Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
VVA. 2002/386
datum
06-02-2002

onderwerp
BSE in Nederland
TRC 2002/1142

bijlagen
1

Geachte Voorzitter,

Hierbij doe ik u, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, in de bijlage een geaggregeerd overzicht van de in 2001 in Nederland vastgestelde gevallen van BSE toekomen. Tevens breng ik u op de hoogte van de recent in 2002 vastgestelde gevallen van BSE.

datum
06-02-2002

kenmerk
VVA. 2002/386

bijlage

In 2001 zijn in Nederland in totaal 20 gevallen van BSE vastgesteld. In alle gevallen betrof het dieren van vier jaar of ouder. De gemiddelde leeftijd van de dieren was ruim zes jaar. Zes gevallen deden zich voor in het eerste kwartaal, vier in het tweede, drie in het derde en zeven in het vierde. De schommeling in het aantal per kwartaal gevonden gevallen is mede toe te schrijven aan een schommeling in de uitstoot van oudere melkkoeien. Met name in het laatste kwartaal van 2001 was deze uitstoot groter dan in de voorafgaande perioden.

De toename van het aantal in 2001 gevonden gevallen ten opzichte van de voorgaande jaren kan in belangrijke mate worden verklaard door de intensivering van het onderzoek naar BSE. Immers, met ingang van 1 januari 2001 worden alle voor de slacht en voor de destructie aangeboden runderen van 30 maanden en ouder op het voorkomen van BSE onderzocht. Voor de destructiedieren is genoemde leeftijdsgrens per 1 juli 2001 verlaagd van 30 naar 24 maanden. In de loop van het jaar zijn aldus bijna 499.000 dieren onderzocht, waarvan 468.000 slachtdieren en 31.000 dieren voor destructie.

Van de 20 in 2001 vastgestelde BSE-gevallen, was er in zes gevallen sprake van een verdenking op BSE op grond van klinische verschijnselen bij het levende dier. Viermaal werden de verschijnselen op het rundveebedrijf opgemerkt en tweemaal tijdens de levende keuring op het slachthuis. In de overige 14 gevallen werden geen klinische verschijnselen opgemerkt. Deze gevallen werden gevonden op basis van het hierboven genoemde, per 1 januari 2001 ingevoerde onderzoek. Van de gevallen die zo aan het licht kwamen, ging het in elf gevallen om slachtrunderen en in drie gevallen om kadavers voor destructie.

In alle gevallen werden de bedrijven waarop de runderen aanwezig waren, respectievelijk van afkomstig waren door de RVV bezocht. Op geen van de bedrijven werden bij één van de overige aanwezige runderen verschijnselen van BSE waargenomen. In alle gevallen zijn alle op de getroffen bedrijven aanwezige runderen gedood en vernietigd. Dit was ook het geval bij de tien bedrijven waar BSE na 19 juli werd vastgesteld, dat wil zeggen nadat de verplichte ruiming van dieren werd beperkt tot de risicogroepen (laatste nakomelingen van het BSE-rund, het voerdercohort en het geboortecohort). Naast de ruiming van de runderen op de bedrijven zijn ook steeds de niet meer op de bedrijven aanwezige risicodieren getraceerd en vervolgens gedood en vernietigd. Bij geen van deze dieren is BSE vastgesteld.

De gevallen werden verspreid over het land, doch vooral in het oosten aangetroffen.
Naar de verklaring van deze verhoogde incidentie in het oosten van het land wordt nog gezocht. Met betrekking tot een mogelijke rol van het veevoeder moet worden vastgesteld dat aan de uitkomsten van de onderzoeken die de Algemene Inspectiedienst bij het vaststellen van een geval van BSE instelt naar de herkomst en de samenstelling van het gebruikte veevoeder, geen conclusies kunnen worden verbonden. In het onderzoek van de AID zijn geen relevante overtredingen vastgesteld.

De invoering van het reguliere onderzoek van hersenmateriaal heeft een completer en betrouwbaarder beeld van het daadwerkelijk voorkomen van BSE in Nederland opgeleverd. Dit beeld, 20 gevallen in het kalenderjaar, is in overeenstemming met de schattingen, die eind 2000 door ID-Lelystad werden opgesteld.

Recente gevallen van BSE

Sinds 1 januari 2002 zijn er drie nieuwe gevallen van BSE vastgesteld (zie bijlage). Het eerste geval deed zich voor in Hof van Twente. Het betrof een vijf jaar oude koe. De besmetting werd vastgesteld bij het reguliere onderzoek van slachtrunderen van 30 maanden en ouder. Het tweede geval deed zich voor in Raalte. Hier betrof het een zes jaar oude koe. De besmetting werd vastgesteld nadat de door de veehouder geconsulteerde dierenarts symptomen van BSE had waargenomen. Het derde geval deed zich voor bij een zeven jaar oude koe uit Fijnaart. Dit geval werd ontdekt bij het reguliere onderzoek van runderen van 24 maanden en ouder die voor destructie worden aangeboden. De betrokken veehouders kozen voor de ruiming van alle op hun bedrijven aanwezige runderen. Ook de overige runderen die behoren tot de risicogroepen zijn getraceerd en geruimd.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

mr. L.J. Brinkhorst

Bijlage:
Gevallen van BSE in 2001 en 2002 (PDF-formaat, 31 Kb)
Voor downloaden van PDF-bestanden: Zie het origineel http://www.minlnv.nl/infomart...2002/par02042.htm .

---