Actueel

Uitspraak Dirk Hoogendam

Bron: Rechtbank Assen

Datum actualiteit: 5-02-2002

De rechtbank Assen heeft bij vonnis van 5 februari 2002 de dagvaarding van de verdachte Dirk Hoogendam deels nietig verklaard en acht de Officier van Justitie voor het overige niet-ontvankelijk in de vervolging.

De rechtbank acht de dagvaarding nietig voor zover het de mishandeling van gearresteerde personen betreft. Volgens de rechtbank is dit feit naar wettelijke maatstaven te vaag omschreven, omdat niet duidelijk is om welke personen het gaat. De resterende feiten zijn verjaard, zodat daarvoor geldt dat de Officier van Justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging.

Ter toelichting het volgende.

Hoogendam is op 22 juni 1950 tot de doodstraf veroordeeld. Die straf is later omgezet in levenslange gevangenisstraf. Op 23 oktober 2001 heeft de Bijzondere Strafkamer het verzet van Hoogendam ontvankelijk verklaard. Dit betekende dat het vonnis van 1950 als niet gewezen diende te worden beschouwd en de zaak opnieuw moest worden beoordeeld op basis van de destijds uitgebrachte dagvaarding.

Op 22 januari 2002 heeft de Bijzondere Strafkamer een zitting gewijd aan de zogeheten formele voorvragen. Die vragen bepalen of een behandeling van de feiten mogelijk is op basis van de dagvaarding. De wet schrijft dwingend voor in welke volgorde dat moet gebeuren (Wetboek van Strafvordering, artikel 348). Dat betekent dat eerst de geldigheid van de dagvaarding moet worden beoordeeld. Pas daarna komt de vraag aan bod of de Officier van Justitie al dan niet ontvankelijk is.

Nietigheid leidt ertoe dat het desbetreffende feit wordt geschrapt en verder buiten beschouwing wordt gelaten. Dat is dus gebeurd met de mishandelingen. Dat de resterende feiten verjaard zijn, komt omdat ze niet vallen onder de definities van oorlogsmisdrijven of misdrijven tegen de menselijkheid.

Bij de behandeling op 22 januari 2002 heeft de Officier van Justitie een wijziging van de tenlastelegging gevorderd. Als de rechtbank die vordering had toegewezen, dan had dit ertoe geleid dat er dan wel sprake zou zijn van een oorlogsmisdrijf. De rechtbank heeft dit afgewezen, omdat dan een nieuw feit aan de dagvaarding zou worden toegevoegd. En dat staat de wet niet toe.

Vervolgens heeft de Officier van Justitie geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid, omdat volgens haar alle feiten van de oorspronkelijke dagvaarding verjaard zijn. De verdediging was het hiermee eens. Zoals hierboven aangegeven wijkt het oordeel van de rechtbank daarvan iets af.