Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Consulaire Zaken Afdeling Consulair-Maatschappelijke Zaken i.o. Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag

Datum 12 februari 2002 Auteur drs. S.M.F.N. Kreutzer
Kenmerk CM/sk Telefoon 070- 348 47 70

Blad 1/12 Fax 070- 348 52 56

Bijlage(n) E-mail dpc-cm@minbuza.nl

Betreft Vragen over brief d.d. 18 oktober 2001 inzake de resultaten van de Ronde Tafel Conferentie gedetineerdenbegeleiding alsmede de motie Hoekema/Verhagen (BuZa-01-565)

Zeer geachte Voorzitter,

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de vragen gesteld door de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken naar aanleiding van mijn brief van

18 oktober 2001 inzake de resultaten van de Ronde Tafel Conferentie gedetineerdenbegeleiding alsmede de motie Hoekema/Verhagen.

Deze lijst met vragen werd ingezonden op 18 januari 2002 met kenmerk BuZa-01-565.

Minister van Buitenlandse Zaken

Antwoorden op de vragen gesteld door de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken over de brief van 18 oktober 2001 inzake de resultaten van de Ronde Tafel Conferentie gedetineerdenbegeleiding, alsmede de motie Hoekema/Verhagen.

Internationaal volkenrechtelijke context

Vraag 1

Kan de Minister een toelichting geven op het vastleggen van het consulair beleid in instructies dan wel in een wet, waarbij aandacht wordt geschonken aan consulaire bijstand als afdwingbaar recht?

Vraag 2

Kan de Minister nader onderbouwen in hoeverre de twee algemene principes waardoor de Nederlandse overheid zich laat leiden bij de begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het buitenland, voldoende worden nageleefd?

Antwoord

Het internationale verdrag dat consulaire rechten en plichten regelt, namelijk het Verdrag van Wenen inzake Consulaire Betrekkingen van 1963 , bevat in de artikelen 5 en 36 enkele bepalingen die betrekking hebben op individuele personen. In het bijzonder is bepaald dat gedetineerde vreemdelingen het recht hebben de autoriteiten van de ontvangende staat te verzoeken om de vertegenwoordigers (lees: ambassade en/of consulaat) van de zendstaat te informeren over hun detentie. De zendstaat kán dan opkomen voor zijn burger. Naar het huidige volkenrecht bestaat geen formele plicht voor staten om hun burgers in den vreemde consulaire bijstand te verlenen. Er bestaat wel een volkenrechtelijk recht van staten om eigen burgers consulaire bijstand te verlenen.

De wijze waarop en de inzet waarmee ik de consulaire bijstand verleen aan in het buitenland gedetineerde Nederlanders moet van geval tot geval worden bepaald, met inachtneming van alle relevante feiten en omstandigheden. Ik dien daarbij over een ruime mate van beoordelingsvrijheid te beschikken. Omdat mede hierom in Nederland geen consulaire wet bestaat, bestaat er in juridische zin geen absolute aanspraak op individuele consulaire bijstand. Dat betekent uiteraard niet dat mijn medewerkers naar willekeur kunnen beslissen over het verlenen of onthouden van consulaire bijstand of over de wijze waarop aan deze bijstand invulling wordt gegeven. Het Nederlandse consulaire beleid in het algemeen is vastgelegd in instructies (de zogenaamde Bundel Consulaire Voorschriften (BCV)). Elke beslissing die op basis van deze instructies wordt genomen dient de toets te kunnen doorstaan dat aan de vereisten van zorgvuldige voorbereiding en een niet vooringenomen, volledige belangenafweging is voldaan. Meer in het algemeen dienen deze beslissingen te voldoen aan de normen die gelden voor behoorlijk bestuur. Ik ben van mening dat op deze wijze voldoende waarborgen aanwezig zijn voor een adequate begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het buitenland.

De twee algemene principes genoemd in vraag 2 waardoor de Nederlandse overheid (net zoals de regeringen van andere Westerse staten overigens) zich laat leiden bij de begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het buitenland, vormen de bases voor de richtlijnen als neergelegd in de BCV, zoals ook de Algemene Rekenkamer in het rapport "Gedetineerdenzorg buitenland" aangeeft.

Toezicht op een juiste toepassing van het vreemde recht

Vraag 3

Hoe houdt de Nederlandse overheid toezicht op de juiste toepassing van het vreemde recht?

