Ministerie van Buitenlandse Zaken

charset="iso-8859-1"


---

Militaire en politieke ontwikkelingen
Veiligheidssituatie

Bijlage 1
Samenstelling van de interim-regering in Afghanistan Vice-voorzitters
Leden

Aan de Staatssecretaris van Justitie Mw. Mr. N.A. Kalsbeek Postbus 30125 2500 EH Den Haag
Den Haag, Datum

In je brief van 21 december 2001 vraag je om een beschrijving van de situatie in Afghanistan met het oog op het door jou te nemen besluit ten aanzien van het besluitmoratorium met betrekking tot asielaanvragen van Afghanen en vraag je of er voor medio mei een uitgebreid ambtsbericht over Afghanistan te verwachten is.

Over de ontwikkelingen in Afghanistan heb ik recentelijk een aantal brieven aan de Tweede Kamer gestuurd, deze zijn in kopie naar de IND gegaan. Ook de komende tijd zal ik de Kamer nog regelmatig informeren.

Bijgevoegd vind je een meer algemene beschrijving van de situatie in Afghanistan op dit moment, waarbij de informatie die ik reeds aan de Kamer heb gemeld gerangschikt werd naar aanleiding van de door jou gevraagde aandachtspunten en waar mogelijk aangevuld met nieuwe informatie

Het Taliban-regime is verdreven, de internationale gemeenschap heeft zich bereid getoond het land op alle fronten te steunen en een positieve ontwikkeling behoort tot de mogelijkheden. Afghanistan bevindt zich nu in een overgangssituatie. De interim-regering van Hamid Karzai heeft tot taak de belangrijke traditionele vergadering van leiders van Pasthun-stammen en andere etnische groepen in Afghanistan, de zogenaamde Loya Jirga, voor te bereiden. Pas na deze bijeenkomst zal een transitieregering worden gevormd die verkiezingen in 2004 moet organiseren.

Het oude ambtsbericht over Afghanistan is duidelijk achterhaald, maar het opstellen van een nieuw, uitgebreid en goed onderbouwd ambtsbericht is in de huidige, instabiele situatie niet goed mogelijk.

Pas wanneer Hamid Karzai er in slaagt de verschillende groeperingen, traditionele leiders en krijgsheren bijeen te houden en de Loya Jirga in juni met succes weet af te

ronden, zal er een meer stabiele situatie kunnen ontstaan. Ik verwacht niet dat ik je de komende maanden meer kan bieden dan 'up-dates' van de algemene beschrijving van de situatie en de ontwikkelingen in Afghanistan.

J.J. van Aartsen

Situatie in Afghanistan

Militaire en politieke ontwikkelingen

---

Op 7 oktober 2001 begonnen de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk met militaire acties tegen militaire installaties van de Taliban en trainingskampen van de Al-Qaida beweging in Afghanistan. De acties waren een onmiddellijk gevolg van het niet voldoen door het Talibanbewind aan de direct na de aanslagen op 11 september 2001 door de Verenigde Staten gestelde eisen, namelijk: het sluiten van de terroristische trainingskampen; het overdragen van de leiders van de Al-Qaida beweging en het vrijlaten van gegijzelde westerse hulpverleners.

VN-Secretaris-Generaal Kofi Annan verklaarde op 8 oktober 2001 dat de militaire acties in overeenstemming zijn met het recht op zelfverdediging conform het Handvest van de Verenigde Naties. Ook de Nederlandse regering heeft zich achter de acties geschaard en levert daaraan een militaire bijdrage.

De acties betekenden het einde van het Taliban-bewind in Afghanistan, dat met de bezetting van Kabul sinds september 1996 aan de macht was.

Ondersteund door de Amerikaanse en Britse luchtmacht, begon de Noordelijke Alliantie (NA) op 7 november 2001 met een offensief. De Noordelijke Alliantie is een coalitie van verschillende Mudjahedin-facties die sinds 1994 (opkomst Taliban) strijden tegen de Taliban. De belangrijkste facties in de NA zijn: Jamiat-i-Islami onder leiding van Burhanuddin Rabbani (Tadzjiek); Junbish-i-Melli onder leiding van de generaal Abdul Rashid Dostam (Oezbeek); Hezb-i-Wahdat onder leiding van Abdal Karim Khalili (Hazara); Harakat-i-Islami onder leiding van Mohseni (Sji'iet) en een aantal splintergroeperingen.

