden opgenomen.


5 Als prijsstijgingen het gevolg zijn van ongeoorloofd marktgedrag
-ECN spreekt van de mogelijkheid van prijsmanipulatie, het CPB van prijsbeïnvloeding via strategisch
gedrag- dan is er uiteraard alle aanleiding hier zeer streng tegen op te treden.
De NMa/DTe kunnen in een dergelijke situatie interveniëren. Ik ben van mening dat streng moet worden opgetreden tegen ongeoorloofd marktgedrag. De NMa heeft hiertoe artikel 24 van de Mededingingswet tot zijn beschikking.

Na de vrijmaking van de energiemarkt voor kleinverbruikers zijn vergunninghouders verplicht bij de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers elk jaar de tarieven die zij berekenen, en de voorwaarden die zij hanteren, aan de directeur van de Dienst uitvoering en Toezicht energie (DTe) te verschaffen. Wanneer zou blijken dat er sprake is van onregelmatigheden dan kan de directeur van de DTe een maximumtarief vaststellen.


6 De door het CPB verwachte teruglopende aardgasbaten leiden tot welvaartsverlies.
Deze zijn het gevolg van lagere gasprijzen (met name als gevolg van lagere olieprijzen en dollarkoers). Omdat Nederland ruwweg de helft van het gas exporteert, worden lagere baten maar in beperkte mate gecompenseerd door lagere binnenlandse eindverbruikersprijzen. Door de daling van de buitenlandse gasprijzen ontstaat welvaartsverlies voor Nederland. Overigens treedt bij stijgende gasprijzen het omgekeerde effect op, een toename van de welvaart . Schommelingen in het niveau van
de gasbaten hebben altijd gespeeld en de ervaringen van de laatste jaren laten dat duidelijk zien. Ten tijde van de parlementaire behandeling van de Gaswet, toen het mogelijk effect van de liberalisering op de gasbaten (ook) aan de orde was, spraken we over verwachte inkomsten van ? 2,5 à 3 miljard. Op dit moment is dat circa ? 5,5 miljard, als gevolg van de hogere olieprijs en dollarkoers van de laatste tijd. In de Miljoenennota 2002 wordt een daling van de gasbaten geraamd als gevolg van dalende olieprijzen en dollarkoers. Deze verwachte afname van de gasbaten staat overigens los van de liberalisering. Ik blijf van mening dat de effecten van de liberalisering op de prijs die producenten voor hun gas krijgen zeer beperkt zijn en het is deze prijs die bepalend is voor de gasbaten. De internationale marktverhoudingen op de energiemarkt (ook van alternatieven als olie) zullen hierbij doorslaggevend zijn. De successen
van de liberalisering zullen met name downstream, in de prijzen voor transport en andere diensten en bij de distributie, worden behaald. Een recente studie van McKinsey bevestigt deze zienswijze.

Noot van de redactie: inlichtingen bij Jan van Diepen, tel: (070) 379 60 73

05 feb 02 12:47