Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Aan de Voorzitter van de Directie Veiligheidsbeleid
Tweede Kamer der Staten-Generaal Afdeling CV
Binnenhof 4 Bezuidenhoutseweg 67
Den Haag Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum 4 februari 2002 Behandeld Joost Flamand
Kenmerk DVB/CV-34/02 Telefoon(070) 348 5419
Blad 1/1 Fax (070) 348 5684
Bijlage(n) 1 E-mail ja.flamand@minbuza.nl
Betreft Beantwoording vragen van het lid Verhagen
over het aanbod van F-16's aan de Verenigde Staten
Zeer geachte Voorzitter,
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister-President en de Minister
van Defensie, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het
lid Verhagen over het aanbod van F-16's aan de Verenigde Staten. Deze vragen
werden ingezonden op 16 januari 2002 met kenmerk 20102204480.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Antwoorden van de heer Van Aartsen, Minister van Buitenlandse Zaken, mede
namens de heer Kok, Minister-President alsmede de heer De Grave, Minister
van Defensie, op vragen van het lid Verhagen (CDA) over het aanbod van
F-16's aan de Verenigde Staten (ingezonden 15 januari 2002)
Vraag 1
Klopt het bericht(1) dat de regering in september, na de terroristische
aanslagen op de Verenigde Staten, F-16 jachtvliegtuigen heeft aangeboden aan
de Amerikanen in alle mogelijke rollen en taken die de toestellen kunnen
vervullen?
Vraag 2
Zo ja, waarom is de Tweede Kamer nooit op de hoogte gebracht van het aanbod
in september? Heeft U niet toegezegd in de geest van artikel 100 lid 1 van
de Grondwet te zullen handelen als het gaat om het verstrekken van
inlichtingen over de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht
ten behoeve vande strijd tegen het terrorisme?
Antwoord
De Minister-President heeft tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen d.d.
19 september 2001
in algemene bewoordingen blijk gegeven van een Nederlandse bereidheid
desgevraagd een militaire bijdrage aan de internationale strijd tegen het
terrorisme in serieuze overweging te zullen nemen.
Deze boodschap is in september tevens medegedeeld aan de Amerikaanse
autoriteiten.
In september 2001 was dus sprake van een algemene intentieverklaring. In
hogergenoemde contacten met de Amerikaanse autoriteiten werd geen enkele
optie op voorhand uitgesloten. Uitgangspunt was dat een concreet Amerikaans
verzoek inzicht diende te verschaffen in taakstelling en inzetgebied van de
gevraagde Nederlandse militaire bijdrage.
Vervolgens zijn op Amerikaans verzoek militair-technische besprekingen
gestart over een concrete Nederlandse militaire bijdrage aan de strijd tegen
het terrorisme. De Minister-President heeft deze besprekingen aangekondigd
tijdens het plenair overleg met de Tweede Kamer d.d. 9 oktober jl. Ten
behoeve van de Amerikaanse militaire planning werd in meer concrete termen
omschreven welke Nederlandse militaire eenheden desgevraagd beschikbaar
zouden kunnen worden gesteld. Een squadron F-16's maakte hier deel van uit.
Ten aanzien van mogelijke taken van de F-16's werd geen voorbehoud gemaakt.
De Tweede Kamer is vervolgens van het verloop van deze besprekingen
regelmatig op de hoogte gehouden. Pas op 9 november 2001 bestond de
noodzakelijk geachte helderheid over samenstelling, inzetgebied en
taakstelling van Nederlandse militaire eenheden. De Tweede Kamer werd nog
diezelfde dag ter zake ingelicht.
Vraag 3
Hoe vallen de uitlatingen van de Minister van Buitenlandse Zaken te rijmen
met de uitspraak van de Minister-President van 7 december 2001, dat de
Regering de Amerikanen "niet ongevraagd" heeft aangeboden om F-16's in te
zetten voor bombardementen op Afghanistan (2) , alsmede de uitspraak van de
Minister-President van 21 december 2001 "Nee, we bieden nooit iets aan"?(3)
Waarom zijn de uitspraken van beide bewindslieden tegenstrijdig?
Antwoord
De uitspraken van de Minister van Buitenlandse Zaken en de
Minister-President zijn niet strijdig met elkaar. Het woord 'aanbod', in de
zin zoals omschreven in het antwoord op de vragen 1 en 2, behelst een
algemene verklaring van een Nederlandse bereidheid desgevraagd een militaire
bijdrage aan de strijd tegen het terrorisme in serieuze overweging te zullen
nemen.
De Minister-President onderstreepte met zijn woorden dat het ging om een
Nederlandse reactie op een Amerikaans verzoek, en niet andersom.
