---

Brieven aan de Kamer
---

* Rapportage nulmeting omgangsvormen binnen Defensie

* Bijlage bij rapportage nulmeting omgangsvormen binnen Defensie

Rapport onderzoek naar ongewenst gedrag binnen de Defensieorganisatie

13-02-2002

In mijn brief van 3 oktober 2001 heb ik uiteengezet welke maatregelen ik de afgelopen jaren heb getroffen om ongewenst gedrag binnen de krijgsmacht te voorkomen. Deze maatregelen liggen vooral op het gebied van opleiding, training en vorming. Inmiddels is als gevolg van de uitkomsten van de evaluatie van het preventieve beleid een vangnet gecreëerd dat onder andere bestaat uit een netwerk van vertrouwens-personen, een meldpunt ongewenst gedrag en een registratiesysteem.

Teneinde op termijn te kunnen nagaan of het aangescherpte beleid de gewenste positieve effecten heeft, is besloten tot een nulmeting door KPMG. Aan 10% van het totale personeelsbestand van Defensie is gevraagd in hoeverre zij de afgelopen twaalf maanden slachtoffer zijn geworden van ongewenst gedrag op hun werk en naar de mate waarin zij ongewenst gedrag in hun directe werkomgeving waarnemen. Aangezien de cultuur en het beleid van een organisatie in belangrijke mate kan bijdragen aan het gedrag van medewerkers is eveneens gevraagd hoe deze aspecten worden ervaren.

Heden heb ik van KPMG het onderzoeksrapport ontvangen. Hoewel uit het voorliggende rapport naar voren komt dat er binnen Defensie vormen van ongewenst gedrag plaatsvinden, blijkt ook dat in vergelijking met een soortgelijk onderzoek onder de Nederlandse beroepsbevolking binnen Defensie naar verhouding over de gehele linie minder vormen van ongewenst gedrag worden waargenomen. Met name roddelen, beledigen, discriminatie naar uiterlijk en leeftijd, niet aan het werk gerelateerd lichamelijk geweld en roekeloos gebruik van organisatiemiddelen komen aanzienlijk minder voor. Racistische opmerkingen en het elkaar uitschelden komen naar verhouding iets vaker voor. Tegelijkertijd echter ondervindt men van deze twee vormen relatief weinig last.

De bevindingen laten enerzijds de sterke en weerbare kanten van de Defensieorganisatie zien. Anderzijds geven de medewerkers juist ook de ruimte aan die er is voor het werken aan verbeteringen.

Ik ben van oordeel dat de resultaten van het onderzoek aanleiding mogen zijn voor tevredenheid over wat de afgelopen jaren is bereikt op het gebied van de preventie van ongewenst gedrag. Deze tevredenheid is echter geen aanleiding om te veronderstellen dat de beleidsontwikkeling op dit onderwerp kan worden gestopt maar juist een aanmoediging om de ingeslagen weg met kracht voort te zetten. De eerste stappen zijn reeds gezet met de aanscherping van het beleid.

Met ingang van 1 januari jl. worden de klachten over ongewenst gedrag op adequate wijze geregistreerd. Ik zal u begin 2003 rapporteren of het aangescherpte beleid de gewenste positieve effecten heeft. Daarnaast zal ik de Bevelhebbers verzoeken om de suggestie van de onderzoekers dat het onderzoek een belangrijke bijdrage kan leveren door met de resultaten een dialoog tussen leidinggevenden en medewerkers aan te gaan, gestalte te geven in zowel de opleidingen als tijdens het dagelijks functioneren. Het is mijn intentie om over twee jaren een vervolgonderzoek te doen houden. Ik zal u tezijnertijd van de resultaten daarvan op de hoogte stellen.

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

H.A.L. van Hoof

Nieuws Ministerie van Defensie