Het offensief leidde op 9 november tot de inname van Mazar-i-Sharif, op 11 november gevolgd door Herat en resulteerde op 13 november in de val van de hoofdstad Kabul. Alhoewel de Verenigde Staten de NA hadden verzocht Kabul niet in te nemen voordat overeenstemming was bereikt over een interim-regering voor Afghanistan viel de NA toch Kabul binnen. Na de val van Kabul volgde op 15 november Jalalabad, op 25 november Kunduz en tenslotte op 7 december, na zware Amerikaanse bombardementen, uiteindelijk ook het Taliban-bolwerk Kandahar. Bij de inname van al deze plaatsen zijn veel Taliban slachtoffers gevallen.

Rond Kandahar en het bergdistrict Tora Bora, 20 kilometer ten zuiden van Jalalabad, gingen de Amerikaanse bombardementen door, omdat werd vermoed dat Al-Qaida leider Osama Bin Laden zich in de omgeving van Tora Bora en Talibanleider Mullah Omar zich in de omgeving van Kandahar ophielden. De Al-Qaida strijders rond Tora Bora gaven zich uiteindelijk op 12 december over.

De Verenigde Staten richten zich nog steeds op het opsporen van hoge Taliban-functionarissen en Osama Bin Laden. Nog altijd worden aanvallen uitgevoerd op plaatsen waarvan wordt vermoed dat er zich nog verzetshaarden van Taliban of Al-Qaida zouden bevinden. Met regelmaat worden gevangen genomen Taliban- en Al-Qaida-strijders, waaronder enkele leiders, sinds 10 januari 2002 overgebracht naar een gevangenkamp dat is ingericht op de Amerikaanse marinebasis Guantanamo Bay in Cuba. Dit aantal is inmiddels opgelopen tot circa 150.

De Afghaanse interim-regering (zie onder 'Akkoord van Bonn en daarna') voert geen eenduidig beleid jegens Afghaanse Talibanstrijders. Lage Taliban-aanhangers zijn veelal na afloop van de gevechtshandelingen weer opgegaan in de bevolking. Wat Taliban-leiders betreft, worden sommigen op last van de Verenigde Staten gevangen gehouden en worden andere Talibanfunctionarissen, in sommige gevallen zonder instructie of goedkeuring van de interim-regering, vrijgelaten op voorwaarde dat zij hun wapens inleveren en zich niet meer met politieke zaken bemoeien.

Parallel aan de militaire campagne werd onder leiding van de speciale vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de VN, Lakhdar Brahimi, gewerkt aan een politieke oplossing voor Afghanistan. Besloten werd een bijeenkomst te organiseren met vertegenwoordigers van de NA en de oppositiegroepen buiten Afghanistan om overeenstemming te bereiken over een raamwerk voor het toekomstige bestuur van Afghanistan. Op uitnodiging van de Duitse regering vond deze bijeenkomst van 27 november tot 5 december 2001 plaats in een conferentiecentrum op de Petersberg nabij Bonn. De belangrijkste resultaten van de conferentie waren:


· Overeenstemming over de benoeming van een interim-regering, bestaande uit een voorzitter, Hamid Karzai , 5 vice-voorzitters (waaronder 1 vrouw) en 23 leden. Deze regering heeft tot taak om in zes maanden een Loya Jirga voor te bereiden, die moet resulteren in een transitieregering die in 2004 verkiezingen moet organiseren. Bij de samenstelling van de interim-regering is rekening gehouden met de etnische samenstelling van de Afghaanse bevolking. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de interim-regering, waarbij ook de politieke achtergrond van de betrokkenen is vermeld.


· Instemming met de komst van een VN-vredesmacht, mits deze beperkt van omvang is en tijdelijk van aard.

De overeenkomst van Bonn werd op 6 december 2001 middels resolutie 1383 door de VN-Veiligheidsraad bekrachtigd.

Na 'Bonn', liet een aantal Afghaanse leiders weten bezwaren te hebben tegen het akkoord. Burhanuddin Rabbani, president van het voormalige Mudjahedin-regime, was teleurgesteld dat hij geen plek in de nieuwe regering had gekregen. Dit gold ook voor Abdul Rasul Sayyaf, leider van de Ittehad-i-Islami.

