European Commission

IP/02/209

Brussel, 8 Februari 2002

De Commissie verhoogt het aantal vrouwen op beleidsposten en in managementfuncties

De afgelopen twee jaar heeft de Europese Commissie haar inspanningen voortgezet om het probleem van de ondervertegenwoordiging van vrouwen op beleidsposten en in managementfuncties aan te pakken. In het kader van haar interne strategie ter bevordering van de gelijke kansen, en in het bijzonder met het oog op een beter evenwicht tussen mannen en vrouwen, had de Commissie doelstellingen voor het jaar 2001 vastgesteld, met name wat betreft de aanwezigheid van vrouwen in managementfuncties en op beleidsposten (directeur-generaal, directeur, hoofd van een administratieve eenheid en administrateur). In 2001 zijn vijf vrouwen tot directeur benoemd en zijn 19 vrouwen aangesteld in het ambt van hoofd van een administratieve eenheid; 111 vrouwen die voor een algemeen vergelijkend onderzoek waren geslaagd, zijn aangeworven als administrateur. Dit betekent dat bijna alle doelstellingen zijn bereikt. Voor 2002 worden nieuwe doelstellingen vastgesteld. De Commissie streeft ernaar tegen het einde van haar ambtstermijn het aantal vrouwen in hogere managementfuncties (A1 en A2) te verdubbelen. Daarvoor moet zij tegen december 2004 22 vrouwen in deze rangen hebben benoemd.

Neil Kinnock, vice-voorzitter van de Commissie en verantwoordelijk voor de administratieve hervorming, verheugt zich over deze resultaten : "Ik heb het genoegen u mee te delen dat de Commissie de doelstellingen heeft bereikt die zij voor 2001 had vastgesteld om het evenwicht tussen mannen en vrouwen te verbeteren. Het verheugt mij in het bijzonder dat steeds meer vrouwelijke ambtenaren worden aangeworven, want het is duidelijk dat zij de managers van de toekomst zijn. Toch moet nog een lange weg worden afgelegd vóór al onze doelstellingen zijn bereikt. Daarom beveel ik hooggekwalificeerde vrouwen ten zeerste aan om naar managementposten te solliciteren, want zonder hun sollicitatie zullen wij er nooit in slagen voldoende vrouwen in die posten te benoemen".

Voor de "huishoudelijke begroting" zijn andere doelstellingen vastgesteld dan voor de "begroting voor onderzoek", omdat voor elk van deze begrotingen een specifieke personeelsstructuur geldt.

Wat betreft de benoeming van vrouwen in hogere managementfuncties - A1 (directeur-generaal en adjunct-directeur-generaal) en A2 (directeur) - ten laste van de huishoudelijke begroting, is het voor 2001 nagestreefde aantal (vier benoemingen) overschreden. Vijf vrouwen werden tot directeur benoemd (van wie twee hun functie in de loop van 2002 zullen opnemen); dit brengt het totaal aantal vrouwelijke directeuren op 27, tegenover 147 mannelijke (15,5%). Eind 2001 waren vier vrouwen directeur-generaal of adjunct-directeur-generaal, tegenover 54 mannen.

Voor het middelbaar management (ambten van de rangen A3-A5), waar vrouwen sterk ondervertegenwoordigd zijn, is het streefcijfer bijna bereikt : 19% van de nieuwe ambtenaren zijn vrouwen (doelstelling: 20%). Dit is een aanzienlijke verbetering ten opzichte van 2000 (14,3%). Hierdoor is het totaal aantal vrouwen op posten van het middelbaar management op 158 gekomen, tegenover 853 mannen (15,63%)

Wat het personeel op niet-leidinggevende beleidsposten betreft (rangen A6, A7 en A8), wordt ernaar gestreefd zoveel mogelijk vrouwen van de reservelijsten van algemene vergelijkende onderzoeken aan te werven. Voor deze rangen is het van het grootste belang dat evenwicht wordt nagestreefd bij de aanwerving, want het zijn deze rangen die later het middelbaar en hoger management moeten leveren. In 2001 zijn 111 vrouwen in dienst genomen, tegenover 187 mannen (de reservelijsten bestonden voor 27% uit vrouwen). In categorie A bedraagt het totaal aantal vrouwelijke ambtenaren 21,8%; in 2000 was dat 20,3%.

Voor de begroting voor onderzoek zijn in 2001 voor het eerst doelstellingen vastgesteld. In rang A2 zou één vrouw worden benoemd, maar deze benoeming is wegens een interne reorganisatie niet doorgegaan. Op posten van het middelbaar management zijn zeven vrouwen benoemd, terwijl het streefcijfer slechts twee bedroeg. Ten slotte was het de bedoeling tegen eind 2001 het percentage vrouwen op posten van de rangen A6, A7 en A8 te verhogen. Het aantal vrouwen op deze posten is toegenomen van 151 in 2000 tot 189 in 2001, dit is een stijging van 24,6% tot 30,8%.

Vergeleken bij de vastgestelde doelstellingen, zijn de in 2001 bereikte resultaten voor de begroting voor onderzoek dus over het algemeen bevredigend. Het aantal vrouwen in categorie A is sedert het begin van het jaar toegenomen (19,6% tegenover 17,9% in 2000).

Opmerking

Sedert 1995 stelt de Commissie jaarlijks kwantitatieve doelstellingen vast voor de aanwerving en de benoeming van vrouwen op beleidsposten en in hogere managementfuncties. De Commissie Prodi heeft zich ten doel gesteld tegen het einde van haar ambtstermijn het oorspronkelijke aantal van 22 vrouwen op A1- en A2-posten te verdubbelen. Eind 2001 bedroeg dit aantal 28.

Het beleid inzake gelijke kansen mag echter niet beperkt blijven tot het vaststellen van een reeks doelstellingen voor beleidsposten en managementfuncties. Gelijke kansen voor vrouwen op alle niveaus, een betere toepassing van het gender mainstreaming-beginsel in het personeelsbeleid en een arbeidsklimaat waarin plaats is voor verscheidenheid en dat een betere combinatie van werk en privéleven mogelijk maakt, vormen de prioritaire uitgangspunten van het beleid van de Commissie inzake menselijk kapitaal. Hiermee is dan ook rekening gehouden in de voorstellen van de Commissie voor de hervorming van haar diensten (zie IP/00/1381).