European Commission

IP/02/204

Brussel, 6 februari 2002

De Commissie pleit voor een einde aan de discriminatie van onderdanen van derde landen op het punt van sociale zekerheid

De Commissie heeft vandaag een voorstel goedgekeurd om eind te maken aan de discriminatie van onderdanen van derde landen die hun socialezekerheidsrechten niet kunnen doen gelden wanneer ze zich tussen EU-landen verplaatsen om er te verblijven, te wonen of te werken. Het doel van het initiatief is tweeledig: 1) de integratie van onderdanen van derde landen bevorderen door hen vergelijkbare rechten en plichten te verlenen als EU-burgers en 2) de mobiliteit van werknemers (inclusief werknemers uit derde landen) te bevorderen. Het voorstel van de Commissie voor een verordening, waarover het Europees Parlement een advies zal uitbrengen en dat ter goedkeuring aan de Raad zal worden voorgelegd, heeft potentieel betrekking op 13 miljoen onderdanen van derde landen die legaal in de EU verblijven.

Anna Diamantopoulou, commissaris van Sociale zaken, verklaarde: 'We willen onderdanen van derde landen die in de EU verblijven, zoveel mogelijk integreren en hen vergelijkbare rechten en plichten als EU-burgers geven. Belangrijk is de grondrechten van onderdanen van derde landen te respecteren. Verder moeten alle obstakels uit de weg worden geruimd die de mobiliteit en de arbeidsmarktparticipatie van werknemers belemmeren. Dat zijn de twee belangrijkste uitdagingen voor de Europese Raad van Barcelona in maart'.

Antonio Vitorino, commissaris van Justitie en Binnenlandse Zaken, verklaarde: 'Dankzij dit initiatief kunnen we de doelstelling van de Europese Raad van Tampere helpen verwezenlijken, namelijk een vergelijkbare behandeling van EU-burgers en onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven.'

De Commissie stelt een verordening van de Raad voor die de werkingssfeer van de bestaande EU-coördinatieregels inzake sociale zekerheid tot alle onderdanen van derde landen uitbreidt. Tot dusver golden deze regels uitsluitend voor EU-burgers, staatlozen, vluchtelingen en gezinsleden van (eventueel overleden) EU-burgers. De lidstaten zijn bevoegd voor de sociale zekerheid, maar in het belang van de mobiliteit waarborgt de EU sinds 1971 het behoud van in een andere lidstaat verworven socialezekerheidsrechten. Tot dusver konden onderdanen van derde landen niet van deze regeling profiteren.

Achtergrond

De Commissie had oorspronkelijk op 12 november 1997 voorgesteld om onderdanen van derde landen te integreren via een wijziging van Verordening 1408/71 op grond van de artikelen 42 en 308 van het EG-Verdrag. In het licht van de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam (met name Titel IV) en het arrest van het Hof van Justitie van 1 oktober 2001 in de zaak-Khalil (C-95/99) verkiest de Commissie nu echter artikel 63, lid 4, als rechtsgrond voor het voorstel (artikel over de voorwaarden voor de toegang tot en het verblijf in de EU van onderdanen van derde landen). Het voorstel moet worden goedgekeurd krachtens de procedure van artikel 67 van het EG-Verdrag, dat eenparigheid van stemmen vereist na overleg met het Europees Parlement. Protocollen bij het Verdrag bieden het VK en Ierland een "opt-in" en Denemarken een "opt-out" met betrekking tot Titel IV.

Opgemerkt zij dat de toepassing van Verordening 1408/71 op alle onderdanen van derde landen niet automatisch recht geeft op toegang tot en verblijf/vestiging in een lidstaat, of toegang tot de arbeidsmarkt in een lidstaat. Dit initiatief beoogt de gelijke behandeling van onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven en zich (legaal) naar een andere lidstaat begeven.