Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor Europese Zaken van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG DIE
Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 15 februari 2002 Auteur M.Th. Crucq
Kenmerk DIE-75/02 Telefoon 070 348 48 76
Blad /1 Fax 070 348 40 86
Bijlage(n) 5 E-mail die-in@minbuza.nl
Betreft Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe
Commissievoorstellen
C.c.
Zeer geachte Voorzitter,
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijf fiches
aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe
Commissievoorstellen (BNC):
Voorstel voor een Verordening van de Raad tot verlenging van de financiering
van in het kader van Titel II bis van Verordening (EEG) nr. 1035/72
goedgekeurde programma's voor de verbetering van de kwaliteit en van de
afzet van bepaalde dopvruchten en sint-jansbrood en tot vaststelling van
specifieke steun voor hazelnoten.
Voorstel voor een richtlijn tot wijziging richtlijn 94/62/EG betreffende
verpakking en verpakkingsafval.
Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het
Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Actieplan
Wetenschap en Samenleving
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot
vaststelling van gemeenschappelijk regels inzake compensatie en bijstand aan
luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging
van vluchten
Mededeling van de Commissie: Een Europese Ruimte voor levenslang leren
realiseren
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
Fiche 1: Verordening dopvruchtensector
Titel:
Voorstel voor een Verordening van de Raad tot verlenging van de financiering
van in het kader van Titel II bis van Verordening (EEG) nr. 1035/72
goedgekeurde programma's voor de verbetering van de kwaliteit en van de
afzet van bepaalde dopvruchten en sint-jansbrood en tot vaststelling van
specifieke steun voor hazelnoten.
Datum Raadsdocument: 23 november 2001
Nr. Raadsdocument: 14410/01
Nr Commissiedocument: COM (2001) 667 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: LNV i.o.m. FIN, BZ/OS, EZ
Behandelingstraject in Brussel:
CSA, vaststelling met gekwalificeerde meerderheid in de Landbouwraad.
Consequenties voor de EG-begroting in EURO per jaar: MEUR 54,3
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Op verzoek van de Raad is de Commissie begonnen met een grondige studie van
de economische, sociale en milieuaspecten van de dopvruchtensector. In
afwachting van dit Commissierapport wordt voorgesteld dat telersverenigingen
waarvan de verbeteringsprogramma's voor bepaalde oppervlakten in 2001
aflopen een verzoek kunnen indienen tot voortzetting van de financiering
voor het met dopvruchten beteelde areaal voor een extra periode van ten
hoogste één jaar.
Rechtsbasis van het voorstel: Art. 37 EGV (besluitvorming met
gekwalificeerde meerderheid)
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
N.v.t., het betreft een exclusieve competentie van de EG.
Nederlandse belangen: In Nederland worden vrijwel geen dopvruchten
geproduceerd.
Eerste beoordeling voorstel en wijze van optreden in Brussel:
De Gemeenschap heeft voor deze sector specifieke maatregelen genomen in de periode van 1990 tot en met 2000. Het ging om verbeteringsprogramma's ter verbetering van de kwaliteit en afzet die gedeeltelijk (45%) door de telersvereniging zelf werden betaald. Daarna is bij het prijzenpakket van 2000 overeengekomen de steunmaatregel nog enige tijd te verlengen. Dit op speciaal verzoek van Spanje. Als argument werd daarbij genoemd het specifieke belang van de teelt voor arme afgelegen regio's. De productie van dopvruchten is voor de producerende landen echter ook belangrijk om andere dan economische redenen. De productie van dopvruchten speelt een rol voor het milieu. Enerzijds houdt ze de erosie tegen en werkt ze brandvertragend, anderzijds speelt ze een rol in het toerisme. Tevens speelt de sector een rol bij de instandhouding van de sociaal-economische levensvatbaarheid van het platteland omdat het een bron van werkgelegenheid is.
De steun was een tijdelijke verbeteringsmaatregel.
