Partij van de Arbeid
Den Haag, 5 februari 2002
VRAGEN VAN HET LID BARTH (PvdA) AAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID,
WELZIJN EN SPORT EN VAN JUSTITIE
1. Bent u op de hoogte van de grote financiële problemen van de Mr. A. de
Graaf Stichting? Hoe beoordeelt u deze situatie, nu duidelijk is dat de
stichting haar werkzaamheden op korte termijn zal moeten beëindigen als er
geen verandering in de financiële positie plaatsvindt?
2. Deelt u de mening dat de Mr. De Graaf Stichting een onmisbare rol speelt bij de implementatie van de Wet opheffing bordeelverbod, gezien de onafhankelijke positie van de stichting? Kunt u het antwoord toelichten?
3. Is het waar dat de rol van de Mr. De Graaf Stichting in de evaluatie van
de Wet opheffing bordeelverbod anders is uitgepakt dan verwacht? Welke rol
speelt de Mr. De Graaf Stichting nu bij de evaluatie? Welk bedrag is daar
mee gemoeid?
4. Wat is het resultaat van het gesprek van 17 januari jl., dat heeft
plaatsgevonden tussen het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
en de Mr. De Graaf Stichting?
5. Bent u bereid de subsidie van de Mr. De Graaf Stichting aan te vullen met
de EUR 58.500, die noodzakelijk is om een dreigende opheffing van de
stichting af te wenden? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet? Deelt
u de mening dat zowel het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
als het ministerie van Justitie belang hebben bij het voorbestaan van de
stichting, en dat dat belang een financiële vertaling verdient? Zo nee,
waarom niet? Zo ja, tot welke bijdrage zal dit per ministerie leiden?