De Oezbeekse generaal Abdul Rashid Dostam vond dat de Oezbeken waren ondervertegenwoordigd in de interim-regering. Bovendien wilde hij zelf minister van Buitenlandse Zaken worden. Nadat hem echter een post als onderminister van Defensie was aangeboden, waarmee hij de verantwoording krijgt voor het opzetten van een nieuw Afghaans leger, lijkt zijn kritiek voorlopig te zijn verstomd.

Ook de sji'ietische ayatollah Mohseni (Harakat-e Islami) en de gematigde Pashtun Pir Sayed Ahmad Gailani twijfelen over het bereikte akkoord. Hun belangrijkste kritiekpunten zijn de enorme internationale druk waaronder het akkoord tot stand is gekomen en de, naar de smaak van sommigen, onbillijke verdeling van de sleutelposten over de etnische minderheidsgroeperingen.

Vooralsnog lijken de krijgsheren de eerder genoemde Loya Jirga af te wachten.

Op 22 december 2001 werd de interim-regering onder voorzitterschap van Hamid Karzai tijdens een ceremonie in een zaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken te Kabul geïnstalleerd. Bij de ceremonie waren onder meer scheidend president Burhanuddin Rabbani en een van de belangrijkste tegenstanders van 'Bonn', generaal Dostam, aanwezig.

Het is zeker onder de huidige omstandigheden in Afghanistan onmogelijk om na een regeerperiode van enkele weken al een oordeel over het functioneren van de Afghaanse interim-regering te vellen. De regering heeft wel inmiddels enkele kleine successen geboekt: Mudjahedin-troepen zijn zich aan het terugtrekken uit Kabul (zie ook onder 'Veiligheidssituatie'); er is een politiemacht gevormd die samen met de internationale vredesmacht ISAF (zie ook onder 'ISAF') de orde moet gaan handhaven in Kabul en vooralsnog zijn grootschalige confrontaties tussen de diverse krijgsheren uitgebleven. Veel zal echter afhangen van de voortvarendheid waarmee de regering met de wederopbouw zal beginnen en of zij in staat zal zijn alle leiders en krijgsheren tijdens de Loya Jirga tevreden te stellen (zie hierna).

Deze krijgsheren verwachten veel van de door de regering te organiseren Loya Jirga om de beperkingen van het akkoord van Bonn recht te trekken. Zij zijn momenteel hun positie aan het bepalen voor de Loya Jirga. Deze bijeenkomst, die medio juni/juli 2002 zal worden voorgezeten door de voormalige koning Zahir Shah, zal derhalve een bepalend ijkpunt vormen voor de verdere politieke toekomst van Afghanistan.

Om ervoor zorg te dragen dat de interim-regering in een veilige omgeving van start zou kunnen gaan, nam de VN-Veiligheidsraad op 20 december 2001 resolutie 1386 aan, waarin werd bepaald dat voor een periode van zes maanden een internationale troepenmacht in Kabul en omgeving zou worden gestationeerd. De troepenmacht, aangeduid als International Security Assistance Force (ISAF), opereert onder hoofdstuk VII van het VN-Handvest waarin deelnemende landen wordt toegestaan om 'alle noodzakelijke maatregelen' te nemen om hun verantwoordelijkheden uit te dragen. Dit betekent dat ISAF, indien noodzakelijk, ook geweld zal mogen gebruiken om zijn missiedoelen te bereiken.

De voorzitter van de interim-regering, Karzai, was blij met de komst van ISAF, die hij wil gebruiken om de positie van de interim-regering tegenover de krijgsheren te versterken. Minister van Defensie generaal Mohammed Fahim, de opvolger van wijlen NA-leider Ahmad Shah Massoud , vindt echter dat Afghanen ook een wezenlijke rol dienen te vervullen bij het handhaven van de veiligheid in Afghanistan.