Op grond van deze overwegingen is Nederland tegen ondersteuning van de
sector in de vorm van een Gemeenschappelijke Marktordening. Indien een
verdergaande financiering met EU-gelden toch dient plaats te vinden zou een
beroep op andere communautaire programma's meer in de rede liggen. Nederland
is in principe tegen verlenging, maar zal het voorstel voor verlenging van
één jaar niet blokkeren, onder voorwaarde dat de verlenging op generlei
wijze uitgelegd kan worden als een pleidooi voor een permanente regeling. De
belangrijkste reden om de verlenging niet te blokkeren is dat Nederland het
Commissierapport wil afwachten, waarbij Nederland het betreurt dat dit
rapport nog niet is verschenen. Naar aanleiding van het Commissierapport
terzake dient het EU-beleid rond de dopvruchten te worden heroverwogen. Na
het beschikbaar komen van het Commissierapport in mei kan derhalve
definitieve standpuntbepaling plaatsvinden.
Consequenties voor nationale regelgeving /beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG): N.v.t
Rol EP in besluitvormingsprocedure: Raadpleging
Fiche 2: Richtlijn verpakking en verpakkingsafval
Titel:
Voorstel voor een richtlijn tot wijziging richtlijn 94/62/EG betreffende
verpakking en verpakkingsafval.
Datum Raadsdocument: 11 december 2001
nr. Raadsdocument: 15194/01
nr. Commissiedocument: COM(2001)729 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: VROM i.o.m. EZ, LNV, BZ/OS, BZK
Behandelingstraject in Brussel:
Bespreking in het Comité artikel 21 en behandeling in de raadswerkgroep
milieu. Eerste presentatie vond plaats tijdens de Milieuraad van december
2001.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De huidige richtlijn heeft tot doel de nationale maatregelen te harmoniseren
teneinde de milieueffecten van verpakking en verpakkingsafval te voorkomen
of te verminderen en de werking van de interne markt te waarborgen. De
lidstaten werd verzocht minimumtaakstellingen op te stellen voor
terugwinning en recycling van verpakkingsafval die uiterlijk 30 juni 2001
moesten zijn verwezenlijkt. In deze richtlijn is bepaald dat 4,5 jaar nadat
implementatie in de nationale regelgeving moest zijn gerealiseerd nieuwe
doelstellingen m.b.t. terugwinning en materiaalhergebruik moeten worden
vastgesteld. Het wijzigingsvoorstel heeft geen betrekking op preventie en
producthergebruik.
In de discussies ter voorbereiding van deze nieuwe percentages in het
(artikel-21-) Comité van vertegenwoordigers van de lidstaten is vastgesteld
dat het wenselijk is de percentages nader te specificeren per
materiaalsoort. Tevens is uitgesproken dat de definitie van verpakkingen zou
moeten worden verduidelijkt, terwijl ook het begrip materiaalhergebruik
('recycling') nader zou moeten worden omschreven.
E.e.a. heeft samengevat geleid tot het volgende:
in de bijlage bij de richtlijn is een niet bindende aanbeveling opgenomen
met een nadere interpretatie van het begrip verpakkingen op een aantal
hoofdlijnen, terwijl tevens per hoofdlijn niet-limatieve lijsten zijn
opgenomen met illustraties van wat wel en niet onder verpakkingen wordt
verstaan;
de begrippen mechanische, chemische en basismateriaal-('feedstock')recycling
zijn nader gedefinieerd;
er dient tussen de 60 en 75 % verpakkingsmateriaal te worden teruggewonnen
en tussen de 55 en 70% als materiaal te worden hergebruikt, terwijl per
materiaalsoort de volgende minimumpercentages materiaalhergebruik worden
gehanteerd:
glas 60%, papier/karton 55%, metaal 50% en kunststof 20% (mechanische en
chemische recycling);
hogere percentages blijven toegestaan indien ze aan de Commissie worden
gemeld en de Commissie heeft vastgesteld dat er voldoende capaciteit voor
hergebruik en terugwinning is, er geen verstoring van de interne markt is en
het nakomen van de verplichtingen van de richtlijn door andere lidstaten
niet wordt verhinderd.