Vraag 5

Hoe denkt de Minister inzicht te krijgen in de lokale rechtsregels?

Vraag 6

Hoe verzamelen ambassades informatie over de lokale rechtsgang en detentieomstandigheden?

Antwoord

Het toezicht houden op juiste toepassing van de geldende regels door het gastland geschiedt op verschillende manieren.

De Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland verzamelen informatie over de geldende rechtsregels in het gastland. Dit geschiedt via tal van kanalen en netwerken. Zo maakt de post o.a. gebruik van contacten met advocaten, justitiële autoriteiten en wetenschappelijke instellingen en allerlei andere informatiebronnen.

De ambassade wordt echter niet altijd (tijdig) op de hoogte gesteld van nieuwe regelgevingen. In landen waar informatie over het strafrecht niet algemeen toegankelijk is en waar de autoriteiten niet in staat of bereid zijn informatie te verstrekken, is een post voornamelijk afhankelijk van informatie van lokale advocaten; daarnaast baseert de post zich ook op ervaringen met eerdere gevallen van arrestaties van Nederlanders.

Voor wat betreft het toezicht houden op de juiste toepassing van het vreemde recht in individuele gevallen diene dat Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland in de praktijk de vinger aan de pols houden via contacten met de gedetineerde zelf, zijn advocaten en - indien nodig - de justitiële autoriteiten. Indien mogelijk en nodig wordt de rechtszitting door een medewerker van een ambassade of consulaat bijgewoond. Dit geschiedt vaker wanneer het een rechtszaak betreft in een land dat niet is aangesloten bij het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) en waar minder waarborgen in het rechtssysteem zijn ingebouwd.

Voor wat betreft de detentieomstandigheden geldt dat de posten op dezelfde wijze informatie verzamelen. Algemene informatie over de stand van zaken wordt verkregen via contacten met autoriteiten en allerlei (open) bronnen. Kennis over de detentieomstandigheden van individuele Nederlandse gedetineerden wordt verkregen door geregelde bezoeken aan betrokkenen en contacten met gevangenisautoriteiten, advocaten etc.

Richtlijnen inzake het nemen van diplomatieke stappen

Vraag 4

Welke (diplomatieke) stappen onderneemt de Nederlandse overheid indien het vreemde recht niet juist wordt toegepast?

Vraag 7

Zijn er richtlijnen opgesteld over welke diplomatieke stappen moeten worden genomen in bepaalde situaties, bijvoorbeeld over de vraag wanneer autoriteiten moeten worden aangesproken?

Vraag 8

Waarom heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken tot nu toe nauwelijks diplomatieke stappen ondernomen voor gedetineerden in het buitenland, zoals de Algemene Rekenkamer in haar rapport van oktober 2000 heeft aangegeven?

Vraag 16

Zou de Minister kunnen aangeven waarom er geen normen ontwikkeld, danwel voorgesteld zijn m.b.t. interveniëren door Nederlandse ambassadeurs indien een land zich niet houdt aan eigen wetgeving m.b.t. strafvervolging of indien een gedetineerde geen beschikking krijgt over een betrouwbare advocaat?

Antwoord

Er zijn geen algemene richtlijnen opgesteld over welke diplomatieke stappen moeten worden genomen in bepaalde situaties dan wel normen ontwikkeld met betrekking tot interventies van Nederlandse ambassadeurs. Ik acht dat ook niet wenselijk. Ook bij de beslissing of en zo ja welke diplomatieke stappen in bepaalde gevallen moeten worden ondernomen dien ik over flexibiliteit te beschikken. De wijze waarop en de inzet waarmee diplomatieke stappen worden ondernomen worden van geval tot geval bepaald, met inachtneming van alle relevante feiten en omstandigheden.

Indien geconstateerd wordt dat het vreemde recht niet op de juiste manier wordt toegepast zullen diplomatieke stappen worden overwogen. Deze kunnen op verschillende niveaus worden ondernomen. In veel gevallen gebeurt dit middels 'stille diplomatie'. Indien dit niet in voldoende mate opheldering verschaft of leidt tot juiste toepassing van het vreemde recht kunnen diplomatieke demarches worden overwogen.