Om die redenen bestond aanvankelijk verschil van inzicht over het aantal manschappen waaruit ISAF zou moeten bestaan. Volgens Fahim zouden 1000 manschappen voldoende zijn. Volgens de VN waren echter 5000 tot 8000 manschappen noodzakelijk. Vanwege de uiterst gebrekkige infrastructuur in Kabul (geen elektriciteit, geen drinkwater, etc.) is vooralsnog besloten om het aantal manschappen aan te passen aan de logistieke mogelijkheden. De slechte logistieke omstandigheden bepalen ook het tempo waarin ISAF wordt ontplooid. Vooralsnog staat alleen het vliegveld van Bagram ter beschikking van ISAF, alhoewel aan een snelle restauratie van de internationale luchthaven van Kabul wordt gewerkt. Naar verwachting zal ISAF medio/eind februari 2002 geheel operationeel zijn. De uiteindelijke omvang zal 3000 tot 5000 militairen zijn en het mandaat van de veiligheidsmacht is vastgesteld voor een periode van zes maanden.

Een ander punt waarover verschil van inzicht bestond betrof de aanwezigheid van Mudjahedin-strijders in Kabul. Volgens de VN-resolutie 1386 moeten alle strijders Kabul verlaten met de komst van ISAF teneinde de veiligheid in Kabul te vergroten. Uiteindelijk werd een compromis bereikt, dat is vastgelegd in het Military Technical Agreement tussen ISAF en de interim-regering, dat is getekend op 4 januari 2002. ISAF-militairen zullen samen met nieuw aangestelde (gewapende) politieagenten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken patrouilles in Kabul uitvoeren. Ex Mudjahedin-strijders die deel uitmaken van een nieuw op te richten en door ISAF te trainen Afghaans leger mogen weliswaar in Kabul blijven, maar alleen in kazernes. Commandanten moeten aan ISAF melden hoeveel troepen zich in welke kazernes ophouden. Op 14 januari 2002 is overeengekomen dat er 1500 strijders in Kabul gelegerd zullen blijven. (zie ook onder 'Veiligheidssituatie').

ISAF wordt gedurende de eerste drie maanden geleid door het Verenigd Koninkrijk. De vredesmacht staat onder leiding van de Britse generaal-majoor McColl. Daarnaast hebben meer dan twintig andere landen toegezegd troepen te leveren of hebben hieraan inmiddels geheel of ten dele voldaan, waaronder: Australië, Argentinië, Bulgarije, Canada, Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland, Noorwegen en Turkije.

De eerste Britse troepen arriveerden op 22 december 2001, de dag van de installatie van de interim-regering, in Kabul. In totaal zullen 1800 Britse militairen deelnemen aan ISAF. De Nederlandse regering heeft een versterkte luchtmobiele infanteriecompagnie van circa 200 militairen ter beschikking gesteld, die zullen opereren onder Duits bevel. De kwartiermakers voor deze troepen zijn op 11 januari 2002 in Kabul gearriveerd. De eerste Duitse troepen zijn op 14 januari 2002 in Kabul aangekomen. De Verenigde Staten leveren zelf geen troepen, maar hebben toegezegd de vredesmissie te ondersteunen.

Humanitaire situatie

De humanitaire situatie in Afghanistan is nog altijd zorgwekkend. Een instabiele veiligheidssituatie, moeilijke toegang tot het land en de winterse weersomstandigheden verhinderen een goede hulpverlening aan met name de afgelegen gebieden. Als gevolg van de opening van de 'Vriendschapsbrug' over de grensrivier Amu Darya op 9 december 2001 door Oezbekistan, de opening van de grens door Tadzjikistan (veerverbinding over de Nijni Pyandj-rivier) en het herstel van de Salangtunnel, een belangrijke schakel in de verbinding tussen Kabul en Mazar-i-Sharif, wordt de hulpverlening in met name het midden en noorden van Afghanistan wel vergemakkelijkt.

Alhoewel volgens het World Food Programme (WFP) deze winter een hongersnood in het grootste deel van het land kon worden afgewend, hebben bewoners van afgelegen gebieden de afgelopen weken de toevlucht moeten nemen tot het eten van gras. WFP heeft inmiddels aangekondigd helikopters te willen gaan inzetten om ook deze gebieden van voedsel te voorzien. Als gevolg van de nu al meer dan drie jaar aanhoudende droogte zijn nauwelijks gewassen voorhanden en is Afghanistan geheel aangewezen op voedselhulp van buitenaf.