Rechtsbasis van het voorstel:
artikel 95 lid 1 van het EG-verdrag (besluitvorming met gekwalificeerde
meerderheid).
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief. Lidstaten zijn verplicht hun regelgeving aan te passen binnen de
in het voorstel genoemde percentages; hogere percentages blijven evenwel
toegestaan indien ze aan de Commissie worden gemeld en de Commissie heeft
vastgesteld dat er voldoende capaciteit voor hergebruik en terugwinning is,
er geen verstoring van de interne markt is en het nakomen van de
verplichtingen van de richtlijn door andere lidstaten niet wordt verhinderd.
Nederlandse belangen:
Gegeven het relatief hoge percentage van recycling dat de afgelopen jaren in
Nederland is bereikt is het van belang dat ook in andere Europese landen
percentages worden bereikt die niet in grote mate afwijken van de
Nederlandse prestaties.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
Binnen 18 maanden na vaststelling van het ontwerp dienen de percentages in
Nederlandse regelgeving te zijn opgenomen. Gegeven de overeenstemming met de
industrie over te behalen percentages levert dit voor Nederland geen
problemen op.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisie
Fiche 3: Mededeling Actieplan Wetenschap en Samenleving
Titel:
Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het
Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Actieplan
Wetenschap en Samenleving
Datum Raadsdocument: 6 december 2001
Nummer Raadsdocument: 14973/01
Nummer Commissiedocument: COM(2001) 714 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: OCW i.o.m. EZ, LNV, FIN, BZ
Behandelingstraject in Brussel:
Op verzoek van de Onderzoeksraad van 26 juni 2001 is dit Actieplan
opgesteld. Op de Onderzoeksraad van 10 december 2001 is het Actieplan
gepresenteerd in het kader van de totstandbrenging van de Europese
onderzoeksruimte (ERA). Begin 2002 begint de Commissie met de uitvoering van
de maatregelen. In 2004 wordt een Europese conferentie voor de wetenschap
georganiseerd waar een overzicht 'Wetenschap en samenleving in de Europese
onderzoeksruimte' wordt gepresenteerd dat ook de effecten van het actieplan
zal evalueren zowel op het niveau van de afzonderlijke acties als meer in
het algemeen.
Consequenties voor EG-begroting in EURO(per jaar):
Binnen het voorgenomen Kaderprogramma van 2002-2006 valt de activiteit
'Science and Society'. Op de Onderzoeksraad d.d. 10 december 2001 is een
budget voor dit onderdeel gereserveerd van MEUR 60 (N.B. een jaarlijks
schema heeft op dit niveau geen zin). De Commissie treedt op als katalysator
met gebruikmaking van de middelen die op communautair niveau beschikbaar
zijn.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
Achtergrond:
Eurocommissaris Busquin wil een nieuw geïntegreerd R&D-beleid voor Europa,
gericht op de vorming van een 'European Research Area'. Onderzoek,
technologische ontwikkeling en innovatie alsmede de mate waarin deze o.m.
via het onderwijs en de media hun draagvlak in de samenleving vinden zijn
doorslaggevend voor de competitiviteit van Europa. De Commissie heeft in het
verlengde van Lissabon voorstellen gedaan voor de creatie van één Europese
Onderzoekruimte die moet kunnen concurreren met bijvoorbeeld de Verenigde
Staten.
Het voorliggende actieplan voor wetenschap en samenleving bouwt voort op het
Commissiedocument 'Wetenschap, samenleving en burgers in Europa' , SEC
(2000) 1973 d.d. 14.11.2000. Bij de uitvoering van het plan wordt rekening
gehouden met de acties die de Commissie heeft aangekondigd in het witboek
over 'Europees Bestuur' , dat de Commissie op 25 juli 2001 heeft
goedgekeurd. Verder zal het plan het beleidsproces ter bevordering van de
plaats en de rol van vrouwen in het onderzoek ondersteunen.
