Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

Soortenrijkdom grote grazers in natuurgebieden voorspelbaar

4 februari 2002
Het aantal soorten grote planteneters dat in een natuurgebied kan leven, wordt eenvoudig bepaald door regenval en bodemvruchtbaarheid. De Wageningse ecoloog dr. Han Olff kan hiermee aangeven waar in de wereld natuurreservaten gewenst zijn om groot wild te beschermen.

De onderzoeker van Wageningen Universiteit heeft op een wereldkaart aangegeven in welke gebieden de grootste diversiteit aan groot wild kan leven. Voor soortenrijke natuurgebieden in Oost-Afrika en op de Argentijnse pampa kloppen de voorspellingen goed met het aantal aanwezige diersoorten. Verrassender is een voorspelde hoge soortenrijkdom in India, de Oekraïne en het midden-westen van de VS. Dit zijn landbouwgebieden waar de meeste diersoorten zijn verdwenen. In Europa heeft Spanje veel mogelijkheden voor natuurgebieden met een grote soortenrijkdom aan planteneters. Dat geldt ook voor delen van Mongolië, China en Australië.

Voor de voorspellingen van de soortenrijkdom gebruikten de Wageningse ecologen alleen gegevens over bodemvruchtbaarheid en neerslag. Deze twee gegevens bepalen de hoeveelheid en de kwaliteit van het voedsel. Grote planteneters hebben veel voedsel nodig, waarbij de kwaliteit van minder belang is. Kleine planteneters hebben minder eten nodig, maar van hogere kwaliteit.

Daardoor is een natuurgebied met veel regenval goed voor grote planteneters, zoals olifanten en buffels. Een natuurgebied met vruchtbare grond en weinig regenval is ideaal voor kleinere planteneters, zoals gazellen en hazen. De grootste soortenrijkdom is te verwachten in een gebied met een vruchtbare bodem en gemiddelde neerslag.

De Wageningse onderzoekers hebben met subsidie van NWO soortenrijkdom, neerslag en bodemvruchtbaarheid van 88 natuurparken in Afrika en 34 in Noord-Amerika vergeleken met de voorspellingen. In Afrika komen in totaal 99 grote planteneters van minstens twee kilo voor. In Noord-Amerika zijn dat slechts 25 soorten. Ondanks de grote verschillen in natuur bleek op beide continenten het aantal diersoorten in elk park, als percentage van de totale soortenrijkdom op het continent, te herleiden tot regenval en bodemvruchtbaarheid. Uiteraard geldt dit alleen voor natuurgebieden. De conclusie dat de soortenrijkdom op zo'n eenvoudige manier is te voorspellen, kwam als een verrassing. Het onderzoek geeft aan welke nog onbeschermde natuurgebieden en welke landbouwgebieden de meeste mogelijkheden bieden om biodiversiteit te herstellen.


---

Nadere informatie bij
dr. Han Olff
(WU, leerstoelgroep Natuurbeheer in de Tropen)
tel. 0317 48 3174 (werk) of 06 21820806 (privé)
fax 0317 484845
e-mail han.olff@staf.ton.wau.nl
Han Olff heeft samen met collega's Herbert Prins en Mark Ritchie (Syracuse, VS) over het onderzoek een artikel ter publicatie aangeboden aan het wetenschappelijk tijdschrift Nature


--
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)
Afdeling Voorlichting en Communicatie
Postbus 93138
2509 AC Den Haag
Telefoon (070) 344 07 13
Fax (070) 385 09 71
E-mail news@nwo.nl
Internet algemeen http://www.nwo.nl
Internet pers en publiek http://www.nwo.nl/wetenschapsplein