In het algemeen kan worden gesteld dat de diplomatieke vertegenwoordigingen van de EU-lidstaten in gevallen waar het hun gedetineerde landgenoten als groep betreft zoveel mogelijk gezamenlijk de desbetreffende buitenlandse autoriteiten aanspreken. Binnen de Europese Unie zijn wel algemene richtlijnen opgesteld hoe in bepaalde gevallen waar het gaat om de doodstraf, overigens niet noodzakelijkerwijs alleen ten behoeve van buitenlandse gedetineerden, gezamenlijke demarches uitgevoerd worden.

Verwezen wordt naar het rapport van de Algemene Rekenkamer "Gedetineerdenzorg buitenland", waarin wordt gesteld dat mijn Ministerie tot nu toe nauwelijks diplomatieke stappen heeft ondernomen voor gedetineerden in het buitenland. Het is juist dat formele zichtbare diplomatieke demarches ten behoeve van Nederlandse gedetineerden in het buitenland inderdaad niet vaak voorkomen. Echter, zoals hierboven is gesteld kan interventie door Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigers op verschillend niveau en op verschillende manieren - ook informeel en niet zichtbaar geschieden.

Voortzetting werk ter voorbereiding van de Ronde Tafel Conferentie

Vraag 9

Wordt het werk van de stuurgroep en de werkgroepen ter voorbereiding van de Ronde Tafel Conferentie voortgezet, en zo ja, in welke zin?

Vraag 10

Zijn Stichting Epafras en de Reclassering betrokken bij de vormgeving en uitwerking van het beleid, en zo ja, in welke zin, en zo nee, waarom niet?

Antwoord

De deelnemers aan de werkgroepen ter voorbereiding van de Ronde Tafel Conferentie (RTC) onder wie vertegenwoordigers van de Reclassering en de Stichting Epafras, alsmede de overige deelnemers aan de RTC zijn na afloop geïnformeerd over de resultaten en ervaringen. Daartoe hebben de deelnemers tevens een afschrift ontvangen van de brief die U is toegegaan op 18 oktober 2001 alsmede een uitgebreid verslag van de RTC. Vooralsnog is overigens door géén van de deelnemers gereageerd op de brief, noch op het verslag. Reeds vóór de RTC vond met vertegenwoordigers van Reclassering en Epafras geregeld overleg plaats over de gedetineerdenbegeleiding. Ook bij de uitwerking van de normen voor de begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het buitenland, die op 1 januari 2002 van kracht zijn geworden, zijn deelnemers van de werkgroepen, met name vertegenwoordigers van de Reclassering, Epafras en het Ministerie van Justitie, betrokken. Evaluatie van deze nieuwe normen met medewerking van deelnemers aan de RTC wordt voorzien.

Begeleidingsnormen

Vraag 11

Kan duidelijker worden aangegeven waarom bij de uitvoering van de motie Hoekema/Verhagen de voorkeur wordt gegeven aan het meervoudige begrip 'normen'?

Vraag 12

Kan de Minister nader onderbouwen waarom hij in plaats van gedetineerdenzorg en zorgnormen liever wil spreken van gedetineerdenbegeleiding en begeleidingsnormen?

Vraag 13

Waarom veronderstelt 'zorg' in de ogen van de Minister iets dat niet waargemaakt kan worden en tevens buiten zijn verantwoordelijkheid valt?

Antwoord

In aanvulling op het gestelde in mijn brief van 18 oktober 2001 kan ik u nog het volgende mededelen. De reden dat ik er voor gekozen heb te spreken van gedetineerdenbegeleiding in plaats van gedetineerdenzorg is gelegen in het algemeen geldende principe dat de autoriteiten van het land van detentie verantwoordelijk zijn voor de verzorging van gedetineerden, net zoals Nederlandse autoriteiten verantwoordelijk zijn voor de verzorging van gedetineerden in Nederland. De opvatting dat Nederland de zorg voor Nederlanders in buitenlandse gevangenissen niet kan overnemen van de staat van detentie komt ook in uiting in de Wet Socialezekerheidsrechten Gedetineerden (WSG), die op 1 mei 2000 in werking is getreden, op grond waarvan het recht op uitkering voor Nederlandse gedetineerden in het buitenland is vervallen. Daarom wordt dan ook de voorkeur gegeven aan gedetineerdenbegeleiding in plaats van zorg. Begeleiding past beter bij de verschillende fasen van detentie en sluit beter aan bij de taken van mijn Ministerie en bij de taken die de posten in het buitenland hebben.

