Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Remkes: Oplopend woningtekort vertraagt uitvoering nieuw woonbeleid

Staatssecretaris Remkes (VROM): Oplopend woningtekort vertraagt uitvoering nieuw woonbeleid (21-2-2002)


Door een lichte toename van de woningbehoefte in
combinatie met de achterblijvende woningbouwproductie gaat de verbetering van de woonkwaliteit in de steden langer duren dan gepland. Bovendien dreigt het kwantitatieve woningtekort weer groter te worden. De verhoging van de nieuwbouwproductie is daarom een sleutelfactor. Staatssecretaris Remkes (VROM) constateert, tegen de achtergrond van deze ontwikkelingen, dat de afspraken met de stedelijke regio's over hun inzet voor de komende jaren, in de lijn liggen van het nieuwe woonbeleid. Wel kondigt hij op een aantal onderdelen nadere maatregelen aan. Dat blijkt uit een brief van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer over de uitvoering van de vorig jaar uitgebrachte nota 'Mensen, wensen, wonen'.

De nota 'Mensen, wensen, wonen' schetst de hoofdlijnen en uitgangspunten voor het woonbeleid voor de komende tien jaar, met als centrale thema's: verhogen van de kwaliteit van het wonen en versterken van zeggenschap van burgers. Taken,
verantwoordelijkheden en bevoegdheden van partijen worden aangescherpt en de rijksoverheid toont weer een grotere betrokkenheid. 'Prestatiegerichte decentralisatie' is het motto van het woonbeleid.

Acties

Inmiddels zijn tal van acties in gang gezet voor de uitvoering van de nota: het sturingskader voor het nieuwe beleid is vastgelegd in de Woonwet, die inmiddels voor advies bij de Raad van State ligt. In het Nationaal Akkoord Wonen hebben de belangrijkste partijen op landelijk niveau de doelstellingen onderschreven. En met 19 stedelijke regio's heeft Remkes gesprekken gevoerd over de concrete uitwerking van het beleid voor de komende jaren; de uitkomsten daarvan worden vastgelegd in intentie-afspraken, die naar verwachting de komende weken ondertekend zullen worden.

De staatssecretaris constateert dat de richting van het beleid breed gesteund wordt. Ook de uitvoering van de stedelijke vernieuwing komt op gang, maar nog niet in het
gewenste tempo. Hij toont daarvoor begrip, omdat het ook te maken heeft met de hoogte van de doelstellingen en de huidige situatie op de woningmarkt. Toch wil
hij op een aantal onderdelen met vervolgstappen komen.

Transformatie

De transformatie van wijken gaat te traag. In het
huidige tempo doorgaan betekent, dat we in 2010 nog blijven zitten met een groot aantal wijken, die niet beantwoorden aan de wensen van de burger. De trek van mensen met midden- en hogere inkomens uit de steden zal dan blijven voortduren. Het op gang brengen van die transformatie is echter ingewikkeld: complexe projecten, langjarige investeringen en grootschalige verhuisbewegingen.Verhoging van de nieuwbouwproductie is daarom een sleutelfactor: het is niet alleen nodig om de groeiende behoefte op te vangen, maar ook om ruimte te scheppen voor doorstroming en zo de transformatie verder op gang te brengen. De staatssecretaris omarmt daarom de eerder gepubliceerde aanbevelingen van de Taskforce Woningbouwproductie om het tempo van de nieuwbouw op te krikken. Hij onderstreept echter dat de voorgestelde maatregelen pas op termijn tot resultaat zullen leiden. Het meeste heil verwacht hij van: voldoende ruimte reserveren voor woningbouw in streekplannen (tijdig plancapaciteit), instellen van herstructureringszones, in het leven roepen van aanjaagteams met ervaringsdeskundigen en stroomlijnen van regels en procedures (het onlangs aan de Tweede Kamer toegezonden rapport 'Geregeld Gebouwd'). De nu met de regio's gemaakte afspraken over transformatie betekenen een stevige verhoging ten opzichte van de bestaande taakstellingen op lokaal en regionaal niveau. De nieuwbouw tot 2010 is wel ruim 10% lager dan het rijk voor ogen had: ook worden er circa 30% minder woningen gesloopt of samengevoegd. Door op andere manieren de kwaliteit van wijken te verhogen kunnen de doelstellingen uit de nota 'Mensen, wensen, wonen' toch gerealiseerd worden.

Om de zeggenschap van bewoners bij transformatie van wijken te waarborgen ontwikkelen de Woonbond, de VNG en Aedes een 'Handvest bewonersparticipatie'; op dit moment hebben partijen daarover nog geen overeenstemming, maar de gesprekken daarover zijn in een eindstadium.Wooncorporaties