De World Health Organisation (WHO) heeft onlangs aangegeven dat de WHO niet in staat is om alle Afghanen te voorzien van medische bijstand. Ongeveer zes miljoen Afghanen hebben nauwelijks of geen toegang tot gezondheidszorg. Het herstel van ziekenhuizen en gezondheidscentra heeft de hoogste prioriteit in Afghanistan volgens de WHO. Ook de bestrijding van besmettelijke ziektes staat hoog op de prioriteitenlijst. De WHO heeft onlangs in samenwerking met UNICEF een landelijke inentingscampagne georganiseerd tegen mazelen. Deze ziekte kost jaarlijks aan minstens 35.000 kinderen het leven in Afghanistan. Ook tuberculose, huidinfecties, malaria en ademhalingsinfecties komen op zeer grote schaal voor in het land.

De leefomstandigheden in Afghanistan zijn na de val van het Talibanbewind beduidend verbeterd. Veel restricties die onder het Talibanbewind golden, zijn met de komst van de interim-regering opgeheven. Radio's, t.v.'s zijn weer toegestaan, net als vliegeren en het bezoeken van bioscopen. Ook de badhuizen in Kabul zijn (voor mannen) weer geopend. Ook de positie van vrouwen is beter geworden. Vrouwen mogen weer alleen over straat gaan, het dragen van de allesbedekkende burqa is niet meer verplicht en het is vrouwen weer toegestaan om te werken en onderwijs te volgen. Inmiddels zijn in Kabul 15 meisjesscholen geopend. De vrijheid van vrouwen is ten opzichte van de vrijheid die zij genoten onder het Talibanregime, flink toegenomen.

Wederopbouw

Een voortvarende aanpak van de wederopbouw van Afghanistan is een belangrijke voorwaarde om te komen tot een duurzame vrede en stabiliteit in het land. Afghanistan moet letterlijk vanaf de grond worden opgebouwd. Er wordt momenteel door verschillende internationale organisaties (onder andere VN, Wereldbank, Europese Unie) gewerkt aan initiatieven voor de wederopbouw van Afghanistan. In Tokio is op 20 januari 2002 een conferentie van start gegaan die geheel is gewijd aan de wederopbouw van Afghanistan. De internationale gemeenschap heeft tijdens deze conferentie ruim 5 miljard Euro aan financiële steun toegezegd voor de komende vijf jaar, waarvan 70 miljoen Euro door Nederland zal worden bijgedragen.

Sinds 20 januari 2002 zijn twee Nederlandse diplomaten in Kabul gedetacheerd. De Nederlandse aanwezigheid in Kabul ressorteert onder de Nederlandse ambassade in Islamabad. Zij leggen en onderhouden contacten met Afghaanse autoriteiten en fungeren als contactpunt voor Nederlandse militairen in Afghanistan. Naast Nederland hebben inmiddels China, Duitsland, Frankrijk, India, Iran, Italië, Japan, Noorwegen, Pakistan, Rusland, Turkije, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en de Europese Unie vertegenwoordigingen in Kabul.

Veiligheidssituatie

---

De situatie in de hoofdstad Kabul is volgens de berichtgeving rustig, maar onzeker. Sinds de Taliban uit Kabul zijn verdreven is vanwege het ontstane vacuüm de criminaliteit in de hoofdstad sterk toegenomen. Er zou sprake zijn van een groot aantal berovingen, inbraken en andere vormen van criminaliteit. Ook zouden mensen worden ontvoerd. In de tweede week van januari 2002 zijn er volgens onbevestigde berichten 49 mensen vermoord.

De interim-regering heeft begin januari 2002 wel een aantal belangrijke maatregelen genomen die moeten leiden tot een effectiever staatsgezag.

Tenslotte begint ISAF langzaam op sterkte te komen. Inmiddels hebben de eerste gezamenlijke patrouilles van Britse en Duitse ISAF-militairen met Afghaanse politieagenten plaatsgevonden. De inwoners van Kabul hebben hier positief op gereageerd; ISAF-militairen werden ontvangen met slingers en confetti.

Ook vinden nog altijd militaire acties van de Verenigde Staten plaats op plaatsen waar Taliban- of Al-Qaida-strijders worden vermoed. Er zouden zich nog Taliban-strijders bevinden in de kampen rond Herat, in en om de stad Gardez in oost-Afghanistan en in geheel zuid en zuidoost Afghanistan.