Doel Actieplan Wetenschap en Samenleving
Bevorderen van het wetenschappelijk onderwijs en de wetenschappelijke
cultuur in Europa.
Het ontwikkelen van een wetenschapsbeleid dat dichter bij de burgers staat.
Wetenschap een verantwoordelijke plaats geven binnen het beleid.
Inhoud voorstel:
Het plan stelt 38 acties voor die vanaf 2002 zullen worden uitgevoerd. Op
hoofdlijnen:
omhet publiek meer bewust te maken van het belang van W&T zijn de media van
groot belang. De Commissie stelt o.a. een denktank in, bestaande uit
journalisten en vertegenwoordigers van persorganen om wetenschappelijke
informatie zo doelmatig mogelijk te verspreiden. Ook zal de ontwikkeling van
producten voor een groot publiek (tv-programma's e.d.) worden gestimuleerd
door calls for tender e.d. De Europese wetenschapsweken zullen beter worden
afgestemd met nationale evenementen en o.m. worden gebruikt om de resultaten
van het communautaire onderzoek aan het publiek te tonen;
omdat de ERA complementair is aan de Europese ruimte voor het hoger onderwijs zal de Commissie zorgen voor samenhang en convergentie van de activiteiten. De prioritaire doelstellingen gericht op de ontwikkeling van vaardigheden voor de kennismaatschappij, de toegang tot informatie- en communicatietechnologieën voor iedereen en het stimuleren van de keuze voor een wetenschappelijke of technologische richting zullen worden ondersteund met acties binnen SOCRATES om bijv. nieuwe didactische instrumenten te ontwikkelen en te verspreiden, mobiliteit van studenten en onderzoekers in praktisch opzicht te ondersteunen (Europees netwerk van mobiliteitscentra) en voorlichting over studies en wetenschappelijke carrières te geven;
om een Wetenschapsbeleid te ontwikkelen dat dichter bij de burger staat, moet er een daadwerkelijke dialoog tot stand komen tussen wetenschap en samenleving om een goede meningsvorming te garanderen. In 2004 zal de European Convention for Science hieraan een bijdrage leveren, maar op lokaal en regionaal niveau is het van belang dat er fora worden georganiseerd over onderwerpen van direct belang voor de burgers waaraan ook wetenschappers deelnemen (milieu, gezondheid, veiligheid enz.). Daarnaast functioneren de Nederlandse wetenschapswinkels als voorbeeld voor het initiatief om in Europa zgn. 'science shops' te creëren. Ook zouden betere procedures kunnen worden ontwikkeld om de civiele maatschappij te betrekken bij de beleidsontwikkeling (consensusconferenties, burgerpanels);
gender-gelijkheid in de wetenschap is een specifiek aandachtspunt. Er zal
een Europees platform van vrouwelijke wetenschappers worden opgericht om
vrouwen in hun carrière te steunen d.m.v. opleidingsacties en
netwerkactiviteiten. De Helsinki-groep zal worden betrokken bij het
onderzoeken van de positie van vrouwen in de private sector en de situatie
van vrouwen in een 'groter' Europa. Ook zullen gender-indicatoren worden
opgesteld om vorderingen te kunnen controleren;
ethische dimensie. Om de informatie toegankelijker te maken, zal er een
waarnemingscentrum voor informatie en documentatie worden opgezet dat de
ontwikkeling van de discussie over ethische vraagstukken op nationaal en
internationaal niveau kan inventariseren en analyseren. Ook zal er een open
dialoog tot stand worden gebracht tussen verschillende organisaties,
industrie, wetenschap e.d. om ideeën en standpunten uit te wisselen m.b.t.
ethische gevolgen die kleven aan nieuwe technologieën. Er zal ook worden
gewerkt aan de bevordering van bewustmaking en integriteit van onderzoekers
zelf, het vergemakkelijken van de uitwisseling tussen ethische commissies en
de dialoog over ethiek met andere regio's in de wereld;
deskundigheid. Voor het ontwikkelen en uitvoeren van beleid zal meer gebruik
worden gemaakt van deskundigen: verbetering van de wetenschappelijke
ondersteuning (advisering) van beleidsmakers, voorlichting,
kwaliteitsborging en de relaties met internationale wetenschappelijke
referentiesystemen
Rechtsbasis van het voorstel:
N.v.t., het betreft een mededeling.