Wooncorporaties hebben zowel bij de uitvoering als bij de financiering van de transformatie een sleutelrol. Uit het verslag en de cijfers van het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (CFV) blijkt dat dat financieel ook kan: de sector als geheel is, landelijk gezien, financieel gezond. Het vermogen groeit naar verwachting van ¤ 8,8 miljard in 2000 naar ¤ 12,3 miljard in 2005. Ook zijn er steeds minder financieel zwakke corporaties. Wel zijn er regionale verschillen: de vier grote steden springen er minder gunstig uit en niet-verstedelijkt Nederland scoort juist hoog.Remkes constateert dat de wooncorporaties op een aantal punten - zoals het huurbeleid - goed presteren, maar dat de prestaties op andere punten - vooral de transformatie van wijken en de verkoop van huurwoningen - achterblijven. Hij verwacht dan ook een forse intensivering van hun inspanningen. Waar dat op financiële problemen stuit kan 'matching' van middelen via het College Sluitend Stelsel uitkomst bieden, maar dat is tot nu toe nauwelijks gebeurd. Remkes heeft dan ook in de Woonwet de verplichting opgenomen dat corporaties 'overtollige middelen' voor taken elders binnen de sector inzetten. Dit jaar heft het CFV al ¤ 35 miljoen voor projectsteun.
Ook
andere mogelijkheden om middelen te 'matchen' worden de komende periode samen met het CFV en de sector onderzocht. Gedacht wordt aan leningen (gekoppeld aan het aantal verkochte woningen), het uitgeven en verwerven van aandelen (eventueel te verhandelen op een 'wooncorporatiebeurs'), oprichting van een investeringsmaatschappij (vergelijkbaar met provinciale ontwikkelingsmaatschappijen) of de introductie van een 'prestatie-indicator' voor corporaties (om te beoordelen of ze vermogen goed inzetten), uit te breiden tot een volwaardige 'benchmark'.

Verkoop huurwoningen

Alle regio's streven naar 65% eigen woningbezit in 2010; alleen met de regio's Amsterdam, Rotterdam en Den Haag worden lagere streefcijfers afgesproken. Over de hele linie ligt de verkoop van huurwoningen 35% lager dan de rijksambities, maar wel fors hoger dan de huidige praktijk en de voornemens die de regio's zelf hadden.

Om de verkoop van huurwoningen
verder te stimuleren wordt een aantal maatregelen genomen; de belangrijkste daarvan zijn:

*corporaties hoeven verkopen van huurwoningen aan eigenaar-bewoners vanaf 2003 niet meer te melden;
*zeggenschap (met onder meer verkoop van huurwoningen en bouw van sociale koopwoningen als aandachtspunten) wordt op korte termijn een expliciet 'prestatieveld' voor woningcorporaties. Dat betekent dat corporaties hun voornemens moeten concretiseren en dat zonodig sancties kunnen worden opgelegd;
*de mogelijkheden voor koopsubsidie bij verkoop onder voorwaarden worden verruimd (d.w.z.verkoop door corporaties onder de voorwaarde van bijvoorbeeld een terugkooprecht);
*er komen financiële prikkels om de verkoop te stimuleren; de precieze uitwerking daarvan wordt met het CFV voorbereid;
*als na verloop van tijd de verkoop ondanks
alle maatregelen onvoldoende op gang komt, overweegt de staatssecretaris de introductie van een aanbiedingsplicht door corporaties (bijvoorbeeld voor nieuwe huurwoningen na tien of vijftien jaar) of een geclausuleerd kooprecht voor huurders (waarbij delen van de woningvoorraad kunnen worden uitgezonderd). Hij laat de juridische mogelijkheden daarvoor onderzoeken. Op basis daarvan zal hij de voorbereidingen voor een wetsvoorstel starten.

Om te zorgen dat ook in de nieuwbouw betaalbare koopwoningen voorhanden zijn zal 10% van de nieuwbouw in bestaand stedelijk gebied in de periode 2005-2010 bestaan uit sociale koop. Hiervoor zijn met de regio's ook financiële afspraken gemaakt.

Particulier
opdrachtgeverschap

De doelstelling om een derde deel van de woningproductie (2005-2010) in particulier opdrachtgeverschap te realiseren is in beginsel, onder een aantal voorwaarden, met alle regio's overeengekomen.Rond het onderwerp 'particulier opdrachtgeverschap' hebben tal van partijen inmiddels initiatieven genomen. Dit voorjaar wordt onder meer een landelijk Informatiecentrum Particulier Opdrachtgeverschap geopend.

Intentieafspraken

Remkes beschouwt de intentieafspraken, die naar
verwachting binnenkort met de 19 regio's afgerond worden, als een majeure stap bij de implementatie van het nieuwe woonbeleid. Ze betekenen een forse intensivering van de inspanningen van alle partijen. Behalve over bovengenoemde onderwerpen zijn ook afspraken gemaakt over het versterken van de sociale pijler (o.a. ouderenhuisvesting ).De inzet van de gesprekken was overigens breder dan alleen wonen; ze hadden betrekking op de totale verstedelijking. En dan ook zijn afspraken vastgelegd op het gebied van: milieu (externe veiligheid, bodemsanering), openbaar vervoer en infrastructuur (Vinex- en Vinac-projecten), groen (planologische duidelijkheid onteigening) en werken (locatiebeleid en herstructurering bedrijventerreinen).

De intentieafspraken moeten in 2003 worden omgezet in definitieve afspraken. Ze worden dan afgestemd met de regioconvenanten voor de vier landsdelen in het kader van de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening.

( bron: http://www.vrom.nl/pagina.html?id=1&goto=6723&site=persbericht )


---