Ministerie van Financiën

de Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Binnenhof 4

2513 AA 's-Gravenhage

Datum Uw brief Ons kenmerk (Kenmerk)

20 februari DMN 2002-00072 U 2002

Onderwerp

Alternatief traject MDW benzine (hoofdwegenet)

1. Inleiding

Bij brief van 8 november 2001 informeerden wij u over de ondertekening van enige convenanten en bilaterale overeenkomsten door diverse partijen die betrokken zijn geweest bij het alternatieve onderhandelingstraject. Daarmee is de nadere uitwerking van het Convenant 'Alternatief Traject MDW Benzine Hoofdwegennet' voltooid. In vervolg hierop wordt de uitvoering van de gemaakte afspraken ter hand genomen.

In genoemde brief is ook een passage gewijd aan de veilingregeling. Wij zegden toe u te informeren over de door de overheid opgestelde veilingregeling, zodra het advies van de NMa zou zijn ontvangen en verwerkt.

Bij deze voldoen wij aan deze toezegging.

2. Veilingregeling

Aanleiding en uitgangspunten veiling

In het kader van de MDW-operatie (marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit) Benzine zijn in 1999 concrete voorstellen ontwikkeld om prijsconcurrentie op de benzinemarkt langs het hoofdwegennet te vergroten en de toetredingsbarrières tot die markt weg te nemen. De bestaande uitgiftesystematiek belemmerde de concurrentie op de benzinemarkt doordat slechts een selecte groep van oliemaatschappijen, via een door de zittende marktpartijen zelf bedachte methodiek, in de gelegenheid werden gesteld om een concessie te verkrijgen.

Wat betreft het wijzigen van de bestaande marktverhoudingen bevatte het oorspronkelijk MDW rapport de volgende aanbevelingen:

1. Maak de concessies voor benzine eindig;

2. Breidt het aantal benzinelocaties uit om nieuwe toetreding mogelijk te maken;

3. Veil de benzinelocaties asymmetrisch;

4. Verruim de mogelijkheden wat betreft het geboden voorzieningniveau;

5. Hef de functiescheiding op tussen restauratieve voorzieningen.

Op verzoek van uw Kamer zijn deze voorstellen besproken met de marktpartijen. Daarbij bleken de voorstellen, en in het bijzonder het asymmetrisch veilen, op aanzienlijke weerstand te stuiten. De betrokken marktpartijen bleken wel bereid mee te werken aan een alternatief traject om de MDW-doelstellingen te realiseren. Het Convenant 'Alternatief Traject MDW Benzine Hoofdwegennet' werd op 13 april 2000 gesloten zowel met de Vereniging Nederlandse Petroleum Industrie (VNPI) als met de Vereniging Particuliere Rijkswegvergunningen van Tankstations (VPR). In dit Convenant zijn afspraken gemaakt met partijen om de toetreding tot en de prijsconcurrentie in de benzinemarkt langs het hoofdwegennet te bevorderen. Dit alternatieve traject bestaat uit de volgende onderdelen:

1. Het omzetten van de huidige concessies in eindige concessies, met een looptijd van 15 jaar;

2. Vrijkomende concessies voor benzinestationlocaties worden geveild;

3. Een regeling voor onderliggende rechtsrelaties tussen de exploitanten en de concessiehouders van de te veilen stations;

4. Het aantal stations dat onder de vlag van de grote marktpartijen wordt geëxploiteerd moet in 2004 met 50 zijn afgenomen;

5. De overheid introduceert een nieuw gebiedscriterium dat de concentratie van het merk van een oliemaatschappij beperkt;

6. Een meer marktconforme gebruiksvergoeding.

Ten aanzien van de veiling zijn in het kader van het alternatieve traject de volgende afspraken gemaakt die dienen als uitgangspunten:

1. De overheid beëindigt de bestaande concessies, die thans een onbepaalde looptijd kennen;

2. Nieuwe concessies zullen, met een looptijd van 15 jaar, gelijkmatig verspreid over een periode van 21 jaar op een veiling aan partijen worden uitgegeven. Daardoor zullen jaarlijks 10 tot 15 concessies worden geveild;

3. De veiling moet openbaar, objectief, transparant, en niet-discriminatoir zijn, en voldoen aan de eisen van nationaal en Europees recht;

4. Aan de partij die in de veiling het hoogste bod op de concessie heeft uitgebracht, zal een nieuwe concessie worden toegekend. De opbrengst van de eerste veiling van de concessie komt ten goede aan de oude concessiehouder. Bij elke volgende veiling komt de opbrengst ten goede aan de overheid;

5. De veilingregeling zal een voorziening bevatten om te voorkomen dat de huidige concessiehouder een onevenredig voordeel uit zijn positie als verkoper kan halen (een zogenoemde topdeelbepaling);

Veilingsystematiek

Om een zorgvuldige afweging te kunnen maken omtrent de te hanteren veilingsystematiek, is een beroep gedaan op externe veilingdeskundigen .

De veiling van de gebruiksrechten vindt plaats door middel van een sequentiële first-price sealed bid (hierna: FPSB) veiling. Dit betekent dat de gebruiksrechten opeenvolgend worden geveild, waarbij de deelnemers één bod kunnen uitbrengen in een gesloten envelop. De hoogste bieder wint en betaalt zijn eigen bod. De deelnemers mogen meerdere gebruiksrechten verwerven. Deze veilingvorm voldoet aan de in het convenant gestelde eisen van transparantie, openbaarheid, objectiviteit en non-discriminatie.

Een gesloten bod veiling is in feite een inschrijving: alle bieders maken éénmaal hun bod bekend in een gesloten envelop en de hoogste bieder wint.

Veelal wordt de voorkeur gegeven aan de simultane meerrondeveiling. In een simultane meerrondeveiling (SMR) komen alle kavels tegelijkertijd onder de hamer. Per ronde kan een deelnemer kiezen of hij het hoogste bod uit de vorige ronde wil overtreffen, en op welk kavel hij een bod wenst uit te brengen. De veiling stopt als niemand de biedingen uit de vorige ronden wil overtreffen. Dit veilingtype kent als voordelen ten opzichte van de gesloten bod-veiling, de grotere flexibiliteit (bieders kunnen tijdens de veiling switchen tussen kavels) en de informatie die vrijkomt via het biedproces. Bieders kunnen immers waarnemen wat de andere bieders voor kavels overhebben.

In dit geval zijn er echter ook duidelijke nadelen verbonden aan een SMR-veiling. In een SMR-veiling kan de verkopend concessiehouder misbruik maken van het feit dat hij verkopende partij is, en gebaat is bij een zo hoog mogelijke opbrengst. Hij heeft daardoor in een SMR-veiling een prikkel om, ook indien hij zijn concessie wil verkopen, de prijs op te drijven door lang mee te blijven bieden. Daarmee is de mate waarin de SMR-veiling extra informatie genereert beperkt: door mogelijk strategisch gedrag geven de biedingen van anderen geen betrouwbare informatie over de waarde van de kavels. Daarnaast geldt voor de benzineveiling dat al relatief veel informatie beschikbaar is over de waarde van benzinestations (dit in tegenstelling tot de waarde van frequenties), waardoor additionele informatie via de veiling minder belangrijk is. Ook zijn er meer mogelijkheden voor zittende partijen om met afgestemd gedrag nieuwkomers te weren. De gesloten bodveiling biedt veel minder ruimte voor het beschreven strategisch gedrag.

Alle voors en tegens wegende, achten wij de door de geraadpleegde deskundigen geschetste risico's van een SMR-veiling voor de benzinemarkt belangrijk genoeg om voor een veilingvorm met een gesloten-bod element te kiezen. Daarbij hechten wij met name veel belang aan het beperken van de mogelijkheden tot strategisch gedrag. De experts schetsen drie opties om het gesloten bod in het veilingontwerp te incorporeren. Wij geven daarbij de voorkeur aan een standaard gesloten-bod-veiling, waarbij de kavels één voor één worden geveild .

De standaard gesloten-bodveiling is eenvoudiger dan de alternatieven en is makkelijker te combineren met een regeling die het voordeel van de zittende concessiehouder neutraliseert (de topdeelregeling, zie hieronder).

Voor de alternatieven geldt verder dat zij nauwelijks voordelen bieden ten aanzien van de standaard gesloten bod veiling en in één geval (voor zover bekend) nog nooit is toegepast.

Topdeel

Aan de partij die in de veiling het hoogste bod heeft uitgebracht, wordt het kavel toegekend. De opbrengst in de eerste veiling komt ten goede aan de verkopende concessiehouder. In de veiling kan de verkoper ook zelf meebieden. Teneinde het voordeel dat de zittende partij daardoor geniet weg te nemen, is een topdeelregeling in het veilingreglement opgenomen. Indien de zittende concessiehouder het hoogste bod heeft uitgebracht, betaalt hij aan de Staat een topdeel. Als topdeelbepaling wordt een afdracht van het verschil tussen het hoogste en een-na-hoogste-bod met een maximum van 15% van het hoogste bod voorzien.

In theorie is het opnemen van een topdeelclausule bij een gesloten-bodveiling minder relevant: ook de verkoper biedt maximaal wat het station hemzelf waard is omdat als een ander meer voor zijn kavel over heeft dan hij het zelf waard vindt, liever zal verkopen. In de praktijk mag echter niet volledig op dit rationele biedgedrag worden gerekend. Daarnaast heeft een topdeel zoals hierboven voorgesteld als voordeel dat de zittende concessiehouder bij het terugwinnen van zijn kavel ook kwijt is wat hij geboden heeft (nl het op één na hoogste bod, dat hij gekregen zou hebben als hij zelf niet het hoogste bod had gedaan, plus het topdeel), en zijn biedgedrag daarom niet wordt verstoord.

Een maximering is redelijk om de mogelijkheid van strategisch biedgedrag van andere partijen te beperken. Die zouden immers, indien zij de kans groot achten dat de zittende partij de veiling zal winnen, relatief lage biedingen kunnen uitbrengen, waardoor het topdeel (onbedoeld) zeer fors zou kunnen uitvallen.

3. Advies NMa

Het advies

Al eerder heeft de NMa geadviseerd over de afgesloten convenanten, inclusief de daarin opgenomen randvoorwaarden voor de veiling . De NMa oordeelde dat het geheel kan worden gekenmerkt als pro-competitief. Ook over de voorliggende veilingregeling, die een uitwerking is van die convenanten, is advies gevraagd aan de NMa. Ook nu is het algemeen oordeel van de NMa positief . De NMa is van oordeel dat 'de op basis van het Veilingreglement te houden veilingen zijn aan te merken als concurrentiebevorderend. Tevens meent zij dat in dit licht positieve effecten te verwachten zijn van het flankerend beleid'. De NMa plaatst daarnaast enkele kanttekeningen bij de veilingregeling:

Het verschil in uitgangspositie tussen nieuwkomers en zittende partijen. De Nma is van oordeel dat de verschillen tussen beide groepen om verschillende redenen niet volledig weg worden genomen, waardoor zittende partijen een grotere kans hebben de veiling te winnen. Dit zou het effect van de topdeelregeling relativeren, en de kans op toetreding verkleinen. De Nma geeft hiervoor de volgende argumenten:

- Nieuwkomers zullen moeten investeren om een zelfde positie te verwerven als zittende partijen;

- Nieuwkomers beschikken nog niet over netwerkeffecten zoals via grootverbruikers-kortingscontracten;

- Zittende partijen hebben er belang bij de markt gesloten te houden voor nieuwkomers, omdat toetreding hun marktmacht beperkt;

- Nieuwkomers zullen de neiging hebben om de hoge biedingen te willen terugverdienen via hoge prijzen.

Stringentie van de veilingregels t.a.v. anti-competitief gedrag voor- en tijdens de veiling. De NMa is van oordeel dat in het haar voorgelegde veilingreglement de mogelijkheden om dergelijk ongewenst gedrag tegen te gaan, nog beter benut kunnen worden.

Commentaar

Het is verheugend dat de NMa ons oordeel dat het geheel van maatregelen pro-competitief werkt bevestigt. Op enkele punten dient de analyse van de NMa dat de positie van zittende partijen en nieuwkomers niet gelijk is evenwel te worden gerelativeerd.

Van verschillen tussen zittende partijen en nieuwkomers is in iedere markt met schaalvoordelen sprake (en in vrijwel elke markt komen schaalvoordelen voor). In beginsel is dit echter niet problematisch en geen voldoende grond voor overheidsinterventie.

