Partij van de Arbeid
Den Haag, 5 februari 2002
VRAGEN VAN HET LID DEPLA (PvdA) AAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN
WERKGELEGENHEID
1. Is bekend in hoeveel pensioenregelingen in 2001 en 2002 de aanvullende
pensioenen zijn aangepast aan de prijs- en loonstijgingen (indexatie)? Neemt
dit aantal toe of af ten opzichte van de jaren negentig? Is het waar dat
ondernemingspensioenfondsen en verzekerde regelingen eerder afzien van
indexatie dan bedrijfstakpensioenfondsen?
2. Wat betekent het voor de koopkracht van ouderen als het aanvullend
pensioen niet aangepast wordt aan de prijsstijgingen?
3. In het Financieele Dagblad van 3 september 2001 stond een overzicht van
een aantal ondernemingen dat in 1999 en 2000 een korting heeft gehad op de
pensioenpremie. Ook stond in dit overzicht welke ondernemingen geld
teruggestort hebben gekregen uit hun ondernemingspensioenfonds. Welke van
deze ondernemingen die in dit overzicht voorkwamen, hebben in 2001 en 2002
afgezien van aanpassing van de aanvullende pensioenen aan de prijs- of
loonstijgingen?
4. Deelt u de mening van de PvdA dat gezamenlijk pensioen opbouwen een
profijtelijke vorm van solidariteit is tussen en binnen generaties in goede
en slechte tijden? Is het in dat licht niet ongewenst dat ondernemingen die
recent in goede tijden een premiekorting hebben gekregen of geld uit het
fonds hebben ontvangen, nu - in slechtere tijden - afzien van aanpassing van
het pensioen aan de prijsstijgingen?
5. Hebben deelnemersraden bij de pensioenfondsen die in vraag 3 genoemd zijn
én die afgezien hebben van indexatie, adviesrecht of instemmingsrecht gehad?
Zo nee, is dit dan geen aanleiding om de formele zeggenschap van
deelnemersraden te versterken?