Vraag 4
Ervan uitgaande dat de Minister van Buitenlandse Zaken het bewuste aanbod in
september aan de Amerikanen gedaan heeft, is dit aanbod vooraf in de
Ministerraad aan de orde gekomen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
De Minister-President deed zijn in algemene bewoordingen vervatte aanbod
tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen namens de gehele Ministerraad.
Het besluit over de Nederlandse militaire bijdrage aan de strijd tegen het
terrorisme d.d. 9 november 2001 is genomen na ampele discussie in de
Ministerraad.
Vraag 5
Is de Minister van Buitenlandse Zaken juist geciteerd in een interview met
de Volkskrant dat hij "vijf, zes weken geleden in het kabinet" gezegd heeft:
"Het is niet uitgesloten dat er een verzoek onze kant op komt. Hoe reageren
we daar dan op"?(4) Klopt het bericht dat er pas in de week van 17 december
2001 voor het eerst met de volledige Ministerraad gesproken is over
gevechtstaken voor F-16's?(5) Zo ja, waarom werd deze vraag dan pas zo laat
aan de orde gesteld in de Ministerraad, en kennelijk niet al in september
2001, toen er een aanbod gedaan werd om militaire middelen ter beschikking
te stellen voor gevechtsdoeleinden?
Antwoord
Lezing van de passage waarop vragensteller doelt leert dat deze gaat over de
mogelijke deelneming van Nederlandse militaire eenheden aan een vredesmacht
in Afghanistan en niet met de inzet van F-16's in het kader van de strijd
tegen het terrorisme.
Een discussie in de Ministerraad over een taak van Nederlandse F-16's onder
meer op het terrein van "close air support' in het luchtruim van Afghanistan
kon pas volgen nadat op 19 december 2001 een Amerikaans verzoek voor een
dergelijke taak werd ontvangen.
Vraag 6
Hoe valt de uitspraak van de ambassadeur van de Verenigde Staten, op 5
december 2001 dat "de Nederlandse regering een voorbehoud gemaakt heeft ten
aanzien van de rol die de F-16's mochten vervullen in Afghanistan.(6)
Nederland wilde de F-16's "louter voor observatie in het oorlogsgebied ter
beschikking stellen" te rijmen met de uitlatingen van de Minister van
Buitenlandse Zaken? Heeft de Nederlandse regering op enigerlei moment een
dergelijk voorbehoud gemaakt, hetzij formeel, hetzij informeel?
Antwoord
Zoals reeds in het antwoord op vraag 1 en 2 is gesteld, is in de loop van
oktober 2001 een nadere precisering gemaakt van Nederlandse militaire
eenheden welke desgevraagd beschikbaar zouden kunnen worden gesteld voor de
strijd tegen het terrorisme. Na nader overleg op het Amerikaanse Central
Command (CENTCOM) in Tampa, Florida, werd duidelijk dat de Verenigde Staten
ten aanzien van de inzet van Nederlandse F-16's zouden vragen om een
verkenningstaak. Dit verzoek bereikte Nederland langs informele kanalen op 7
november 2001. Het formele verzoek ('request for forces') dat op 8 november
via het State Department en de Amerikaanse Ambassade bij het ministerie van
Buitenlandse Zaken binnenkwam, betrof F-16's zonder specificatie van de aard
van de inzet. Voor de goedeorde is toen van Nederlandse kant contact
opgenomen met Washington met de vraag of nog steeds overeenstemming bestond
over de eerder overeengekomen inzet van de F-16's met verkenningstaken. Deze
vraag werd door de VS via zijn ambassade in Den Haag op 9 november 2001
bevestigend beantwoord. Diezelfde dag nam de Ministerraad zijn beslissing,
en werd de Tweede Kamer geïnformeerd.
Zoals bekend heeft op 5 december 2001 op verzoek van Minister Van Aartsen
een gesprek plaatsgevonden tussen hemzelf en Ambassadeur Sobel. Na afloop
van dit gesprek hebben beiden te kennen gegeven dat tussen de VS en
Nederland geen verschil van mening heeft bestaan over de inzet van de
Nederlandse F-16's. De Amerikaanse ambassadeur heeft Minister Van Aartsen
verzekerd dat zijn uitspraken in de pers vooral bedoeld waren om de
Amerikaanse waardering voor de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen het
terrorisme uit te spreken en niet om een andere lezing van de gang van zaken
te geven.
(1) De Volkskrant d.d. 29 december 2001
(2) NRC Handelsblad, 8 december 2001
(3) Radio-interview Met het oog op morgen, Radio 1, 21 december 2001
(4) De Volkskrant, 29 december 2001
(5) De Volkskrant, 29 december 2001
(6) De Volkskrant, 6 december 2001
===