Voor de benzinemarkt langs het hoofdwegennet kan daarbij worden opgemerkt dat zittende partijen een dergelijk voordeel vooral genieten ten opzichte van een particuliere investeerder die nog geen activiteiten heeft ontplooid op de benzinemarkt. Ten opzichte van partijen die nu al (vooral) actief zijn op het onderliggende wegennet, of op verwante markten (denk bijvoorbeeld aan supermarkten) is dit voordeel echter minder duidelijk. Bovendien geeft de beschrijving van het netwerkeffect in het advies geen goed beeld van de afweging voor de zittende partij. Daar wordt gesteld dat een zittende partij via kortingscontracten een belangrijk deel van de omzet van een station kan omleiden naar andere stations. Indien dit het geval is heeft het desbetreffende station ook voor de zittende partij slechts beperkte toegevoegde waarde: het bezitten van het betreffende station leidt immers slechts tot een beperkte toename van de omzet. De voorsprong op andere partijen zou daarom wel eens beperkter kunnen zijn dan wordt geschetst.

Zittende partijen zullen inderdaad graag de huidige marktsituatie in stand houden, maar het totale pakket van maatregelen biedt daaraan voldoende tegenwicht. Ten aanzien van de mogelijkheden van nieuwkomers om de prijzen hoog te houden geldt dat ieder bedrijf graag hoge prijzen vraagt, maar dat toetreding de mogelijkheden daartoe beperkt: de nieuwkomer zal immers ook graag klanten bij zittende partijen weglokken.

Deze nuanceringen laten onverlet dat er wel degelijk sprake is van een ongelijke startsituatie voor nieuwkomers ten opzichte van zittende partijen. Dit is in feite ook de aanleiding geweest voor het huidige beleidstraject. Ten aanzien van de instrumentkeuze kan worden opgemerkt dat de enige manier om via de veilingregeling expliciet meer kansen voor nieuwkomers te creëren was om asymmetrische elementen in de veiling te gebruiken. Van het voornemen om een asymmetrische veiling te organiseren, is echter eerder bewust afgezien.

Vanuit de overheid is het doel om de markt voor benzinestations langs rijkswegen meer betwistbaar te maken, en daarmee aantrekkelijker voor nieuwkomers of kleinere partijen, echter niet uit het oog verloren. De toetredingsdrempels zijn duidelijk lager geworden. Er is weliswaar afgezien van asymmetrisch veilen, maar door de combinatie van het inleveren van concessies, het beperken van de looptijd, het veilen van de concessies, het inbrengen van een progressie in het variabele deel van de gebruiksvergoeding en de afspraak omtrent het aantal stations van de grote marktpartijen wordt bereikt dat nieuwe toetreders en kleine zittende partijen meer kansen krijgen. De NMa deelt, zoals blijkt uit het eerder aangehaalde advies, dit oordeel.

Ten aanzien van de adviezen van de NMa met betrekking tot stringentie van de veilingregels kan worden opgemerkt dat deze zijn overgenomen en verwerkt, in de veilingregeling en de toelichting.

Deze adviezen zien op een ruimere toepassing van de verbodsnormen, een uitbreiding van de sanctiemogelijkheden en een meer ongespecificeerde noodremfaciliteit. Niet overgenomen is de suggestie de procedure geheel schriftelijk of via beveiligde elektronische communicatie te laten verlopen. Gezien het repeterende karakter van de veiling, en de mogelijkheden om ter plaatse onderlinge communicatie tegen te gaan, is ons oordeel dat de voordelen van een dergelijke procedure niet overtuigend zijn.

Over de hele linie constateren wij tenslotte dat de NMa met zijn heldere en concrete advies een constructieve bijdrage heeft geleverd aan het aanscherpen van het veilingreglement en het helder onderbouwen van de beleidsmatige keuzes.

DE MINISTER VAN FINANCIEN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

(get) Zalm (get) Jorritsma

Afschrift met bijlage aan

1. Domeinen , R. Quax-Daniëls, A. Dijkstra

2. Domeinen West, hr. Zijlmans en hr De Graaf

3. AFEP, hr Wijnker kamer 3121, ter Haar 3231

4. WJB, hr Westerhof, kamer 1505

4. FEZ, secretariaat

5. FM, de heer Harms, kamer 3150

6. Ministerie van EZ, tav de heer F.J. Otte, ME/EM, Postbus 20201, 2500 EC Den Haag

7. Ministerie van V&W, Rijkswaterstaat, tav de heer Van KekemPostbus 20906, 2500 EX Den Haag, kamer A03118.

8. VPR, tav deheer A.W.J.F. Beurskens, Postbus 140, 3450 AC Vleuten

9. VNPI, t.a.v. de heerJ.G. van der Steen, Postbus 29764, 2502 LT DEN HAAG

10. Shell Nederland Verkoopmaatschappij BV, t.a.v. de heer P.G. Klootwijk, Postbus 79, 2900 AB CAPELLE A/D IJSSEL

11. Esso Nederland BV, t.a.v. de heer F.C.R.M. Smits, Postbus 1, 4803 AA BREDA

12. Texaco Nederland BV, tav. de heer C.I.A. van Damme, Postbus 735, 3000 AS ROTTERDAM

13. TotalFinaElf Nederland NV, t.a.v. de heer A.J.M.H.T. van den Broeck, Postbus 294, 2501 BC Den Haag

14. Kuwait Petroleum Nederland BV, t.a.v. de heer mr. D. Linschoten, Postbus 8300, 3009 AH Rotterdam

15. BP Benelux, t.a.v. de heer F.L.G. Rosso, Postbus 1131, 3000 BC Rotterdam

Volledig afschrift secretariaat

TOELATINGSREGLEMENT VEILING BENZINESTATIONS DOMEINEN 2002

Definities Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Domeinen: de dienst Domeinen van het Ministerie van Financiën;

b. De directeur Domeinen: de directeur van de regionale directie Domeinen West te Leiden;

c. aanvraag: verzoek om te mogen deelnemen aan de veiling;

d. aanvrager: een partij die een aanvraag doet;

e. deelnemer: een partij die is toegelaten tot de veiling;

f. veilingbrochure: algemene informatiebrochure over de veiling;

g. biedboek: informatie over locaties waarop de te veilen gebruiksrechten betrekking hebben;

h. locatie: een langs een rijksweg gelegen perceel grond, in beheer bij Rijkswaterstaat en eigendom van de Staat, bestemd voor een verkooppunt van motorbrandstoffen;

i. gebruiksrecht: het recht om op een locatie een verkooppunt van motorbrandstoffen op te richten en te exploiteren voor een periode van 15 jaar;

j. entreegeld: bijdrage in de kosten voor de veiling.

Beschikbare Artikel 2 locaties De gebruiksrechten die zijn vermeld in de veilingbrochure en het desbetreffende biedboek worden geveild.

Aanvragen Artikel 3 toelatingsformulier 1. De aanvrager verzoekt de directeur Domeinen per aanvraagformulier om toezending van een biedboek c.q. biedboeken en een toelatingsformulier.

2. Het verzoek wordt gericht aan:

Regionale directie Domeinen West

Postbus 740

2300 AS Leiden

e-mail: veiling2002@domeinen.org

3. Het biedboek c.q. biedboeken en een toelatingsformulier worden toegezonden na ontvangst van een bedrag van ¤ 100,-- per biedboek.

Vragen over Artikel 4 toelatingsformulier en veiling 1. De aanvrager die een toelatingsformulier heeft ontvangen, kan per brief of per elektronische post vragen stellen aan de directeur Domeinen over het biedboek c.q. biedboeken, het toelatingsformulier en de veiling.

2. De aanvrager vergezelt iedere vraag van een niet tot zijn identiteit herleidbare versie.

3. De vragen, bedoeld in het eerste en tweede lid, dienen uiterlijk op een door de directeur Domeinen vast te stellen datum per brief of per elektronische post door hem te zijn ontvangen.

4. De vragen worden gericht aan de directeur Domeinen.

5. De directeur Domeinen beantwoordt de vragen die tijdig zijn gesteld uiterlijk veertien dagen na de in lid 3 bedoelde datum schriftelijk en stuurt de gestelde vragen met de daarop gegeven antwoorden gelijktijdig in afschrift aan alle aanvragers.

6. De identiteit van de vragensteller wordt niet bekendgemaakt.

Eisen aan de Artikel 5 aanvraag 1. De aanvraag omvat de gegevens en bescheiden, bedoeld in de bij deze regeling Bijlage 1 behorende bijlage 1, volgens de specificaties in deze bijlage.

2. De aanvraag wordt ingedeeld overeenkomstig de in het eerste lid bedoelde bijlage.

3. In de aanvraag worden de namen vermeld van ten hoogste drie natuurlijke personen, die beschikken over een rechtsgeldige en toereikende volmacht om namens de aanvrager handelingen te verrichten gedurende de veiling van de gebruiksrechten zoals vermeld in de biedboeken.

4. De in het derde lid bedoelde personen mogen tijdens de veiling niet tevens namens een andere deelnemer handelingen verrichten.

5. Bij de aanvraag worden voor iedere in de aanvraag vermelde natuurlijke persoon, bedoeld in het derde lid, de volgende documenten ingediend:

a. een kopie van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, waaruit de identiteit van de houder en de geldigheid van het document blijkt;

b. de in het derde lid bedoelde in de Nederlandse taal gestelde volmacht volgens een bij het toelatingsformulier gevoegd model.

6. De door de aanvrager in te dienen aanvraag is in de Nederlandse taal gesteld en aangeduid als het originele exemplaar. Dit exemplaar wordt ondertekend door de aanvrager.

7. Onverminderd artikel 6 informeert de aanvrager de directeur Domeinen onmiddellijk over wijzigingen met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde gegevens en bescheiden.

Ontvangst Artikel 6 aanvraag 1. De aanvraag dient uiterlijk op een door de directeur Domeinen vast te stellen datum te zijn ontvangen.

2. De aanvraag moet worden gericht aan:

Regionale directie Domeinen West

Postbus 740

2300 AS Leiden

3. De directeur Domeinen bevestigt binnen een week de ontvangst van de aanvraag.

Aanvullen Artikel 7 aanvraag Na het tijdstip, genoemd in artikel 6, eerste lid, wordt de aanvraag niet aangevuld.

Sanctie Artikel 8

Een aanvraag die is ingediend na het tijdstip, genoemd in artikel 6, eerste lid, wordt niet in behandeling genomen.

Herstellen van Artikel 9 verzuim 1. Indien de aanvraag niet voldoet aan de in de artikel 5 gestelde eisen, stelt de directeur Domeinen, onverminderd het bepaalde in artikel 7, de aanvrager in de gelegenheid het verzuim binnen een termijn van maximaal een week te herstellen.

2. Indien het verzuim binnen de termijn genoemd in het eerste lid, niet of onvoldoende is hersteld, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Eisen Artikel 10

1. De aanvrager moet aan de volgende eisen voldoen:

1°. De aanvrager mag niet in staat van faillissement verkeren, noch mag een verzoek of vordering tot faillietverklaring van de aanvrager zijn ingediend overeenkomstig de Faillissementswet;

2°. Aan de aanvrager mag geen surséance van betaling zijn verleend, noch mag door de aanvrager surséance van betaling zijn aangevraagd;

3º. Indien de aanvrager een natuurlijke persoon is mag deze niet onder curatele zijn gesteld, noch mag een verzoek of vordering tot ondercuratelestelling van de aanvrager zijn ingediend;

4º. Indien de aanvrager een natuurlijke persoon is mag ten aanzien van deze niet de toepassing van de schuldsanering zijn uitgesproken, noch een verzoek tot schuldsanering van de aanvrager zijn ingediend.

2. Ten aanzien van aanvragers die niet onder Nederlands recht vallen geldt het bepaalde in het eerste lid onverkort, met dien verstande dat deze eisen worden beoordeeld naar het recht dat op deze aanvrager van toepassing is.

Entreegeld Artikel 11

Voor toelating tot de veiling is een entreegeld van verschuldigd van ¤ 1.000,-- te vermeerderen met ¤ 500,-- per uitgebracht bod.

Toelating tot de Artikel 12 veiling 1. De directeur Domeinen beslist binnen vier weken na het tijdstip, genoemd in artikel 6, eerste lid, of de aanvrager wordt toegelaten tot de veiling.

2. De toelating geschiedt onder de voorwaarde dat binnen 14 dagen na de beslissing zoals bedoeld in het vorige lid, het entreegeld is bijgeschreven op bankrekeningnummer 19 23 24 810 bij de RABO-bank te Leiden van de regionale directie Domeinen West te Leiden.

Bijlage 1 als bedoeld in Artikel 5

Informatie over de aanvrager

A. Algemeen

Een door de Kamer van Koophandel ondertekend uittreksel van het Handelsregister als bedoeld in artikel 15 van de Handelsregisterwet 1996.