De taken die mijn Ministerie heeft ten aanzien van gedetineerde landgenoten in buitenlandse gevangenissen zijn in sterke mate onderhevig aan de grote diversiteit van de individuele gevallen, waarbij onder andere gedacht kan worden aan de detentieomstandigheden en de afstand tot familie en naaste verwanten. Rekening houdend met deze diverse factoren kan mijns inziens daarom geen universele of enkelvoudige norm worden geformuleerd. Mijn voorkeur gaat dan ook uit naar hantering van de (meervoudige) term begeleidingsnormen.

Maatregelen ter verlichting van de leefomstandigheden

Vraag 14

Welke concrete maatregelen worden er genomen om ervoor te zorgen dat leefomstandigheden van Nederlandse gedetineerden in het buitenland 'waar nodig' worden verlicht? Hoe is het begrip 'waar nodig' te duiden?

Vraag 17

Hoe wordt de maandelijkse schenking aan alle Nederlandse gedetineerden buiten Europa gefinancierd?

Vraag 18

Waar is het bedrag van 30 Euro voor gedetineerden in landen buiten Europa op gebaseerd en waarom is de vergoeding beperkt tot landen buiten Europa? Hoe is Europa hier gedefinieerd?

Antwoord

Concrete maatregelen ter verlichting van de leefomstandigheden kunnen op verschillende manieren worden beschreven. Enerzijds zijn deze maatregelen van toepassing op de individuele gedetineerde, afhankelijk van de detentieomstandigheden. Detentieomstandigheden in landen buiten Europa zijn over het algemeen zeer verschillend en in veel gevallen aanmerkelijk slechter dan in Europa. Familie en/of vrienden van de gedetineerden nemen deze zorg vaak over, met name voor het levensonderhoud. Nederlanders die in deze landen gedetineerd zijn, kunnen niet op een dergelijk ondersteunend netwerk terugvallen, en zijn dan in dit opzicht slechter af dan de lokale gedetineerden. Daarnaast zijn de bezoekmogelijkheden van familie en vrienden aan Nederlandse gedetineerden in landen buiten Europa veel kleiner.

Mede met het oog hierop heb ik besloten tot een tweetal concrete maatregelen ter verlichting van de financiële situatie van zowel de gedetineerde als de familie. Vanaf 1 januari 2002 zullen alle gedetineerden van Nederlandse nationaliteit in landen buiten Europa een maandelijkse schenking van 30 Euro ontvangen. In dit kader worden de landen van Oost-Europa, de Balkan, Turkije en Cyprus tot Europa gerekend. De grens wordt getrokken bij de voormalige Sovjetunie. Deze gift wordt gefinancieerd uit het budget van het de Directie Consulaire Zaken van mijn Ministerie.

Het bedrag van 30 Euro is vastgesteld als resultaat van een inventarisatie onder de posten. Ik ben mij terdege bewust van het feit dat dertig Euro in sommige landen niet toereikend is. Daartoe bestaat dan ook de mogelijkheid gedetineerden maandelijks of incidenteel rijksvoorschotten toe te kennen voor levensonderhoud, de aanschaf van kleding en medicijnen en met name de kosten voor de terugreis naar Nederland na detentie. Hiervoor dient de gedetineerde een Overeenkomst van Geldlening (OVG) aan te gaan. Terugvordering vindt plaats na invrijheidsstelling van de gedetineerde. Indien betrokkene de lening niet kan aflossen, is het mogelijk dat een betalingsregeling wordt getroffen of dat de lening voor een bepaalde periode buiten invordering wordt gesteld.

De tweede concrete maatregel op financieel gebied betreft, zoals reeds aangegeven in mijn brief van 18 oktober jl. dat vanaf 1 januari 2002 voor geldoverboekingen via dit Ministerie naar gedetineerden in het buitenland nog maar éénmaal bemiddelingskosten zullen worden berekend.

Vraag 15

Op welke punten wijkt de gedetineerdenbegeleiding en wijken de

begeleidingsnormen zoals de Minister deze stelt, af van de aanbevelingen die de Algemene Rekenkamer doet in haar rapport 'Gedetineerdenzorg buitenland' van september 2000?

