Centraal Planbureau
CENTRAAL PLANBUREAU
Onderwerp: persbericht
Nummer: 7
Datum: 13 februari 2002
Inlichtingen bij Mark Stoffers (tel: 070-3383 408), Jos Ebregt (tel:
070-3383417), of Dick Morks (tel: 070-3383410)
Een analyse van de ramingsmethodiek en een betere onderbouwing van
terreinquotiënten, locatietypevoorkeur en onttrekkingen in de
BedrijfsLocatieMonitor.
De voorkeur van ondernemers op het gebied van bedrijfslocaties is niet
in te delen in een groot aantal specifieke locatietypen. De
voornaamste eisen hebben een algemeen karakter: representativiteit,
uitbreidingsmogelijkheden en bereikbaarheid. Daarom volstaat voor de
formele bedrijventerreinen een indeling in zeehavenlocaties, overige
bedrijventerreinen en kantoorlocaties. Formele bedrijventerreinen zijn
bedrijventerreinen die in Nederland als zodanig zijn geregistreerd in
het Integraal Bedrijventerreinen Informatie Systeem (IBIS). Als gevolg
van de relatief snelle groei van de dienstensector zullen
kantoorlocaties in de toekomst een groter accent krijgen in de
ruimtevraag van bedrijven.
Dit concludeert het Centraal Planbureau in de Bijzondere publicatie
van de BedrijfsLocatieMonitor 'De BLM: opzet en recente aanpassingen.
In het kader van de BLM staan drie activiteiten centraal :
* het monitoren van de feitelijke ontwikkelingen op het terrein van
de regionale werkgelegenheid en terreinuitgifte;
* het maken van toekomstverkenningen van de ruimtevraag van
bedrijven, het bijhouden van het ruimteaanbod en het opsporen van
eventuele knelpunten;
* het verrichten van onderzoek op het gebied van de ruimtelijke
economie.
In deze publicatie komt de terreinquotiëntenmethode aan de orde, die
in de BLM wordt gehanteerd bij het maken van toekomstverkenningen van
de ruimtevraag voor bedrijven. Deze methode gaat uit van een positief
en lineair verband tussen werkgelegenheid en ruimtevraag via de
terreinquotiënt (de verhouding tussen ruimtegebruik en
werkgelegenheid). In de BLM wordt de ruimtevraag verdeeld naar sector,
regio en locatietype. Verder houdt de BLM ook rekening met jaarlijkse
onttrekkingen aan de bedrijfslocaties, omdat ter vervanging hiervan
nieuwe locaties moeten worden gevonden.
Hoewel de terreinquotiëntenmethode een aantal nadelen heeft, is op dit
moment geen betere methode beschikbaar. Het CPB heeft daarom
geprobeerd de empirische basis van de methode zoveel mogelijk te
versterken.
Allereerst heeft het CPB een analyse uitgevoerd op de gegevens van een
grote enquête onder ondernemingen (de ERBO-enquête) over het
ruimtegebruik per werknemer voor het basisjaar 1998. De
terreinquotiënten uit de enquête wijken in een aantal sectoren flink
af van de oude waarden. Er is gekeken of de terreinquotiënten uit ERBO
in combinatie met de werkgelegenheid een goede benadering geven van
het bedrijvenareaal uit het basisjaar. De resultaten van dit
ijkingsproces zijn gunstiger dan met de tot nu toe gebruikte
terreinquotiënten. Door de grote mate van detail is het in de
ERBO-enquête mogelijk in de terreinquotiënten meer differentiatie naar
sectoren aan te brengen. De gunstige ijkingsresultaten in combinatie
met de brede opzet van de enquête maken het verantwoord de resultaten
van ERBO in de BLM op te nemen.
Verder zijn de wensen van ondernemers met betrekking tot de kwaliteit
van de bedrijventerreinen zo goed mogelijk in beeld gebracht. Uit het
onderzoek komt naar voren, dat de voorkeur van de ondernemers niet is
in te delen in een groot aantal specifieke categorieën. De voornaamste
vestigingseisen hebben een algemeen karakter: representativiteit,
uitbreidingsmogelijkheden en bereikbaarheid.
* De meeste bedrijven zijn gevestigd op andere locaties dan formele
bedrijventerreinen. Deze "overige" locaties zijn veelal gelegen in
de binnensteden. Vaak gaat het om kleinschalige en oude
bedrijventerreinen. Als gevolg van de matige bereikbaarheid en
beperkte uitbreidingsmogelijkheden worden deze locaties steeds
minder aantrekkelijk. Bedrijven op formele locaties hebben voor
een belangrijk deel gekozen voor gemengde terreinen.
* In een aantal specifieke sectoren kiest men doelbewust voor een
zeehavenlocatie. Hierbij gaat het onder andere om bedrijven, die
veel exporteren en/of een gunstige ligging willen hebben voor de
aanvoer van grondstoffen.
* Als gevolg van de te verwachten relatief snelle groei van de
dienstensector zal de werkgelegenheid voor kantooractiviteiten
eveneens meer dan gemiddeld toenemen. Hierdoor zal in de
ruimtevraag van bedrijven een groter accent worden gelegd op
kantoorlocaties.
Een en ander betekent dat de huidige segmentering in de BLM
(zeehavens, overige bedrijventerreinen en kantoorlocaties) kan worden
gehandhaafd.
De Bijzondere CPB-publicatie ' De BLM: opzet en recente aanpassingen',
ISBN 90-5833-092-3, is (gratis) beschikbaar als PDF-file.
Top | Home | Search | Sitemap |