Wel kan worden aangegeven dat de basis voor de bevoegdheid van de Commissie
op dit terrein in de artikelen 163 t/m 173 EG is vastgelegd. Het voorstel
zal zijn uitwerking vinden in het volgende Kaderprogramma voor onderzoek
(dat is gebaseerd op artikel 166, lid 3 van het Verdrag).
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief: Door middel van de activiteiten heeft de Europese Unie een
belangrijke verantwoordelijkheid die complementair is aan de inspanningen
van de lidstaten. De voorgestelde maatregelen ondersteunen de vorming van de
Europese Onderzoeksruimte. Ook de voorgestelde maatregelen zijn
proportioneel in relatie tot de gestelde doelen.
Nederlandse belangen:
De prioriteiten sluiten goed aan bij het (bredere) Nederlandse
onderzoeksbeleid zoals neergelegd in het Wetenschapsbudget 2000 en later,
meer specifiek, in de nota "Boeiend, Betrouwbaar en Belangrijk", nota
Wetenschaps- en Techniekcommunicatie van April 2000, door de ministers van
OCW, EZ en LNV gepresenteerd. Op hoofdlijnen werd hier de aandacht gevestigd
op
beleidsontwikkeling gericht op het brede publiek door meer aandacht aan W&T
te schenken binnen de media;
gericht op jongeren om het imago van de wetenschap te verbeteren, zodat
eerder wordt gekozen voor een carrière in wetenschappelijke of
technologische richting; en
gericht op themagebonden subsidiëring om meer focus en samenwerking tot
stand te brengen in de versnipperde initiatieven.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
N.v.t.
Rol EP in besluitvormingsprocedure:
N.v.t., het betreft een mededeling die het EP tevens is toegegaan.
Bij het volgende Kaderprogramma: co-decisie.
Fiche 4: Verordening bijstand luchtreizigers
Titel
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot
vaststelling van gemeenschappelijk regels inzake compensatie en bijstand aan
luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging
van vluchten
Datum raadsdocument: 9 januari 2002
nr. Raadsdocument: 05129/02
nr. Commissiedocument: COM (2001) 784 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: V&W
Behandelingstraject in Brussel:
Nog niet bekend is wanneer behandeling in Raadswerkgroep begint
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De beoogde verordening geeft passagiers recht op financiële compensatie door
luchtvaartmaatschappijen of touroperators, een andere vlucht of
terugbetaling van het ticket en vergoeding voor maaltijden e.d. op de
luchthaven in geval van instapweigering of annulering van een vlucht. Ook
passagiers die te maken krijgen met langdurige vertragingen krijgen recht op
een andere vlucht of terugbetaling. De verordening geldt voor alle vluchten
vanaf EU-luchthavens uitgevoerd door zowel EU- als
niet-EU-luchtvaartmaatschappijen en vluchten vanaf niet-EU-luchthavens naar
EU-bestemmingen uitgevoerd door EU-luchtvaartmaatschappijen voor zover dat
derde land geen gelijkwaardige regeling heeft. De verordening vervangt de
bestaande verordening (EEG) nr 295/91 inzake vergoeding bij overboeking die
alleen geregeld vervoer (lijndiensten) betreft.