B. Overeenkomsten met derden

Alle bestaande en voorgenomen strategische overeenkomsten met derden, voor zover betrekking hebbend op de exploitatie van benzinestations worden genoemd en beschreven.

C. Schriftelijke verklaringen omtrent de juistheid der gegevens

1. De informatie over de aanvrager gaat vergezeld van een schriftelijke verklaring omtrent de juistheid en de volledigheid van de door de aanvrager verstrekte gegevens, bedoeld onder B, verstrekt door een daartoe bevoegde deskundige, wiens handtekening door een Nederlandse notaris is gelegaliseerd dan wel is voorzien van een apostille in de zin van het Verdrag tot afschaffing van het vereiste van legalisatie voor buitenlandse openbare akten, gesloten te Den Haag op 5 oktober 1961.

2. Uit de schriftelijke verklaring, bedoeld onder C.1, blijkt tevens dat de aanvrager voldoet aan de in artikel 10 van dit Toelatingsreglement gestelde eisen.

Veilingreglement benzinestations Domeinen 2002

§ 1 Definities

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Domeinen: de dienst Domeinen van het Ministerie van Financiën;

b. De directeur Domeinen: de directeur van de regionale directie Domeinen West te Leiden;

c. Wbr-vergunning: een ingevolge artikel 3 van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken verleende vergunning op grond waarvan het is toegestaan een verkooppunt van motorbrandstoffen op te richten en te exploiteren;

d. Locatie: een langs een rijksweg gelegen perceel grond, in beheer bij Rijkswaterstaat en eigendom van de Staat, bestemd voor een verkooppunt van motorbrandstoffen;

e. Gebruiksrecht: het recht om op een locatie een verkooppunt van motorbrandstoffen op te richten en te exploiteren voor een periode van 15 jaar;

f. Deelnemer: een partij die op grond van het Toelatingsreglement is toegelaten tot de veiling.

§ 2 Algemene bepalingen over de veiling

Onderwerp van de veiling

Artikel 2

Geveild worden één of meer gebruiksrechten.

Veilingsystematiek

Artikel 3

Indien meer dan één gebruiksrecht wordt geveild worden de gebruiksrechten elk afzonderlijk en opeenvolgend geveild. De deelnemers zijn gerechtigd per gebruiksrecht één bod in een gesloten envelop uit te brengen.

De veilingmeester

Artikel 4

1. De directeur Domeinen wijst een veilingmeester aan.

2. De veilingmeester leidt de veiling en draagt zorg voor een goed verloop van de veiling.

3. De veilingmeester beschikt, naast de bevoegdheden genoemd in de paragrafen 3 en 4, over de bevoegdheden die noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van zijn taak.

4. De veilingmeester handelt bij de uitoefening van zijn taak in overeenstemming met aanwijzingen van de directeur Domeinen.

De notaris

Artikel 5

1. De directeur Domeinen wijst een notaris aan.

2. De notaris beschikt over de bevoegdheden genoemd in paragraaf 3 en heeft tijdens de veilingprocedure een controlerende taak ten behoeve van een ordelijk verloop van deze veiling.

Communicatie met de veilingmeester

Artikel 6

1. De deelnemers kunnen op de dag van de veiling tot één uur voor aanvang van de eerste veiling aan de veilingmeester vragen stellen met betrekking tot de veilingprocedure. De antwoorden worden aan alle deelnemers bekend gemaakt.

2. Op de dag van de veiling geschiedt alle communicatie tussen de deelnemers en de veilingmeester uitsluitend schriftelijk, door tussenkomst van de notaris.

§ 3 De Veilingprocedure

Artikel 7

1. De directeur Domeinen bepaalt de plaats van de veiling alsmede het tijdstip waarop de veiling een aanvang neemt.

2. De veiling wordt uitsluitend op werkdagen gehouden.

Loting

Artikel 8

1. De volgorde waarin de gebruiksrechten worden geveild, wordt door loting bepaald.

2. De loting wordt uitgevoerd door de notaris.

3. De loting vindt plaats minimaal vijf werkdagen voorafgaand aan de dag van de veiling.

4. De resultaten van de loting worden door de notaris vastgesteld en door de veilingmeester bekendgemaakt. Van de loting wordt een notarieel proces-verbaal opgemaakt.

5. De deelnemers worden in staat gesteld bij de loting aanwezig te zijn.

Artikel 9

De veilingmeester stelt steeds voorafgaand aan iedere veiling van een gebruiksrecht vast:

a. welk gebruiksrecht wordt geveild;

b. vanaf welk tijdstip de biedkaarten als bedoeld in artikel 10 kunnen worden ingeleverd;

c. op welk tijdstip de biedkaarten uiterlijk moeten zijn ingeleverd.

Biedkaart

Artikel 10

1. Nadat de directeur Domeinen heeft beslist dat een aanvrager wordt toegelaten tot de veiling, wordt de aanvrager daarvan schriftelijk door hem in kennis gesteld en ontvangt hij voor elk te veilen gebruiksrecht een op naam van de aanvrager gestelde biedkaart en een envelop, benodigd om de biedkaart tijdens de veiling bij de notaris in te leveren.

2. Een bod wordt uitgebracht door middel van een biedkaart.

3. De biedkaart wordt in de Nederlandse taal ingevuld.

4. Een bod wordt uitgebracht in hele euro's. Het bedrag wordt zowel in cijfers als in letters geschreven.

5. De ingevulde biedkaart wordt in een gesloten envelop op de plaats van de veiling in de daartoe bestemde ruimte aan de notaris aangeboden.

6. Direct na afloop van de veiling stelt de notaris vast hoeveel biedkaarten door iedere deelnemer gedurende de veiling ter uitbrenging van een bod bij hem zijn ingeleverd, waarna iedere deelnemer wordt gefactureerd voor een bedrag van ¤ 500,-- voor elke biedkaart die hij gedurende de veiling ter uitbrenging van een bod bij de notaris heeft ingeleverd.

Artikel 11

Een bod wordt uitgebracht door middel van een biedkaart die:

a. niet eerder dan het in artikel 9, onder b en niet later dan het in artikel 9, onder c bedoelde tijdstip in de daartoe bestemde ruimte in een gesloten envelop aan de notaris wordt aangeboden;

b. wordt ingeleverd door een deelnemer die gerechtigd is een bod uit te brengen dan wel wordt ingeleverd door degene die gerechtigd is om namens de deelnemer handelingen te verrichten in de veilingprocedure.

Onvoorwaardelijk en onherroepelijk bod

Artikel 12

Een deelnemer is onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan zijn bod gebonden.

Vereisten geldig bod

Artikel 13

1. De notaris beslist omtrent de geldigheid van een uitgebracht bod.

2. Een bod is ongeldig indien dit niet voldoet aan het bepaalde in artikel 10, tweede tot en met vijfde lid, of artikel 11.

Artikel 14

1. De deelnemer die een ongeldig bod als bedoeld in artikel 13, tweede lid, heeft uitgebracht, wordt hiervan afzonderlijk door de notaris op de hoogte gesteld.

2. Indien een deelnemer op grond van de artikelen 17 of 18 van verdere deelname van de veiling is uitgesloten, deelt de notaris aan alle deelnemers de identiteit van de uitgesloten deelnemer mee.

Gevolgen twee of meer deelnemers met hoogste bod

Artikel 15

Indien twee of meer deelnemers hetzelfde hoogste bedrag voor een gebruiksrecht hebben geboden, stelt de veilingmeester op grond van een door de notaris te houden loting vast wie van de deelnemers wordt aangemerkt als degene die het hoogste bod heeft uitgebracht.

Einde veiling

Artikel 16

1. De veiling van een gebruiksrecht eindigt op het moment waarop de veilingmeester het hoogste bod heeft vastgesteld of heeft vastgesteld dat geen of geen geldig bod is uitgebracht.

2. De veilingmeester maakt, door tussenkomst van de notaris, zo spoedig mogelijk en in ieder geval voor de aanvang van de volgende veiling van een gebruiksrecht aan de deelnemers bekend de hoogte van dit bod alsmede door welke deelnemer dit bod is uitgebracht of dat geen of geen geldig bod is uitgebracht.

3. Als geen of geen geldig bod is uitgebracht kan de directeur Domeinen besluiten dat het gebruiksrecht opnieuw wordt geveild.

4. Van de veiling wordt een notarieel proces-verbaal opgemaakt.

§ 4 Gedrag voorafgaand en tijdens de veiling en gevolgen van onregelmatigheden

Verbod mededingingsbeperkende afspraken en -gedragingen

Artikel 17

1. Een deelnemer onthoudt zich voorafgaand aan en gedurende de veilingprocedure van afspraken of gedragingen die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging in de veilingprocedure wordt verhinderd, beperkt of vervalst.

2. Onder de in het vorige lid genoemde afspraken of gedragingen vallen in ieder geval:

a. het aan deelnemers bekendmaken van vertrouwelijke informatie als bedoeld in artikel 19;

b. gedragingen als bedoeld in artikel 20;

c. het afstemmen van het gedrag voorafgaand aan of gedurende de veilingprocedure met één of meer deelnemers.

3. De veilingmeester kan een deelnemer die handelt in strijd met het eerste lid van verdere deelname aan de veiling uitsluiten. De directeur Domeinen kan bepalen dat de uitsluiting ook geldt voor toekomstige veilingen.

Verstoring goed of ordelijk verloop van de veiling

Artikel 18

1. Een deelnemer onthoudt zich gedurende de veiling van gedragingen die het goed of ordelijk verloop van de veiling verstoren.

2. De veilingmeester kan een deelnemer die handelt in strijd met het eerste lid van verdere deelname aan de veiling uitsluiten. De directeur Domeinen kan bepalen dat de uitsluiting ook geldt voor toekomstige veilingen.

3. Een deelnemer wordt niet uitgesloten dan nadat de veilingmeester de desbetreffende deelnemer ten minste een maal heeft medegedeeld dat verdere met het eerste lid in strijd zijnde gedragingen kunnen leiden tot uitsluiting van verdere deelname aan de veiling.

Vertrouwelijkheid

Artikel 19

Een deelnemer, inbegrepen diegenen die een deelnemer ten behoeve van de veiling bijstaan, mag informatie waarover hij beschikt met betrekking tot de voorgenomen strategie en het biedgedrag gedurende de veiling, waaronder de gebruiksrechten die de deelnemer wenst te verwerven en het bedrag dat beschikbaar is voor het verwerven van gebruiksrechten, niet aan andere deelnemers of derden bekend maken.

Artikel 20

Een deelnemer onthoudt zich van gedragingen die zijn gericht op het direct of indirect verkrijgen van de in artikel 19 bedoelde informatie van andere deelnemers.

Gevolgen voor bod bij uitsluiting

Artikel 21

1. Een bod van een deelnemer die op grond van de artikelen 17 of 18 van verdere deelname aan de veiling is uitgesloten is ongeldig, ook indien een bod is uitgebracht voor de uitsluiting.

2. Indien een deelnemer het hoogste bod op een gebruiksrecht heeft uitgebracht en vervolgens wordt uitgesloten van de veiling, stelt de veilingmeester opnieuw vast welke deelnemer het hoogste bod op dat gebruiksrecht heeft uitgebracht. Deze deelnemer krijgt het gebruiksrecht aangeboden. Als deze deelnemer dit aanbod niet aanvaardt, wordt het gebruiksrecht, met inachtneming van paragraaf 3, opnieuw geveild.

Boetebeding

Artikel 22

Indien een deelnemer op grond van de artikelen 17 of 18 wordt uitgesloten van de veiling is hij een boete verschuldigd van ¤ 250.000 aan de directeur Domeinen.

Noodrem

Artikel 23

De veilingmeester heeft te allen tijde de bevoegdheid om de veiling stil te leggen als deze dit noodzakelijk acht.

§ 5 Betaling

Betaling verschuldigde bedrag

Artikel 24

1. Binnen drie werkdagen na de dag van de veiling moet door de deelnemer die het hoogste bod op een locatie heeft uitgebracht, een waarborgsom zijn gestort ter grootte van 15 procent van het bedrag van dit bod c.q. het topdeel, op straffe van het mogelijk niet verlenen van het gebruiksrecht voor deze locatie door de directeur Domeinen. Over deze waarborgsom wordt door de directeur Domeinen geen rente vergoed. Deze waarborgsom zal in mindering strekken van het door de deelnemer verschuldigde bedrag van zijn bod c.q. het topdeel.