Antwoord

De Algemene Rekenkamer doet in het rapport "Gedetineerdenzorg buitenland" twee concrete aanbevelingen. De eerste aanbeveling van de Rekenkamer houdt in dat het Ministerie helder diende te formuleren wat de taken zijn ten behoeve van onze gedetineerde landgenoten op basis van een expliciete zorgnorm.

Ik heb in mijn brief van 8 september 2000 aan de President van de Algemene Rekenkamer reeds aangegeven dat dit mij niet goed uitvoerbaar lijkt, gelet op de grote diversiteit van de individuele gevallen. Ook in de voorbereidende werkgroepen van de Ronde Tafel Conferentie alsmede tijdens de conferentie zelf is uitgebreid van gedachten gewisseld over een dergelijke zorgnorm. Daaruit kan worden geconcludeerd dat het overgrote deel van de deelnemers mijn opvatting, dat zulks niet goed uitvoerbaar is, deelde.

In de tweede aanbeveling stelt de Algemene Rekenkamer dat de organisatie, werkwijze en informatievoorziening van het Ministerie afgestemd moet worden op de helder te formuleren taken in het kader van de gedetineerdenzorg.

In mijn eerder genoemde reactie van 8 september op het rapport heb ik reeds aangegeven de noodzaak te onderkennen van verdere voortgang in de structurering en standaardisering van beleid en uitvoering op het gebied van gedetineerdenbegeleiding, dat reeds een kernpunt in mijn beleid vormde. Ik heb tevens aangegeven in te stemmen met de opvatting van de Algemene Rekenkamer dat over het beleid inzake gedetineerdenbegeleiding meer duidelijkheid diende te worden gecreëerd. De Ronde Tafel Conferentie gedetineerdenbegeleiding was ook mede in dit licht georganiseerd.

Met de invoering van de VBTB-systematiek en daarmee gepaard gaande opstelling van de jaarplannen in termen van doelstellingen, resultaten, activiteiten en middelen, worden de sturingselementen versterkt. Door het opnemen van specifieke beleidsaanwijzingen in de jaarplanaanschrijving aan de posten op het gebied van de gedetineerdenbegeleiding wordt duidelijker wat van de posten wordt verwacht.

Daarnaast wordt in dit kader tevens gewerkt aan het opzetten van een nieuwe geautomatiseerd informatiesysteem ten behoeve van de gedetineerdenbegeleiding, ter vervanging van het bestaande, zeer verouderde systeem. Tevens wordt gewerkt aan het ontwerpen van een standaardformulier ten behoeve van de rapportage door consulaire medewerkers over bezoeken aan gedetineerde Nederlanders.

Vertrouwensadvocaten

Vraag 19

Kan de Minister meer helderheid verschaffen over de uitbreiding van de mogelijkheden van de inzet van vertrouwensadvocaten? Wat zijn op dit moment de mogelijkheden om een vertrouwensadvocaat in te zetten? Aan welke mogelijkheden moet gedacht worden om de inzet van vertrouwensadvocaten uit te breiden?

Vraag 20

Hoe worden second opinions van vertrouwensadvocaten gecontroleerd?

Antwoord

Door de vrijmaking binnen het bestaande budget van de Directie Consulaire Zaken van meer financiële middelen ten behoeve van vertrouwensadvocaten, kan de inzet hiervan op kosten van het Ministerie vanaf 1 januari 2002 worden uitgebreid. Voorheen konden vertrouwensadvocaten slechts zeer sporadisch worden ingezet, vrijwel uitsluitend ter voorbereiding van (in)formele diplomatieke stappen.

Thans kan een vertrouwensadvocaat worden ingeschakeld lastens het budget van het Ministerie, indien de ambassade over duidelijke aanwijzingen beschikt of sterke vermoedens koestert dat de rechtsgang in een specifiek geval niet is verlopen in overeenstemming met de juridische procedures van de betrokken staat of dat internationaal aanvaarde strafrechtbeginselen zijn geschonden. Op deze wijze kan de ambassade zich een oordeel vormen over de kwaliteit van de rechtsgang en zonodig interveniëren bij de autoriteiten. In het algemeen zullen ambassades bij het verzoek om een second opinion gebruik maken van de diensten van een advocaat in het betrokken land, met wie ervaring bestaat.