Rechtsbasis van het voorstel:
Art. 80, lid 2 EG (besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid)
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
De regeling vervangt een bestaande verordening inzake vergoeding bij
overboeking, dus voor dat onderdeel is er gemeenschapscompetentie. Verder
ligt een regeling op EU-niveau ook voor de hand uit het oogpunt van gelijke
concurrentievoorwaarden op de interne markt. Ook vanuit het
consumentenbelang is er behoefte aan gelijke, transparante regels.
Nederlandse belangen:
Geen specifieke Nederlandse belangen, maar Nederland ondersteunt in algemene
zin de thans lopende initiatieven tot versterking van passagiersrechten waar
dit voorstel een onderdeel van is.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
De onderhavige materie is thans niet geregeld in de Nederlandse
luchtvaartwetgeving. Er moet een implementatieregeling komen waarin wordt
aangegeven welke met de verordening strijdige handelingen strafbaar zijn of
overtreding van welke bepalingen van de verordening strafbaar is. Voorts
moet een handhavende instantie worden aangewezen alsmede een instantie waar
een passagier terecht kan met klachten over een eventuele overtreding van de
verordening.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisie.
Fiche 5: Mededeling levenslang leren
Titel:
Mededeling van de Commissie: Een Europese Ruimte voor levenslang leren
realiseren
datum Raadsdocument: 23 november 2001
nr. Raadsdocument: 14440/01
nr. Commissiedocument: COM(2001)678 definitief
Eerst verantwoordelijke ministerie: OCW i.o.m. SZW, EZ, VWS
Behandelingstraject in Brussel: Onderwijsraad
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Met deze mededeling wil de Commissie een bijdrage leveren aan de realisatie
van een Europese ruimte voor levenslang leren waar mensen de mogelijkheid
krijgen zich vrij tussen leersituaties, arbeidsplaatsen en landen te bewegen
en hen daarbij in staat te stellen om zoveel mogelijk gebruik te maken van
hun kennis en competenties en deze te vergroten.
In de mededeling wordt door de Commissie een aantal bouwstenen aangeleverd
om dit doel dichterbij te brengen. Deze zijn:
het waarderen van leren;
informatie en begeleiding;
investeren van tijd en geld in leren;
burgers en onderwijsmogelijkheden dichter bij elkaar brengen;
basisvaardigheden;
innovatieve leermethoden.
De lidstaten en de Commissie worden, ieder binnen hun bevoegdheden,
opgeroepen deze doelstellingen te verwezenlijken. Het is hierbij
nadrukkelijk niet de bedoeling om bestaande wet- en regelgeving in de
lidstaten te harmoniseren. Transparantie en vertrouwen in elkaars
onderwijssystemen staan voorop. De samenwerking zal plaatsvinden volgens de
open coördinatie methode. De voortgang zal worden gemeten met een beperkt
aantal indicatoren.
Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t., het betreft een mededeling.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief. Nederland tekent daarbij aan dat (de implementatie van) de
mededeling niet moet leiden tot een verruiming van de competentie van de
Commissie, tot overlap met andere beleidsterreinen of tot een ongewenste
interferentie met lopend beleid op bijvoorbeeld het terrein van jeugd. Mocht
aan deze voorwaarde niet worden voldaan dan zal Nederland op het positieve
oordeel terugkomen.
Nederlandse belangen:
Voor alle lidstaten en ook voor Nederland is het belangrijk dat er op den
duur een Europese ruimte voor levenslang leren ontstaat waar mensen de
mogelijkheid krijgen zich vrij tussen leersituaties, arbeidsplaatsen en
landen te bewegen en hen daarbij in staat te stellen om zoveel mogelijk
gebruik te maken van hun kennis en competenties alsmede deze te vergroten.
Daarnaast past dit streven uitstekend in het Lissabon proces om binnen 10
jaar van Europa de meest competetieve kenniseconomie in de wereld te maken.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
Geen
Rol EP in de besluitvorming:
N.v.t., het betreft een mededeling die het EP tevens ter informatie is
toegegaan.
doc COM(2001)428, zie Kamerstukken 22112/210 dd. 19-10-01
===