2. In plaats van een waarborgsom te storten, kan de deelnemer eveneens binnen drie werkdagen na de dag van de veiling een schriftelijke bankgarantie doen stellen ter grootte van het in de eerste volzin vermelde percentage van het bedrag van zijn bod c.q. het topdeel, mits deze bankgarantie a. onvoorwaardelijk is;

b. voortduurt tot ten minste één maand na de dag waarop de akte van vestiging van de erfpacht wordt verleden; c. is afgegeven door een bankinstelling die is geregistreerd als kredietinstelling ingevolge artikel 52 van de Wet toezicht kredietwezen 1992, en d. de clausule bevat dat deze bankinstelling op eerste verzoek van de directeur Domeinen het bedrag van de garantie aan de directeur Domeinen zal uitkeren.

3. Binnen veertien kalenderdagen na de dag van de veiling moet door de deelnemer die hoogste bod op een locatie heeft uitgebracht, het door hem verschuldigde bedrag van dit bod c.q. het topdeel zijn betaald op bankrekeningnummer 19 23 24 810 bij de RABO-bank te Leiden ten name van de Regionale directie Domeinen West te Leiden, op straffe van het niet verlenen van het gebruiksrecht voor deze locatie door de directeur Domeinen.

4. Iedere deelnemer moet binnen veertien kalenderdagen na de dag van de veiling een bedrag van ¤ 500,-- voor elke biedkaart die hij gedurende de veiling ter uitbrenging van een bod bij de notaris heeft ingeleverd, zoals bedoeld in artikel 10, lid 6 hebben betaald op het in het derde lid genoemde rekeningnummer.

Topdeel/ Voorkomen onevenredige bevoordeling zittende partij

Artikel 25

1. In geval de deelnemer wiens gebruiksrecht wordt geveild het hoogste bod heeft uitgebracht op dit gebruiksrecht, is deze, in afwijking van artikel 24, slechts het verschil tussen dit bod en het op één na hoogste bod verschuldigd, met dien verstande dat deze deelnemer nimmer meer verschuldigd is dan 15 procent van zijn bod. Het door hem verschuldigde bedrag moet binnen 14 kalenderdagen volgend op de dag van de veiling worden betaald op het in artikel 24, lid 3 genoemde bankrekeningnummer.

2. In geval de deelnemer wiens gebruiksrecht wordt geveild als enige een bod heeft uitgebracht, is deze, in afwijking van het eerste lid en in afwijking van artikel 24, geen bedrag verschuldigd.

§ 6 Gevolgen niet gestand doen van een bod

Niet gestand doen van het bod

Artikel 26

1. Indien een deelnemer die het hoogste bod op een gebruiksrecht heeft uitgebracht, zijn betalingsverplichting niet, niet geheel of niet tijdig is nagekomen, maakt de directeur Domeinen, behoudens bijzondere omstandigheden, binnen drie weken na de dag van de veiling bekend dat het desbetreffende gebruiksrecht opnieuw wordt geveild.

2. Een deelnemer die op grond van de artikelen 17 of 18 van verdere deelname aan de veiling is uitgesloten en de deelnemer, bedoeld in het eerste lid, zijn uitgesloten van deelname aan de veiling waarbij een of meer gebruiksrechten opnieuw worden geveild.

3. Met inachtneming van het eerste en tweede lid, zijn slechts de deelnemers die bij de aanvang van de veiling gerechtigd waren een bod uit te brengen, gerechtigd om deel te nemen aan de veiling als bedoeld in het eerste lid.

4. De directeur Domeinen maakt, uiterlijk twee weken nadat op grond van het eerste lid is vastgesteld dat een gebruiksrecht opnieuw wordt geveild, de plaats van deze veiling alsmede het tijdstip waarop deze veiling een aanvang neemt bekend.

Boetebeding

Artikel 27

1. Indien een deelnemer zijn betalingsverplichting niet, niet geheel of niet tijdig is nagekomen en/of drie maanden na de dag van de veiling - behoudens verlenging van deze termijn door de directeur Domeinen - meewerkt aan het verlijden van de akte van vestiging van de erfpacht, verbeurt deze deelnemer een zonder ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van ¤ 250.000,-- aan de directeur Domeinen, voor de betaling waarvan de directeur Domeinen zo mogelijk gebruik kan maken van de in artikel 24, lid 2 bedoelde waarborgsom of bankgarantie, onverminderd het recht van de directeur Domeinen om naast deze boete zo mogelijk nakoming alsmede vergoeding van geleden en nog te lijden schade te vorderen.

2. Indien een deelnemer die het hoogste bod op een locatie heeft uitgebracht, niet

a. binnen veertien kalenderdagen na de dag van de veiling het door hem verschuldigde bedrag van dit bod c.q. het topdeel heeft betaald, en/of b. drie maanden na de dag van de veiling - behoudens verlenging van deze termijn door de directeur Domeinen - meewerkt aan het verlijden van de akte van vestiging van de erfpacht, maar wel de in artikel 24, lid 2 bedoelde waarborgsom heeft gestort, zal het gedeelte van deze waarborgsom, dat de in lid 1 van dit artikel bedoelde boete overstijgt, aan de deelnemer worden geretourneerd.

§ 7 Voorwaarden voor het kunnen uitoefenen van het gebruiksrecht na de veiling

Aangaan van overeenkomst, verlenen van vergunning, onderliggende rechtsrelaties

Artikel 28

1. De directeur Domeinen verleent aan de deelnemer die het hoogste bod op een gebruiksrecht heeft uitgebracht, het gebruiksrecht nadat het verschuldigde bedrag is ontvangen. Daartoe sluit de directeur Domeinen een erfpachtovereenkomst.

2. De erfpachtovereenkomst die ziet op locaties waarvoor reeds een Wbr-vergunning is verleend wordt niet gesloten dan nadat de deelnemer heeft verzocht om wijziging van de tenaamstelling van deze Wbr-vergunning. Dit verzoek wordt binnen twee weken na de dag van de veiling gedaan en wordt zo spoedig mogelijk ingewilligd door de minister van Verkeer en Waterstaat.

3. De erfpachtovereenkomst die ziet op locaties waarvoor nog geen Wbr-vergunning is verleend wordt niet gesloten dan nadat de deelnemer een Wbr-vergunning heeft aangevraagd en deze door de minister van Verkeer en Waterstaat is verleend. Deze aanvraag wordt binnen twee weken na de dag van de veiling gedaan.

4. De erfpachtovereenkomst wordt niet gesloten dan nadat aan de voorwaarden, zoals deze zijn opgenomen in de bijlage onderliggende rechtsrelaties bij het tussen de overheid en partijen op 8 november 2001 gesloten Convenant, voor zover van toepassing, is voldaan. Deze bijlage maakt evenals het Convenant onderdeel uit van de veilingbrochure.

5. Als binnen drie maanden na de dag van de veiling niet aan het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel is voldaan, kan de directeur Domeinen besluiten dat het gebruiksrecht opnieuw wordt geveild.

§ 8 Slotbepaling

Artikel 29

Het reglement is vastgesteld voor de veiling in het jaar 2002. De Staat behoudt zich nadrukkelijk het recht voor dit veilingreglement voor veilingen in de daarop volgende jaren aan te passen indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven.

TOELICHTING VEILINGREGLEMENT

1. ALGEMEEN

Aanleiding en uitgangspunten veiling

In het kader van de MDW-operatie (marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit) Benzine zijn in 1999 concrete voorstellen ontwikkeld om prijsconcurrentie op de benzinemarkt langs het hoofdwegennet te vergroten en de toetredingsmogelijkheden tot die markt te vergroten. De kern van deze voorstellen was de bestaande concessies voor het exploiteren van benzinestations langs het hoofdwegennet te beëindigen en deze vervolgens uit te geven via een veiling. Op verzoek van de Tweede Kamer zijn deze voorstellen besproken met de marktpartijen. Daarbij bleken de voorstellen op aanzienlijke weerstand te stuiten. De betrokken marktpartijen bleken wel bereid mee te werken aan een alternatief traject om de MDW-doelstellingen te realiseren. Dit alternatieve traject heeft zijn beslag gekregen in een tweetal convenanten die tussen de overheid en de betrokken marktpartijen op 13 april 2000 zijn gesloten.

Dit alternatieve traject houdt in dat alle concessies over een periode van 21 jaar op een veiling worden uitgegeven. Hierbij is met de vier grootste oliemaatschappijen een zogenoemde reductieverplichting overeengekomen die inhoudt dat deze maatschappijen eenmalig het aantal pompstations dat zij onder hun naam langs het rijkswegennet exploiteren, voor 1 januari 2005 met in totaal 50 stations zullen terugbrengen. In de bilaterale overeenkomsten die de oliemaatschappijen met de overheid hebben afgesloten zijn nadere voorwaarden opgenomen voor het afstoten van de stations. Verder zal de overheid een nieuw gebiedscriterium introduceren dat de concentratie van het merk van een oliemaatschappij beperkt. Dat gebiedscriterium houdt in dat het verboden is om op een locatie een motorbrandstoffenmerk te voeren als hetzelfde merk langs dezelfde rijrichting op die rijksweg binnen 25 kilometer van die locatie reeds gevoerd wordt. Voorts worden de gebruiksvergoedingen die pompstations in de huidige situatie betalen aangepast op een manier die deze vergoeding meer marktconform maakt.

Ten aanzien van de veiling zijn in het kader van het alternatieve traject de volgende afspraken gemaakt die dienen als uitgangspunten:

1. De overheid beëindigt de bestaande concessies, die thans een onbepaalde looptijd kennen;

2. Nieuwe concessies zullen, met een looptijd van 15 jaar, gelijkmatig verspreid over een periode van 21 jaar op een veiling aan partijen worden uitgegeven. Daardoor zullen jaarlijks 10 tot 15 concessies worden geveild;

3. De veiling moet openbaar, objectief, transparant, en niet-discriminatoir zijn, en voldoen aan de eisen van nationaal en Europees recht;

4. Aan de partij die in de veiling het hoogste bod op de concessie heeft uitgebracht, zal een nieuwe concessie worden toegekend. De opbrengst van de eerste veiling van de concessie komt ten goede aan de oude concessiehouder. Bij elke volgende veiling komt de opbrengst ten goede aan de overheid;

5. De veilingregeling zal een voorziening bevatten om zoveel mogelijk te voorkomen dat de huidige concessiehouder een onevenredig voordeel uit zijn positie kan halen (een zogenoemde topdeelbepaling);

Veilingsystematiek

In het veilingreglement dat van toepassing zal zijn op de veiling van de motorbrandstofverkooppunten in 2002 is vastgelegd hoe een gebruiksrecht, een recht om op een bepaalde locatie een motorbrandstoffenverkooppunt te exploiteren, wordt geveild. De term "gebruiksrecht" is in de plaats gekomen van het voorheen gehanteerde begrip "concessie".

De veiling van de gebruiksrechten vindt plaats door middel van een sequentiële first-price sealed bid (hierna: FPSB) veiling. Dit betekent dat de gebruiksrechten opeenvolgend worden geveild, waarbij de deelnemers één bod kunnen uitbrengen in een gesloten envelop. De hoogste bieder wint en betaalt zijn eigen bod. De deelnemers mogen meerdere gebruiksrechten verwerven. Gekozen is voor deze vorm van veilen vanwege de volgende voordelen:

· Samenwerking is moeilijker omdat er geen mogelijkheid is om te reageren op het biedgedrag van anderen;

· Nieuwkomers en kleinere marktpartijen hebben theoretisch een positieve kans om te winnen en zullen daarom eerder deelnemen;

· Het minimaal overbieden van "zwakkere" bieders brengt teveel risico met zich mee, hetgeen een positief effect op de opbrengst van de veiling zal hebben;

· Door te eisen dat kopers en verkopers tegelijkertijd een bod uitbrengen, en ervoor te waken dat de verkoper van tevoren een minimumprijs aankondigt, ontneemt het veilingontwerp de verkoper de mogelijkheid om de prijs op te drijven.

De alternatieve veilingmethode, een simultane meerrondenveiling, brengt teveel nadelen met zich mee. Het simultane karakter maakt samenspanning en afstemming tussen zittende partijen in een poging nieuwe toetreders te weren gemakkelijker. Wanneer zittende partijen vanuit hun positie beter geïnformeerd zijn en ook anderszins over voordelen beschikken kan een simulane meerrondenveiling nieuwkomers afschrikken. Daarnaast kan de simultane meerrondenveiling leiden tot strategisch biedgedrag van de bestaande concessiehouder. Tenslotte is een dergelijke veiling in veel gevallen voor kopers minder aantrekkelijk dan een veiling met een first-price element.

De procedure is dat een bod wordt uitgebracht door middel van een biedkaart. Deze biedkaart wordt ingeleverd bij de notaris. De veilingmeester stelt vervolgens vast of een uitgebracht bod geldig is en verwerkt alle biedgegevens.