Een dergelijke second opinion is naar zijn aard reeds een controle op een specifieke gang van zaken of in voorkomende gevallen de wijze waarop een juridische uitspraak tot stand gekomen is. Ik vraag mij af of het wenselijk, doenlijk dan wel noodzakelijk is hierop wederom een tweede controle uit te voeren. In geval ernstige twijfel blijft bestaan zou de ambassade eventueel een tweede vertrouwensadvocaat kunnen inschakelen. Ik ben van mening dat een dergelijke toetsing altijd in het betrokken land zelf dient plaats te vinden vanwege de daar aanwezige kennis van het lokale rechtssysteem.

Vraag 21

Welke rol voorziet de Minister voor ambassadeurs bij bemiddeling ter verkrijging van een betrouwbare advocaat?

Antwoord

Nederlandse vertegenwoordigingen beschikken over een lijst van betrouwbaar gebleken advocaten met behulp waarvan een gedetineerde, wanneer hij zelf dat wenst, een keuze kan maken. Nederland streeft ernaar dat dergelijke lijsten in overleg met ambassades van andere lidstaten van de Europese Unie worden samengesteld, opdat Nederlandse en andere Europese gedetineerden een zo ruim mogelijke keuze uit betrouwbaar geachte advocaten kunnen maken.

Coördinatie t.b.v. gedetineerden

Vraag 22

Welke concrete doelstellingen zijn er geformuleerd ter verbetering van de coördinatie t.b.v. gedetineerden?

Vraag 23

Wie zal de coördinatie van activiteiten ten behoeve van gedetineerden in het buitenland op zich nemen?

Antwoord

Zoals aangegeven in mijn brief van 18 oktober 2001 streef ik naar verbetering van de coördinatie van de activiteiten ten behoeve van Nederlandse gedetineerden in het buitenland met de door mij gesubsidieerde stichtingen Reclassering Nederland en Epafras. Zo zal het periodieke overleg met deze instellingen, dat reeds plaatsvindt, worden geïntensiveerd, ook op beleidsniveau. Daarnaast worden de bezoeken aan Nederlandse gedetineerden in buitenlandse gevangenissen van vertegenwoordigers van de Reclassering en Epafras zoveel mogelijk afgestemd en bovendien door het Ministerie en de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland gefaciliteerd. De coördinatie van deze activiteiten zal door mijn Ministerie geschieden.

Vraag 24

Kan nader worden onderbouwd hoe de woorden 'zo snel mogelijk' te duiden zijn in het kader van bezoeken aan gedetineerden?

Antwoord

De algemene richtlijn dat gedetineerde Nederlanders zo spoedig mogelijk na hun arrestatie dienen te worden bezocht door een vertegenwoordiger van een ambassade of consulaat, is moeilijk nader te preciseren omdat tal van factoren hierbij meespelen waarop van Nederlandse zijde niet altijd invloed kan worden uitgeoefend. Zo komt het helaas regelmatig voor dat buitenlandse autoriteiten de Nederlandse vertegenwoordigingen niet tijdig of volledig informeren over de arrestatie en detentie van een Nederlandse burger. Daarnaast spelen onder meer aspecten mee als reisafstand en de noodzaak toestemming aan te vragen voor een bezoek bij de gevangenisautoriteiten.

Vraag 25

Hoe worden de rapportages over de door de ambassades ondernomen activiteiten ten aanzien van gedetineerdenbegeleiding beoordeeld?

Antwoord

Ambassades dienen over de door hen ondernomen activiteiten op het gebied van gedetineerdenbegeleiding verslag te doen in hun jaarverslag en in het jaarplan voor het komende jaar hun voornemens op dit gebied kenbaar te maken. Deze worden door mij beoordeeld aan de hand van de opgestelde richtlijnen en begeleidingsnormen. Daarbij dienen ambassades tevens eventuele knelpunten aan te geven als gevolg waarvan zij niet in staat zijn geweest aan de gestelde normen te voldoen. Afhankelijk van de beschikbare begrotings- en personele ruimte kan ik vervolgens bezien op welke wijze een dergelijk knelpunt kan worden opgelost.

Ik stel vast dat in de afgelopen jaren de kwaliteit van de rapportage van de ambassades enorm is verbeterd.


Kenmerk CM/sk

Blad /12
Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen met twee protocollen; Wenen, 24 april 1963, artikel 36

===