In Afghanistan bevinden zich verspreid over het hele land nog steeds veel landmijnen en niet-geëxplodeerde munitie. Naar schatting is volgens Mine Action Programme Afghanistan (MAPA) ruim 800 vierkante kilometer vervuild met landmijnen. Met name in het westen en zuiden van Afghanistan en het gebied rondom Mazar-i-Sharif (voormalige frontlinie Noordelijke Alliantie en Taliban) is de mijndichtheid groot. Dagelijks vallen er tussen de 50 tot 100 slachtoffers.


Bijlage 1

---

Samenstelling van de interim-regering in Afghanistan
---
Voorzitter Hamid Karzai Rome

Ministerie van Vrouwenzaken Dr. Sima Samar Rome

Ministerie van Defensie Muhammad Qassem Fahim NA

Ministerie van Planning Haji Muhammad Mohaqqeq NA

Ministerie van Water en Electriciteit Shaker Kargar NA

Ministerie van Financiën Hedayat Amin Arsala Rome

Ministerie van Buitenlandse Zaken Dr. Abdullah Abdullah NA

Ministerie van Binnenlandse Zaken Muhammad Yunus Qanooni NA

Ministerie van Handel Seyyed Mustafa Kazemi NA

Ministerie van Mijnen en Industrie Muhammad Alem Razm NA

Ministerie van Kleinschalige Industrie Aref Noorzai NA

Ministerie van Informatie & Cultuur Dr. Raheen Makhdoom Rome

Ministerie van Communicatie Ing. Abdul Rahim NA

Ministerie van Arbeid & Sociale Zaken Mir Wais Sadeq NA

Ministerie van Hajj en Auqaf Mohammad Hanif Hanif Balkhi Peshawar

Ministerie van Martelaren & Invaliden Abdullah Wardak NA

Ministerie van Onderwijs Rasul Amin Rome

Ministerie van Hoger Onderwijs Dr. Sharif Faez NA

Ministerie van Volksgezondheid Dr. Suhaila Seddiqi Peshawar

Ministerie van Publieke Werken Abdul Khaliq Fazal Rome

Ministerie van Rurale Ontwikkeling Abdul Malik Anwar NA

Ministerie van Stedelijke Ontwikkeling Haji Abdul Qadir NA

Ministerie van Wederopbouw Amin Farhang Rome

Ministerie van Transport Sultan Hamid Hamid Peshawar

Ministerie voor de terugkeer van

Vluchtelingen Enayatullah Nazeri NA

Ministerie van Landbouw Seyyed Hussein Anwari NA

Ministerie van Irrigatie Haji Mangal Hussein NA

Ministerie van Justitie Abdul Rahim Karimi NA

Ministerie van Luchttransport en

Toerisme Abdul Rahman Rome

Ministerie van Grenszaken Amanullah Zadran Rome

Hamid Karzai is een 44-jarige Pasthun die zijn opleiding in India heeft gevolgd en in ballingschap in Pakistan heeft gewoond. Hij spreekt Pashtu, Dari, Urdu en Engels. Hij heeft een goede verstandhouding met zowel de voormalige koning Zahir Shah als met de NA.

Een Loya Jirga is de benaming voor traditionele vergaderingen van leiders van de Pashtun-stammen en leiders van andere etnische groepen in Afghanistan, aan wie belangrijke politieke beslissingen kunnen worden voorgelegd.

Ahmad Shah Massoud was in 1992 benoemd tot minister van Defensie onder de regering van Rabbani. Hij speelde als voorzitter van de Shura-i-Nazar, de militaire vleugel van Rabbani's Jamiat-i-Islami een sleutelrol in de Noordelijke Alliantie. Massoud werd op 9 september 2001 op 48-jarige leeftijd in Faizabad vermoord door moslimextemisten.

Achter de leden van de interim-regering is de politieke achtergrond vermeld. Aangegeven is of zij aan één van de vredesinitiatieven zijn verbonden of aan de Noordelijke Alliantie (NA). In de afgelopen jaren zijn in Afghanistan vele vredesinitiatieven genomen. In de interim-regering zijn echter alleen personen opgenomen die verbonden zijn aan 1) het Rome proces: de entourage rond ex-koning Zahir Shah, bestaande uit vertegenwoordigers van de Afghaanse diaspora of; 2) de Peshawar conferentie: vertegenwoordigers (1200) van Afghanen in (hoofdzakelijk) Pakistan.

In het Nederlands wordt dit in de regel weergegeven als Ministerie van de Islamitische Bedevaart naar Mekka en van Vrome Stichtingen.

===