De communicatie tussen de veilingmeester en de deelnemers geschiedt schriftelijk en in het Nederlands. Alle correspondentie verloopt door tussenkomst van een notaris. De notaris geeft derhalve de beslissingen van de veilingmeester door, alsmede de informatie met betrekking tot de diverse te houden veilingen van gebruiksrechten.

De veiling van een gebruiksrecht eindigt op het moment waarop de veilingmeester het hoogste bod heeft vastgesteld. De hoogste bieder betaalt zijn eigen bod en verwerft het gebruiksrecht, nadat aan een aantal voorwaarden is voldaan. De hoogste bieder verwerft dus in eerste instantie een voorwaardelijk gebruiksrecht.

Eén van de voorwaarden is dat de hoogste bieder over een Wbr-vergunning dient te beschikken, die moet worden aangevraagd bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Verder dient, voor zover van toepassing, te worden voldaan aan de eisen van het op 8 november 2001 afgesloten convenant onderliggende rechtsrelaties (ORR) tussen de overheid en de betrokken marktpartijen. De in dit convenant gemaakte afspraken zijn van toepassing wanneer een station wordt geveild waarop nog een exploitant werkzaam is. De informatie of een station al dan niet met exploitant wordt geveild is vermeld in een veilingbrochure, waarin alle informatie over de te veilen locaties is opgenomen. Tot slot dient een erfpachtovereenkomst met de Staat te worden afgesloten voor de duur van vijftien jaar.

Ten aanzien van eventuele geschillen die voortvloeien uit de veilingen is het Nederlandse recht van toepassing.

Zo mogelijk zal als het huidige veilingreglement niet of niet geheel voldoet, voor toekomstige veilingen binnen bovengenoemde randvoorwaarden een aangepast veilingreglement worden vastgesteld.

2. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Definities en onderwerp van de veiling

Artikelen 1 en 2

Het onderwerp van veiling is een gebruiksrecht. Dit is een recht om op een locatie een verkooppunt van motorbrandstoffen op te richten en te exploiteren. Het betreft in eerste instantie een voorwaardelijk gebruiksrecht, aangezien nog aan een aantal voorwaarden moet worden voldaan. Zie hiervoor het algemene deel en artikel 28.

Het veilingreglement laat onverlet dat de hoogste bieder moet voldoen aan andere wettelijke bepalingen, waarbij bijvoorbeeld valt te denken aan het verkrijgen van een milieuvergunning en onder omstandigheden een bouwvergunning.

De veilingmeester en de notaris

Artikelen 4, 5 en 6

De veilingmeester leidt de veiling en heeft, gelet op de algemene formulering van artikel 3, ruime bevoegdheden ten einde een goed en ordelijk verloop van de veiling te waarborgen. De directeur Domeinen fungeert als een soort toezichthouder die op afstand meekijkt en die, mocht de noodzaak daartoe aanwezig zijn, een algemene of een bijzondere aanwijzing kan geven aan de veilingmeester. Een dergelijke situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als de directeur Domeinen over meer informatie beschikt dan de veilingmeester. In beginsel functioneert hij echter op afstand en is het aan de veilingmeester de maatregelen te treffen die hij nodig acht ten einde een goed en ordelijk verloop van de veiling te waarborgen.

Om een objectieve procedure zoveel mogelijk te waarborgen dient ook een notaris aanwezig te zijn. Deze staat in feite tussen de deelnemers en de veilingmeester, om de veilingmeester zo objectief mogelijk te laten beslissen ten aanzien van het verloop van de veiling zonder dat deze door de deelnemers kan worden beïnvloed.

De deelnemers aan de veiling op de dag van de veiling tot één uur voor aanvang van de eerste veiling vragen stellen aan de veilingmeester. In een eerder stadium kan dit ook, maar dan geldt niet het veilingreglement maar gelden de regels uit de aanvraagprocedure. De communicatie geschiedt schriftelijk, door tussenkomst van de notaris. Alle vragen en antwoorden worden door de notaris openbaar gemaakt en bekend gemaakt aan alle deelnemers.

§ 3 De Veilingprocedure

Loting

Artikel 8

Gekozen is voor een loting, omdat loting de meest objectieve en onpartijdige manier is om de volgorde van veilen van de gebruiksrechten vast te stellen. Dit is van belang, omdat deze volgorde van rechtstreekse invloed is op de biedstrategie van de deelnemers en het verloop van de veiling.

De loting vindt een aantal dagen voor de veiling plaats. Op deze wijze worden deelnemers in de gelegenheid gesteld zich zo optimaal mogelijk voor te bereiden op de veiling. Deelnemers krijgen de tijd om vooraf een strategie uit te denken waarbij rekening kan worden gehouden met de volgorde waarin de gebruiksrechten worden geveild en in te spelen op mogelijke scenario's waarin bepaalde gebruiksrechten wel of niet verworven worden.

Artikel 9

De veilingmeester bepaalt vanaf welk moment en tot welk moment de biedkaarten kunnen worden ingeleverd. Dit is een harde termijn, waarvan niet afgeweken kan worden. Herstel van eventuele fouten is dus niet mogelijk. Het mag namelijk niet zo zijn dat partijen, wanneer ze de gelegenheid krijgen een verzuim te herstellen, meer tijd hebben en meer informatie kunnen verzamelen dan andere partijen en daardoor in een voordeliger positie komen. Het is dan ook zaak voor deelnemers uiterst zorgvuldig te handelen op dit punt.

Biedkaart

Artikelen 10 en 11

Iedere aanvrager die is toegelaten tot de veiling ontvangt voorafgaand aan de veiling een op naam gestelde biedkaart. Een bod wordt uitgebracht door middel van deze biedkaarten. Een bod wordt in euro's uitgebracht. Het bedrag wordt zowel in letters als in cijfers uitgebracht. Het bedrag in cijfers en letters moet uiteraard overeenkomen.

De biedkaart wordt ingeleverd in de daartoe aangewezen kamer van de notaris. In die kamer wordt de kaart niet ingevuld, noch gewijzigd. De biedkaart moet in een gesloten envelop worden aangeboden. Na afloop van de termijn zoals bedoeld in artikel 9 sub c, sluit de notaris de kamer. Degene die zich op dat moment in de kamer bevindt voldoet niet aan de eis van artikel 11, eerste lid, sub a. Indien een deelnemer de envelop opent en op de biedkaart schrijft neemt de notaris de biedkaart niet in ontvangst. Dit geldt ook voor biedkaarten die niet op tijd worden ingeleverd. Biedkaarten die niet door de notaris in ontvangst worden genomen leveren geen geldige biedingen op.

Overeenkomstig artikel 11 van het Toelatingsreglement is iedere deelnemer een bedrag van ¤ 500,-- verschuldigd voor elke biedkaart die hij heeft ingeleverd. Betaling geschiedt niet tijdens de veiling, maar na de veiling binnen de in artikel 24, lid 4 vermelde termijn.

Artikel 12

Een deelnemer is onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan zijn bod gebonden. Dit betekent dat een bod niet kan worden ingetrokken of gewijzigd nadat dit is ingeleverd en een deelnemer gehouden is zijn bod gestand te doen als blijkt dat hij de hoogste bieder is.

Artikel 13

Een bod is ongeldig, indien een biedkaart niet correct is ingevuld of te laat is ingeleverd. Een mogelijkheid tot herstel van fouten wordt niet geboden, omdat dit ten koste zou gaan van een voorspoedig verloop van de veiling en kan leiden tot een ongelijke behandeling van partijen. Hierbij geldt dat het geen ingewikkelde eisen betreft, die niet voor enig misverstand vatbaar kunnen zijn. Op de biedkaart behoeft alleen het bedrag te worden ingevuld.

Artikel 14

De uitsluiting van een deelnemer kan invloed hebben op de strategie en het biedgedrag van partijen. Daarom dienen alle deelnemers op de hoogte te worden gebracht van de uitsluiting van een of meerdere deelnemers.

Gevolgen twee of meer deelnemers met hoogste bod

Artikel 15

De mogelijkheid is denkbaar dat twee of meer deelnemers het hoogste bod uitbrengen. In dat geval zal loting uitkomst moeten bieden. Het houden van een nieuwe veiling tussen deze deelnemers is vanwege de informatie die vrijkomt niet passend in de gekozen veilingsystematiek. Met name kan deze informatie een onevenredig voordeel opleveren voor de zittende partij als deze (mede) het hoogste bod heeft uitgebracht.

Einde veiling

Artikel 16

Zo spoedig mogelijk na het moment waarop de biedkaarten zijn ingeleverd dient de veilingmeester vast te stellen wie het hoogste bod heeft uitgebracht of dat geen of geen geldig bod is uitgebracht. Deze informatie zal ook terstond aan de deelnemers bekend gemaakt worden ten einde een spoedig verloop van de veiling te bevorderen. Uiterlijk voor aanvang van de veiling van het volgende gebruiksrecht dient bekend te zijn wat het hoogste bod is geweest en welke deelnemer het gebruiksrecht heeft verworven. Dit om een overzichtelijk verloop van de veiling te bewerkstelligen en vanwege de omstandigheid dat deze informatie van invloed kan zijn op de strategie en het biedgedrag van de deelnemers met betrekking tot het verdere verloop van de veiling.

§ 4 Gedrag voorafgaand en tijdens de veiling en gevolgen van onregelmatigheden

Verbod mededingingsbeperkende afspraken

Artikel 17

Artikel 17 ziet primair op samenspanning tussen partijen. Partijen die afspraken maken of op andere wijze onderling afgestemd verdrag vertonen, verhinderen, beperken of vervalsen de mededinging, hetgeen niet is toegestaan. Hierbij valt te denken aan partijen die afspraken maken over verdeling van de markt, partijen die vertrouwelijke informatie aan elkaar bekend maken zodat zij op de hoogte raken van ieders biedgedrag en dientengevolge over meer informatie beschikken dan andere deelnemers. Ook is het mogelijk dat partijen afspraken maken over de hoogte van ieders biedingen. Dit zou bijvoorbeeld plaats kunnen vinden met het oogmerk de topdeelbepaling van artikel 25 te beïnvloeden. Partijen zouden kunnen afspreken dat zij vrijwel hetzelfde bedrag bieden met als gevolg dat het topdeel - het door de deelnemer wiens gebruiksrecht wordt geveild aan de Staat af te dragen deel indien deze het hoogste bod heeft uitgebracht - verwaarloosbaar laag is. De ratio van het topdeel - het ontnemen van het onevenredig voordeel van de deelnemer wiens gebruiksrecht wordt geveild, omdat hij de opbrengst van de veiling mag behouden - wordt hiermee gefrustreerd.

De tekst van artikel 17 lijkt in bepaalde opzichten op artikel 6 van de Mededingingswet (hierna: Mw). Dit betekent echter niet dat de voorwaarden, juridische en economische concepten die in de Mededingingswet en de jurisprudentie gelden, ook hier van toepassing moeten zijn voordat er in casu sprake kan zijn van een inbreuk op de mededinging als bedoeld in dit reglement. Er kan derhalve wel degelijk sprake zijn van een inbreuk op de mededinging zonder dat sprake is van een overtreding van het verbod van artikel 6 Mw. Aan de andere kant betekent het ook, dat op het moment dat artikel 6 Mw overtreden wordt, de rechtsgevolgen van de Mededingingswet van toepassing zijn. Verboden gedragingen en afspraken zijn krachtens artikel 6 Mw van rechtswege nietig. Dit heeft tot gevolg dat ook daarop volgende c.q. voortbouwende rechtshandelingen vernietigbaar zijn (artikel 6:229 BW).

Artikel 17 creëert een discretionaire bevoegdheid. De veilingmeester beoordeelt van geval tot geval of een schending van de regels uitsluiting van de veiling rechtvaardigt. In bijzondere gevallen kan de uitsluiting zelfs voor meerdere veilingen over meerdere jaren gelden. In dit laatste geval gaat het om een dusdanig zware sanctie dat niet de veilingmeester, maar de directeur Domeinen hierover beslist. Hierbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan de situatie dat deelnemers over een langere periode afspraken hebben gemaakt over het biedgedrag op de veilingen.

Verstoring goed of ordelijk verloop van de veiling

Artikel 18

Het gedrag dat leidt tot verstoring van de veiling kan leiden tot uitsluiting. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het niet volgen van afgesproken procedures, het belemmeren van een goede taakuitoefening door notaris en/of veilingmeester of in het meest ernstige geval, het belemmeren van andere deelnemers in de wijze waarop zij aan de veiling willen deelnemen. Evenals in artikel 17 kan, afhankelijk van de ernst van de verstoring, de uitsluiting ook gelden voor toekomstige veilingen, en is ook hiertoe slechts de directeur Domeinen bevoegd.

Vertrouwelijkheid

Artikel 19

Alle informatie met betrekking tot de voorgenomen strategie en het biedgedrag dient vertrouwelijk te blijven. Dit om geen informatie-voorsprong of achterstand te creëren voor deelnemers. De veiling is non-discriminatoir, wat onder meer inhoudt dat alle deelnemende partijen met dezelfde informatie de veiling in moeten gaan en tijdens de veiling niet meer informatie mogen en kunnen genereren dan andere partijen. Bij wijze van voorbeeld is in dit artikel genoemd informatie over gebruiksrechten die een bepaalde deelnemer wenst te verwerven en het bedrag dat beschikbaar is voor het verwerven van gebruiksrechten. Deze opsomming is niet limitatief, ook onder deze bepaling valt bijvoorbeeld het concrete bedrag dat een partij gaat bieden op een gebruiksrecht.

Artikel 20

Deelnemers mogen, gelet op de voorgaande artikelen, niet actief op zoek gaan naar informatie die als vertrouwelijk is bestempeld.

Gevolgen voor bod bij uitsluiting

Artikel 21

Op grond van artikel 17 of 18 kan een deelnemer worden uitgesloten van de veiling. Dit kan al plaatsvinden voor aanvang van de veiling, maar ook is de situatie denkbaar dat gedurende de veiling blijkt dat een deelnemer wegens schending van de hiervoor besproken artikelen wordt uitgesloten van de veiling. Deze uitsluiting geldt dan niet alleen voor de gebruiksrechten die nog moeten worden geveild, maar ook voor de gebruiksrechten die op de desbetreffende dag van de veiling al geveild zijn. In zoverre heeft de uitsluiting dan ook terugwerkende kracht. Mocht deze deelnemer op een eerdere veiling van een gebruiksrecht die dag het hoogste bod hebben uitgebracht, dan is dit bod derhalve ongeldig.

Een dergelijk vergaand gevolg is aanvaardbaar en zelfs noodzakelijk, omdat het om ernstige vergrijpen gaat, die de doelstelling van de veiling - het bevorderen van de concurrentie - serieus in gevaar brengen. Niet-naleving van de artikelen 17 en 18 kan leiden tot grote schade voor deelnemers en daarbij onevenredige voordelen meebrengen voor de overtreder(s) en dient derhalve gesanctioneerd te worden.

De veilingmeester stelt vervolgens vast wie het op één na hoogste bod heeft uitgebracht. De deelnemer die dit bod heeft uitgebracht krijgt het gebruiksrecht vervolgens aangeboden. Hij heeft de keuze dit aanbod al dan niet te aanvaarden. Indien hij dit niet aanvaardt, wordt het gebruiksrecht opnieuw geveild. De reden waarom deze deelnemer niet verplicht is tot aanvaarding van het gebruiksrecht is dat de mogelijkheid bestaat dat de deelnemer zich gedurende de veiling anders is gaan gedragen dan hij zou hebben gedaan als hij had geweten dat hij al een ander gebruiksrecht had verworven.

Boetebeding

Artikel 22

Uitsluiting leidt tot verstoring van de veiling en tot organisatorische problemen en dient derhalve zoveel mogelijk voorkomen te worden. Vandaar dat er een boetebeding is opgenomen voor de deelnemer die van de veiling wordt uitgesloten. Enerzijds heeft deze boete een afschrikwekkende werking, anderzijds dient deze als een tegemoetkoming in de kosten die moeten worden gemaakt bij uitsluiting van een deelnemer, zoals bijvoorbeeld het organiseren van een nieuwe veiling.

Noodrem

Artikel 23

Het opnemen van een noodremfunctionaliteit is met name na de veiling van derde generatie mobiele telefonie-frequenties (UMTS) in beeld gekomen. In het kader van de evaluatie is geconcludeerd dat bij onverwachte gebeurtenissen voor of gedurende de veiling die veiling moet kunnen worden stilgelegd of de vormgeving van de veiling moet kunnen worden veranderd. Aan deze laatste optie is met de gekozen veilingsystematiek geen behoefte, de eerste daarentegen is wel van belang. Op het moment dat de veilingmeester de overtuiging heeft dat de veiling niet werkt, bijvoorbeeld vanwege organisatorische problemen of gedragingen van bepaalde partijen, moet hij de mogelijkheid hebben deze stil kunnen leggen. In feite is deze bevoegdheid al opgenomen in artikel 4, maar vanwege het belang en het speciale karakter is deze bevoegdheid nog eens expliciet opgenomen.

§ 5 Betaling

Artikel 24

De betaling van het verschuldigde bedrag door de deelnemer die het hoogste bod heeft uitgebracht wordt in dit artikel gedetailleerd geregeld. Binnen drie dagen na de dag van de veiling dient een waarborgsom te zijn gestort of een bankgarantie te worden gesteld teneinde zoveel mogelijk zekerheid te krijgen dat het verschuldigde bedrag ook daadwerkelijk betaald wordt. Indien niet aan deze eis wordt voldaan kan de directeur Domeinen bepalen dat aan de betrokken deelnemer het gebruiksrecht niet wordt verleend. Vervolgens moet binnen veertien dagen na de dag van de veiling door de deelnemer die het hoogste bod heeft uitgebracht het door hem verschuldigde bedrag worden betaald op het in het derde lid genoemde rekeningnummer. Indien dit niet plaatsvindt krijgt deze deelnemer het gebruiksrecht niet verleend. Naast betaling van het verschuldigde bedrag door de deelnemer die het hoogste bod heeft uitgebracht, dienen alle deelnemers die hebben deelgenomen aan de veiling, eveneens binnen twee weken, voor elke biedkaart die bij de notaris is ingeleverd een bedrag van ¤ 500,-- te betalen. Vanwege praktische redenen dient deze betaling achteraf te geschieden en niet reeds tijdens de veiling.

Topdeel/ Voorkomen onevenredige benadeling zittende partij

Artikel 25

Met de betrokken marktpartijen is afgesproken en vastgelegd dat met betrekking tot gebruiksrechten die voor het eerst worden geveild de opbrengst ten goede komt aan de zittende partij. Onderdeel van deze afspraken is tevens dat een voorziening zal worden getroffen om het onevenredig voordeel voor de zittende partij weg te nemen in geval deze de veiling wint. Voor dit doel is in dit artikel een zogenoemd topdeel geïntroduceerd. Een topdeel kan het biedgedrag van kopers en verkoper meer symmetrisch maken, namelijk door het topdeel gelijk te stellen aan het verschil tussen het hoogste en een-na-hoogste bod te kiezen. Echter hierbij valt op voorhand niet uit te sluiten dat het topdeel erg hoog zal zijn, bijvoorbeeld wanneer weinig partijen geïnteresseerd zijn in een kleine concessie die wordt teruggewonnen door de zittende partij. Daarnaast zou deze keuze aanleiding kunnen geven tot strategisch biedbedrag. Andere bieders kunnen proberen de huidige concessiehouder een hak te zetten door erg laag te bieden en zo het topdeel erg hoog te maken. Om deze problemen te ondervangen is het topdeel gebonden aan een maximum, namelijk 15% van het hoogste bod.

In geval de zittende partij als enige een bod heeft uitgebracht, kan niet worden gesteld dat sprake is van een onevenredig voordeel ten opzichte van andere partijen. Derhalve is in het tweede lid bepaald dat in deze situatie de zittende partij geen topdeel behoeft af te dragen. Dit betekent dat de zittende partij zijn bod niet gestand behoeft te doen. De artikelen 26 en 27 zijn dan niet van toepassing.

§ 6 Gevolgen niet gestand doen van een bod

Niet gestand doen van een bod

Artikel 26

Als een bod niet gestand wordt gedaan, ontstaat geen aanspraak op het gebruiksrecht. Tenzij zeer bijzondere redenen aanwezig zijn, zal de directeur Domeinen dan besluiten dat het desbetreffende gebruiksrecht opnieuw zal worden geveild. Bijzondere redenen kunnen bijvoorbeeld gelegen zijn in praktische oorzaken of het feit dat een onaanzienlijk deel van het bedrag dat vanwege buiten de deelnemer gelegen oorzaken nog niet betaald is. De deelnemer die in gebreke is gebleven mag vervolgens niet meer deelnemen aan de nieuwe veiling. Hoofdregel is dus dat binnen de daarvoor gestelde termijn het bod gestand gedaan moet worden en als dit niet gebeurt, de aanspraken op het gebruiksrecht verloren gaan en het desbetreffende gebruiksrecht opnieuw ter veiling zal worden aangeboden.

Boetebeding

Artikel 27

Bij wijze van prikkel tot nakoming en vanwege het feit dat grote kosten moeten worden gemaakt voor het organiseren van een nieuwe veiling is op het niet-nakomen van de betalingsverplichting of aan het niet meewerken aan het verlijden van de akte van vestiging van de erfpacht, zoals geregeld in artikel 28, een boete gesteld. Indien door de deelnemer die deze boete verschuldigd is reeds een waarborgsom heeft gestort, zal het gedeelte van de waarborgsom dat de boete overstijgt worden geretourneerd.

§ 7 Voorwaarden voor het kunnen uitoefenen van het gebruiksrecht na de veiling

Aangaan van overeenkomst, verlenen van vergunning, onderliggende rechtsrelaties

Artikel 28

Wanneer een deelnemer het hoogste bod heeft uitgebracht op een veiling en dit vervolgens wordt vastgesteld/gegund, heeft hij hiermee een aanspraak op het gebruiksrecht verworven. Het betreft een voorwaardelijk gebruiksrecht, aangezien nog aan een aantal voorwaarden moet worden voldaan alvorens het gebruiksrecht onvoorwaardelijk wordt en daadwerkelijk een aanvang kan worden gemaakt met de exploitatie.

Allereerst moet het bod gestand worden gedaan. Daarnaast moet de deelnemer een op zijn naam gestelde Wbr-vergunning verkrijgen, omdat exploitatie van een station langs een Rijksweg zonder een dergelijke vergunning niet mogelijk is. In de meeste gevallen zal de veiling locaties betreffen waarvoor reeds een Wbr-vergunning is verleend. Aangezien de Wbr-vergunning een objectgebonden vergunning is, is de procedure in deze gevallen eenvoudig en kan de deelnemer volstaan met te verzoeken om een wijziging van de tenaamstelling van de bestaande Wbr-vergunning.

Voorts dient met de directie Domeinen een erfpachtovereenkomst te worden afgesloten, omdat het gaat om gronden in eigendom van de Staat. In geval het een locatie betreft waarvoor nog geen Wbr-vergunning is verleend, moet een nieuwe Wbr-vergunning worden aangevraagd. Hierop moet worden beslist voordat de erfpachtovereenkomst wordt gesloten, aangezien de overeenkomst pas kan worden geëffectueerd wanneer er een Wbr-vergunning is verleend. Mochten in geval van de wijziging van de tenaamstelling juridische complicaties ontstaan, dan kan de directeur Domeinen het sluiten van de erfpachtovereenkomst opschorten totdat zekerheid bestaat over het kunnen doorvoeren van de wijziging.

Tot slot is de nieuwe concessiehouder gebonden aan afspraken, zoals deze zijn neergelegd in het op 8 november 2001 afgesloten convenant tussen de overheid en de betrokken marktpartijen. Deze afspraken zien op de situatie dat een station wordt geveild waar nog een exploitant aan verbonden is. De nieuwe concessiehouder is gehouden ingevolge deze afspraken de zittende exploitant een vergelijkbaar contract aan te bieden als deze met de vorige concessiehouder had. Informatie over zittende exploitanten wordt opgenomen in de veilingbrochure, zodat deelnemers weten of en zo ja, onder welke voorwaarden, nog een exploitant op het station zit. Hiermee kan dan in het biedgedrag rekening worden gehouden. Uitgangspunt is stations schoon - dus zonder exploitant - op te leveren, doch vanwege juridische redenen zal dit niet altijd mogelijk zijn.

Drie maanden na de dag van de veiling moet aan bovengenoemde voorwaarden zijn voldaan, hetgeen betekent dat drie maanden na de dag van de veiling - en niet eerder - het gebruiksrecht onvoorwaardelijk wordt en een aanvang kan worden gemaakt met de exploitatie door de nieuwe rechthebbende op het gebruiksrecht. De zittende partij heeft dus de mogelijkheid tot drie maanden na de veiling de exploitatie te continueren. In geval juridische complicaties ontstaan, heeft de directeur Domeinen de bevoegdheid om van geval tot geval te bekijken of aanleiding bestaat het gebruiksrecht opnieuw te veilen. Indien het niet voldoen aan de voorwaarden is te wijten aan de nieuwe rechthebbende, zal in de regel opnieuw geveild worden. Indien dit niet zo is, zal niet snel aanleiding bestaan het desbetreffende gebruiksrecht opnieuw ter veiling aan te bieden.

§ 8 Slotbepaling

Artikel 29

Het veilingreglement geldt in eerste instantie voor de veilingen in het jaar 2002. Vervolgens kan, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, het veilingreglement worden aangepast. Deze omstandigheden kunnen zijn gelegen in bijvoorbeeld nieuwe inzichten op veilinggebied, nieuwe inzichten op juridisch gebied, politieke ontwikkelingen en de gang van zaken tijdens eerdere veilingen. Aanpassing is echter slechts mogelijk binnen het kader van de met de convenantpartijen gemaakte afspraken en met inachtneming van de in het algemeen deel van deze toelichting neergelegde uitgangspunten.

Geachte heer Van Maanen,

In antwoord op uw brief van 21 november jl. met betrekking tot de te hanteren veilingsystematiek voor motorbrandstoffenverkooppunten (hierna: pompstations) bericht ik u als volgt.

Inleidende opmerkingen

Het voornemen concessies voor pompstations te veilen is aangegeven door het streven de mededinging in de motorbrandstofsector te bevorderen. De NMa onderschrijft dit streven. Alle onderstaande opmerkingen en suggesties zijn dan ook ingegeven door de intentie constructief bij te dragen aan het bevorderen van dit doel. Hierbij is de NMa zich ervan bewust dat het aan haar toegestuurde conceptveilingreglement (hierna: het 'Veilingreglement' of ook 'Vr') en de convenanten waar dit op voorbouwt, tot stand zijn gekomen na een langdurig proces waarbij een groot aantal factoren tegen elkaar is afgewogen.

U verzoekt de NMa om haar zienswijze te geven op het Veilingreglement vanuit mededingingsoogpunt. In lijn hiermee wordt enerzijds een aantal observaties gemaakt met het oog op het bevorderen van de mededinging op de markt (het doel van de veilingen) en worden anderzijds suggesties gedaan met het oog op het voorkómen van mededingingsbeperkend gedrag voor of tijdens de veilingen. De NMa beperkt zich hierbij tot een analyse ten aanzien van de mate waarin het Veilingreglement ertoe kan bijdragen het gestelde doel van de veilingen te bewerkstelligen en abstraheert van de overige regelgeving en van andere mogelijke veilingmethodes.

Met het oog op het ontstaan van meer concurrentie is een belangrijk punt van aandacht geweest of de veilingdeelnemer gelijke, dan wel ongelijke uitgangsposities moeten hebben. Hierbij is met name de positie van potentiële toetreders tot de markt van belang, omdat vooral van toetreding een positief effect op de mededinging wordt verwacht. Naar de NMa begrijpt is het de intentie om met het huidige Veilingreglement en het bijbehorende 'flankerend beleid' voor alle veilingdeelnemers een formeel gelijke uitgangspositie te creëren (met compensatie van het voordeel dat een zittende concessiehouder aan zijn positie kan ontlenen) en binnen deze randvoorwaarden de mededinging zoveel mogelijk te bevorderen.

Hiervan uitgaande, heeft de NMa bezien of naar haar oordeel dit streven slaagt. Om een uitspraak te kunnen doen over de waarschijnlijkheid dat de op basis van Veilingreglement te houden veilingen hun doel (meer mededinging) zullen bereiken en de mate waarin dit geval zal zijn, zal de NMa zich hierbij niet beperken tot de formele uitgangspositie van veilingdeelnemers en ook andere juridische en feitelijke omstandigheden meewegen. Zo zijn bijvoorbeeld de sectoromstandigheden niet te 'wijten' aan (de opzet van) het Veilingreglement. De NMa meent echter dat het wel op haar weg ligt te wijzen op elementen die van invloed kunnen zijn op de effectiviteit van de veiling.

De NMa is van oordeel dat de op basis van het Veilingreglement te houden veilingen zijn aan te merken als concurrentiebevorderend. Tevens meent zij dat dit in licht positieve effecten te verwachten zijn van het flankerend beleid. Vanwege juridische en economische omstandigheden meent de NMa er wel op te moeten wijzen dat de potentiële toetreders in de huidige constellatie feitelijk in het nadeel zijn.

De intentie onwenselijk strategisch gedrag van de deelnemers te voorkomen heeft een belangrijke rol gespeeld bij de keuze van de veilingsystematiek. De NMa onderschrijft deze intentie.

Niettemin zijn er aspecten van het Veilingreglement die naar haar oordeel in dit opzicht aanpassing behoeven.

In het navolgende worden bovenstaande generieke punten nader toegelicht.

Feitelijke uitgangspositie van veilingdeelnemers

De NMa is van oordeel dat potentiële markttoetreders onder het regime van het Veilingreglement en het flankerend beleid, in combinatie met de gegeven kenmerken van de motorbrandstoffensector, feitelijk in het nadeel zijn bij de te houden veilingen.

Het Veilingreglement bepaalt dat de zittende concessiehouder, indien hij het hoogste bod heeft uitgebracht, het verschil tussen dit bod en het op een na hoogste bod aan de Staat is verschuldigd (het zogenaamde 'topdeel', art. 25 Vr). Dit topdeel kan op grond van het huidige concept maximaal 15% van het (hoogste) bod bedragen. Dit betekent dat de zittende concessiehouder het verschil tussen zijn eigen bod en het één na hoogste bod moet betalen, gemaximeerd tot 15% van zijn eigen bod, om de exploitatie te kunnen voortzetten.

Deze 'topdeelbepaling' is mede bedoeld om het risico, dat weinig prijsvechters zullen toetreden, tegen te gaan. Om verschillende redenen lijkt het evenwel niet waarschijnlijk dat deze topdeelbepaling dit effect van geringe toetreding in voldoende mate tegengaat en een feitelijk gelijke uitgangspositie creëert voor (i) de zittende concessiehouder, (ii) de andere langs Nederlandse hoofdwegen actieve partijen en (iii) eventuele nieuwe (potentiële) toetreders.

De kosten om het geveilde station in gebruik te nemen zijn voor andere gevestigde oliemaatschappijen groter dan voor de zittende concessiehouder, en voor nieuwe toetreders nog weer groter dan voor andere gevestigde oliemaatschappijen. Hierdoor zijn de totale kosten van het winnen van de veiling voor de zittende concessiehouder lager dan voor andere partijen (met name nieuwe toetreders), hetgeen de 'extra' kostenpost voor de zittende concessiehouder van maximaal 15% gevolg van de topdeelbepaling relativeert. Bij extra kosten van andere partijen dan de zittende concessiehouder valt onder meer te denken aan de contacten (feitelijk en contractueel) met de pomphouder, 'het omkleuren' van het pompstation, eventuele ombouw van de bijbehorende winkel, contacten leggen en contracten afsluiten met leveranciers van deze winkel, het opnemen van het pompstation in het eigen distributienetwerk (hetgeen nieuwe toetreders moeten opbouwen of 'inkopen'), het aantrekken van grootverbruikers door kortingscontracten, et cetera.

Ten aanzien van het laatstgenoemde sectorkenmerk is een uitweiding op haar plaats. Alle gevestigde oliemaatschappijen geven structureel kortingen aan grootverbruikers (bijvoorbeeld zogenaamde fleet owners, zoals transportbedrijven). Veel grootverbruikers krijgen een lijstje van pompstations waar zij met (extra) korting kunnen tanken. Het aandeel van de hoeveelheden brandstoffen die op basis van kortingscontracten worden verkocht in de totale verkopen van deze oliemaatschappijen, al dan niet met gebruikmaking van de genoemde lijstjes, varieert momenteel in Nederland tussen circa 40-70% bij diesel en tot 15% bij Euro 95. Dit zijn aanzienlijke hoeveelheden. Op hoofdwegen is het aandeel van grootverbruikers in de doorzet van een pompstation in de regel nog groter dan op andere wegen.

Door pompstations aan dergelijke lijstjes toe te voegen of ervan te schrappen kan de toeloop naar een pompstation in aanzienlijke mate worden gestuurd. Het ligt in de rede te verwachten dat de zittende concessiehouder in de aanloop naar de veiling het te veilen pompstation van (een deel van) deze lijstjes zal schrappen en daar een ander door hem beleverd pompstation voor in de plaats zal stellen. Vanzelfsprekend zal hij dit in ieder geval doen indien blijkt dat een andere veilingdeelnemer de concessie heeft gewonnen.

Ook in dit verband verschillen de uitgangsposities van (i) de zittende concessiehouder, (ii) de andere op Nederlandse hoofdwegen actieve partijen en (iii) eventuele nieuwe (potentiële) markttoetreders, ten aanzien van de veiling. Indien de zittende concessiehouder de veiling wint, kan hij zonder (noemenswaardige) extra inspanning rekenen op een vergelijkbare omzet als voorafgaand aan de veiling. Indien een andere gevestigde oliemaatschappij wint, verliest hij in eerste instantie het deel van de omzet dat door de eerdere concessiehouder wordt weggeleid. Aangezien elke gevestigde oliemaatschappij evenwel beschikt over een groot aantal contracten met grootverbruikers en een landelijk netwerk van pompstations, kan zij dit proberen te compenseren door met haar grootverbruikers overeen te komen dat zij het geveilde station toevoegt aan haar kortinglijstjes. Indien deze oliemaatschappij concessies van andere pompstations in veilingen verliest, komen 'gewonnen' pompstations wat dit betreft deels in de plaats van 'verloren' pompstations. Hierbij moet worden aangetekend dat een oliemaatschappij er niet bij voorbaat op kan rekenen dat een dergelijke 'omleiding' van omzet geheel neutraal uitwerkt, aangezien niet gegeven is dat alle grootverbruikers van een nieuwe concessiehouder (volledig) mee zullen werken met het sturen van de van hen afkomstige omzet.

Nieuwe marktpartijen, of bestaande marktpartijen zonder een (aanzienlijke) keten van pompstations, hebben deze mogelijkheid tot omleiding van omzet niet. Bij een bod op een pompstation zullen zij dus rekening moeten houden met een aanzienlijke lagere omzet. Het is de vraag of zij de omzet op een vergelijkbaar peil kunnen krijgen en houden. Voor zover dat haalbaar is, zullen zij hiertoe een aanzienlijke extra inspanning moeten doen, hetgeen navenante extra kosten met zich meebrengt.

Een lagere omzet en/of hogere kosten hebben een negatief effect op de waarde van een pompstation. Uit het voorgaande volgt daarom dat de waarde die een eventuele nieuwe (potentiële) markttoetreder aan een te veilen pompstation toekent in het algemeen lager zal zijn dan de waarde die de gevestigde oliemaatschappijen eraan toekennen, waarbij de zittende concessiehouder het pompstation nog weer hoger zal waarderen dan de andere gevestigde oliemaatschappijen.

Verder kan nog worden opgemerkt dat de te verwachten belangenafweging van een gevestigde oliemaatschappij niet noodzakelijk beperkt is tot de waarde die een pompstation voor haar heeft en de opbrengst uit de verkoop van een concessie. Het is immers in het collectieve belang van de gevestigde marktpartijen dat niet een substantiële hoeveelheid van de te veilen pompstations zal worden geëxploiteerd door nieuwe toetreders, die een drukkend effect kunnen hebben op het prijspeil in de markt als zij zich als prijsvechter opstellen. Ook dit kan een opdrijvend effect hebben op het bedrag dat de gevestigde marktpartijen bereid zijn te betalen voor de te veilen concessies. Dit effect wordt wel gerelativeerd door de op de vier grootste oliemaatschappijen rustende verplichting om hun aantal pompstations langs het hoofdwegennet voor 1 januari 2005 terug te brengen met 50 pompstations (een onderdeel van het zogenaamde flankerend beleid).

Ten slotte kan er nog op worden gewezen dat de relatief hoge waarde van de te veilen pompstations langs de rijkswegen en de relatief hoge biedingbedragen die (mede gezien de eerder genoemde factoren) bij de veiling te verwachten zijn, ook voor een substantieel deel worden bepaald door het heersende, hoge prijsniveau van de op die pompstations verkochte motorbrandstoffen. Dit verkleint de kans dat een toetreder, die intensief op prijs wil concurreren, de investering van het kopen van de concessie met lage pompprijzen zal terugverdienen. Hij zal derhalve eerder ofwel niet toetreden, ofwel relatief hoge pompprijzen hanteren om zijn investering terug te verdienen.

Alle in het voorgaande genoemde verschijnselen maken toetreding van nieuwe, intensief op prijs concurrerende spelers als gevolg van de veilingen minder waarschijnlijk en verkleinen de mate waarin de te houden veilingen onder het regime van het Veilingreglement (inclusief de daarin opgenomen 15%-topdeelregeling) en het flankerend beleid de mededinging zullen bevorderen.

Stringente veilingregels

Zoals reeds opgemerkt, heeft bij de keuze van de veilingsystematiek de intentie onwenselijk strategisch gedrag van de deelnemers te voorkomen een belangrijke rol gespeeld. Om de mogelijkheid van anticompetitieve gedragingen voorafgaand aan of tijdens de veiling te minimaliseren, verdient het in dit licht evenwel aanbeveling het Veilingreglement stringenter in te richten. Het lijkt onnodig ruimte te bieden voor ongewenst strategisch gedrag van veilingdeelnemers.

In de eerste plaats kan worden overwogen de verbodsnormen van artikelen 17, 19 en 20 Vr ruimer te formuleren. Idealiter moet elke vorm van contact tussen de deelnemers met betrekking tot de veiling, alsmede het eenzijdig of wederzijds doen toekomen, direct of indirect, van informatie die van invloed kan zijn op biedgedrag, biedstrategie en/of de uitkomst van de veiling, expliciet verboden en gesanctioneerd zijn.

In de tweede plaats is van belang dat de tekst van artikel 17, lid 1, Vr met kleine wijzigingen de tekst volgt van artikel 6, lid 1, van de Mededingingswet (Mw). Dit kan aanleiding geven voor de veronderstelling dat allerlei voorwaarden, die gelden voor de toepassing van artikel 6, lid 1, Mw, ook gelden voor de toepassing van artikel 17, lid 1, Vr. Dit lijkt niet nodig en evenmin wenselijk.

Artikel 6, lid 1, Mw is geschreven met het oog op een geheel andere context dan veilingen als de onderhavige. Bij deze veilingen gaat het bijvoorbeeld telkens om een zeer korte periode, waarin de prikkel tot collusie en ander ongewenst strategisch gedrag buitengewoon groot is. Waar het in het algemeen verbieden van elke vorm van contact tussen concurrerende partijen onder artikel 6, lid 1, Mw ondenkbaar en ook bepaald onwenselijk is, is dit voor een veiling als de onderhavige wel een te overwegen optie, voor zover dit zich verdraagt met andere regelgeving. Bij toepassing van artikel 6, lid 1, Mw zijn ook diverse concepten relevant, die zich niet (zonder meer) lenen voor toepassing bij de onderhavige veilingen, zoals merkbaarheid (kwalitatief/kwantitatief), relevante markt, et cetera.

Het hanteren van een op artikel 6, lid 1, Mw gebaseerde norm voor de onderhavige veilingen creëert dan ook onnodig veel ruimte voor ontduiking, verwarring, chicanes en verschil van mening. Een en ander kan leiden tot een minder effectieve handhaving van de verbodsnormen van het Veilingreglement.

In de derde plaats kan worden geconstateerd dat de effectiviteit van de opgenomen verbodsnormen voor een aanzienlijk deel zal afhangen van de zwaarte van de sancties die bij eventuele overtredingen worden opgelegd en de verwachting hieromtrent van de deelnemers (aangezien deze verwachtingen mede bepalend zijn voor de preventieve werking van de sancties). Daarnaast dient juist in een marktsituatie met weinig spelers en weinig toetredingmogelijkheden obstructie van de na vele inspanningen gecreëerde toetredingsmogelijkheden via veilingen streng te worden gesanctioneerd.

De belangrijkste in het Veilingreglement opgenomen sancties zijn (i) een boete (art. 22 Vr) en (ii) uitsluiting van de veiling (artt. 17, lid 3, en 18, lid 2, Vr).

Ad (i). De hoogte van de boete is van groot belang voor de effectiviteit van de te handhaven verbodsnormen. In het aan de NMa overgelegde Veilingreglement is de hoogte van de boete nog opengelaten. De onderhavige zienswijze heeft hier dan ook geen betrekking op.

Ad (ii). De veilingmeester heeft de discretionaire bevoegdheid een deelnemer al dan niet uit te sluiten van de veiling als deze deelnemer handelt in strijd met de verbodsnormen van artikelen 17-20 Vr. Hierbij is gedacht aan alle gebruiksrechten die worden geveild op de veiling, in verband waarmee de overtreding wordt geconstateerd (art. 21, lid 1, Vr; vergelijk artt. 2 en 3 Vr). Dit impliceert dat deze partij onverkort aan de andere veilingsessies kan deelnemen. Overwogen kan worden of dit regime in bepaalde gevallen niet ontoereikend moet worden geacht.

Artikel 21, lid 2, Vr bepaalt dat uitsluiting, nadat een bod is uitgebracht, leidt tot ongeldigheid van het bod. Het is de NMa niet ondubbelzinnig duidelijk of dit ook geldt indien een overtreding pas later aan het licht komt, wanneer de veiling al volledig is afgerond en de nieuwe erfpachtovereenkomst is ingegaan (art. 28 Vr.). Naar het oordeel van de NMa verdient het overweging om een deelnemer ook dan nog te kunnen uitsluiten en daarmee tot ongeldigheid van het bod te kunnen concluderen.

In dit verband kan nog worden gewezen op het volgende. Mocht een overtreding van de verbodsnormen van het Veilingreglement tevens zijn aan te merken als een overeenkomst of onderling afgestemde feitelijke gedraging als bedoeld in art. 6, lid 1, Mw, dan is die overeenkomst of onderling afgestemde feitelijke gedraging van rechtswege nietig (art. 6, lid 2, Mw). Gevolg hiervan kan zijn dat rechtshandelingen die op die verboden gedraging voortbouwen (zoals het uitbrengen van een bod op een veiling) ter discussie staan en mogelijk de uitslag van de veiling aantasten. Aangezien de overtreding ook na afloop van de veiling zou kunnen worden geconstateerd, kan dit effect zich ook (ver) na afloop van de veiling voordoen. Hierop zou in de veilingvoorwaarden en/of de toelichting daarop bij wijze van preventieve maatregel kunnen worden gewezen.

Kennis ten aanzien van het aantal veilingdeelnemers en hun identiteit

Op een aantal momenten in de veilingprocedure worden (potentiële) deelnemers in staat gesteld op eenvoudige wijze te achterhalen hoeveel mogelijke medebieders zij kunnen verwachten en wie die marktpartijen zijn (bij dit laatste is van belang dat het aantal daadwerkelijke marktpartijen beperkt is en dat zij elkaar doorgaans kennen). Te denken is met name aan het stellen van vragen aan de veilingmeester (art 6 Vr), het aanwezig kunnen zijn bij loting (art. 8 Vr) en het inleveren van biedkaarten in een bepaalde ruimte (artt. 10, 11 Vr). Deelnemers kunnen bijvoorbeeld andere deelnemers ontmoeten bij de loting en als zij gelijktijdig hun bod inleveren. Het observeren van de ruimte waar de biedkaarten moeten worden ingeleverd behoort ook tot de mogelijkheden.

In de bijlage bij uw brief van 21 november jl. ('Beschrijving van de veilingsystematiek en een onderbouwing van de gemaakte keuzes') merkt u op dat de deelnemers aan de veiling al over relatief veel informatie beschikken en dat het ten aanzien van de onderhavige veiling ongunstig kan zijn indien het veilingproces nadere informatie genereert, die de mogelijkheden voor afgestemd gedrag en het weren van nieuwkomers vergroot.

In het licht van uw afweging hieromtrent verdient het overweging om de deelnemers in alle fasen van de veiling in het ongewisse te laten hoeveel biedende partijen er zijn en wie deze deelnemers zijn. In dat geval moet worden voorkomen dat deelnemers reeds door louter observatie kunnen weten hoeveel en welke partijen aan veiling deelnemen. Hiertoe kan worden overwogen om de procedure geheel schriftelijk, dan wel via beveiligde elektronische communicatie, te laten verlopen. Dit lijkt goed inpasbaar in de gekozen veilingopzet (één ronde, één bod per deelnemer) en lijkt geen zwaarwegende bezwaren op te roepen die niet op andere wijze kunnen worden ondervangen.

Mogelijkheden tot ingrijpen gedurende een veiling, dan wel tussen verschillende veilingen

Artikel 23 Vr bepaalt: "De veilingmeester kan besluiten de veiling te schorsen als hij van mening is dat een goed en ordelijk verloop van de veiling, al dan niet tijdelijk, niet meer kan worden gewaarborgd".

De NMa is een uitgesproken voorstander van een dergelijke noodremfaciliteit. Zij sluit in zoverre aan bij het door u bij uw brief van 21 november jl. gevoegde rapport 'Een beoordeling van het ontwerp van de Veiling van MBVP's langs Rijkswegen'. Daarin wordt een gespecificeerde noodremfaciliteit ontraden maar wordt een ongespecificeerde noodremfaciliteit zinvol geacht: "(...) de veilingmeester moet te allen tijde de mogelijkheid hebben om de veiling stil te leggen als de veilingmeester dat nodig acht.'

Naar het oordeel van de NMa verdient het overweging de clausulering "als .... gewaarborgd” te schrappen of veel algemener te formuleren. Juist omdat niet te voorzien is op welke wijze er iets mis kan gaan met de veiling, moet worden voorkomen dat onduidelijkheid kan bestaan of wel voldaan is aan het genoemde criterium. In een dergelijk geval zou het immers onduidelijk zijn of de veilingmeester bevoegd is de veiling te schorsen. Verder kan worden overwogen hierbij expliciet te vermelden welke mogelijkheden de veilingmeester dan in ieder geval heeft; te denken valt bijvoorbeeld aan het opstarten van een nieuwe procedure.

Er is een lange serie veilingsessies gepland, die zich zal uitstrekken over een periode van vele jaren. Mede met het oog hierop is het raadzaam rekening te houden met de mogelijkheid dat het Veilingreglement naar het oordeel van de Minister van Financiën en andere betrokken ministers op een gegeven moment niet volledig blijkt te voldoen. In dat licht verdient het aanbeveling expliciet te bepalen, in het Veilingreglement dan wel anderszins, dat de Minister van Financiën in dat geval na afloop van een veilingsessie (dat wil zeggen: nadat alle tot één veiling behorende gebruiksrechten zijn geveild; zie artt. 2 en 3 Vr) het Veilingreglement kan wijzigen.

Nader overleg of toelichting

Mocht u naar aanleiding van het bovenstaande behoefte hebben aan nader overleg of een toelichting, dan is de NMa daartoe uiteraard graag bereid.

Hoogachtend,

A.W. Kist

Directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit


---

Kamerstukken II, 24036, nr. 235.

Hun bevindingen zijn neergelegd in het rapport "Een beoordeling van het ontwerp van de veiling van MBVP's langs rijkswegen".

De alternatieven zijn a) een veiling waarbij de kavel één voor één wordt geveild (sequentieel) via een veiling bij opbod, waarbij de winnaar een definitief gesloten bod moet doen. De zittende concessiehouder legt zijn bod voorafgaand aan de veiling bij opbod neer, waarbij de winnaar wordt bepaald door het bod van de zittende concessiehouder te vergelijken met het bod van de winnaar van de veiling bij opbod. b) een veiling gelijk aan de veiling beschreven onder 2, waarbij alle kavels tegelijk worden geveild en zittende concessiehouders wel mee mogen bieden, maar niet op de eigen kavels.

Zie het advies van de NMa dd 24 juli 2000, zaaknummer 1962.

Zie het advies van de NMa dd 4 februari 2002, zaaknummer 2790.

Uit de bij uw brief gevoegde documenten blijkt dat een aantal beslissingen nog dient te worden genomen. In die zin zijn de veilingvoorwaarden nog niet geheel afgerond. In de onderhavige zienswijze zal derhalve enkel een inschatting van mogelijke effecten worden gegeven aan de hand van momenteel bekende gegevens.

Het flankerend beleid bestaat uit vier maatregelen: (i) de verplichting voor de vier grootste oliemaatschappijen om hun aantal pompstations langs het hoofdwegennet vóór 1 januari 2005 terug te brengen met 50 pompstations; (ii) eventuele opheffing van de functiescheiding op locaties van pompstations voor benzineverkoop en andere economische activiteiten; (iii) een verbod om een motorbrandstoffenkenmerk te voeren dat langs dezelfde rijrichting op de rijksweg binnen 25 kilometer van die locatie reeds wordt gevoerd; en (iv) het hanteren van meer marktconforme gebruiksvergoedingen voor pompstations.

Het huidige concept vermeldt dat dit percentage nog kan veranderen. Op eventuele andere percentages wordt in deze zienswijze niet ingegaan.

Eindrapport, 30 oktober 2001, 'Een beoordeling van het ontwerp van de Veiling van de MBVP's langs Rijkswegen' (Goeree/Minkman/Moldovanu).