Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Ministerie van Buitenlandse Zaken Directie Azië en Oceanië Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag

Datum 21 februari 2002 Auteur Arjen Kool

Kenmerk DAO-0101 /02 Telefoon 00 31 70 348 4277
Blad /1 Fax 00 31 70 348 5323

Bijlage(n) 1 E-mail arjen.kool@minbuza.nl

Betreft Verslag werkbezoek aan India van 26-29 januari 2002 C.c.
Zeer geachte Voorzitter,

Hierbij heb ik het genoegen u het verslag van mijn werkbezoek aan India aan te bieden dat plaatsvond van 26 tot en met 29 januari 2002.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking

Eveline Herfkens

Verslag werkbezoek Minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan India, 26-29 januari 2002

Inleiding

Van 26-29 januari 2002 heb ik een bezoek aan India gebracht met name teneinde mijzelf op de hoogte te stellen van de Nederlandse bijdrage aan het wederopbouw programma na de aardbeving in Gujarat (26-28 januari). Vervolgens bezocht ik New Delhi (28-29 januari) om inzicht te verkrijgen in voor India belangrijke handelsbelemmeringen en kwesties betreffende maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het hiernavolgend verslag informeert u achtereenvolgens over mijn bezoek aan Gujarat en New Delhi.

Bezoek aan Gujarat

Van 26-28 januari bracht ik een bezoek aan Gujarat, dat één van de drie Nederlandse prioriteitsdeelstaten is. Op de dag van mijn aankomst was het precies een jaar geleden dat de aardbeving plaatsvond. Direct na de aardbeving had ik besloten het ontwikkelingssamenwerkingsbudget voor Gujarat voor de periode 2001-2003 te verdrievoudigen tot EUR 112 miljoen voornamelijk bestemd voor de sectoren onderwijs en water. Van dit bedrag is reeds EUR 37 miljoen besteed in 2001.

Het bezoek aan Gujarat had als doel mijzelf op de hoogte stellen van de Nederlandse bijdrage aan het wederopbouwprogramma. Ik heb hierbij o.a. gekeken naar de volgende aspecten: kwantitatieve en kwalitatieve resultaten van de wederopbouwactiviteiten, capaciteit- en onderlinge samenwerking van partnerorganisaties, transparantie en discriminatie van gemarginaliseerde doelgroepen (zoals dalits, vrouwen en meisjes). Verder heb ik mij verdiept in de rol van de internationale gemeenschap en daarbij specifiek gekeken naar de rol van Nederland bij de wederopbouw.

Ik heb gesprekken gevoerd met Premier Modi van Gujarat, de Gouverneur en de ministers voor Onderwijs, Water, Gezondheidszorge en Industrie en Parlementaire Zaken. Daarnaast vonden ontmoetingen plaats met ambtenaren van de ministeries van onderwijs, water en van de Gujarat State Disaster Management Authority, een na de aardbeving opgericht overheidsorgaan dat tot taak heeft de wederopbouw te coördineren. Ook bezocht ik de Water and Sanitation Management Organisation (WASMO). WASMO heeft als doel duurzame watermanagementsystemen op dorpsniveau te ondersteunen. Tevens had ik gesprekken met vertegenwoordigers van zowel nationale als internationale NGO's en VN organisaties. Ook heb ik een aantal dorpen bezocht in het aardbevingsgebied.

Resultaten wederopbouw programma in Gujarat

Ik was onder de indruk van de vooruitgang van de wederopbouw vooral in de woningbouw en onderwijssector. Ik zal mij -voor wat betreft de resultaten- beperken tot de door Nederland ondersteunde sectoren onderwijs en water.

In de onderwijssector heeft Nederland -via het nationale onderwijsprogramma DPEP (District Primary Education Programme)- tot nu toe bijgedragen aan de reconstructie van ruim drieduizend nieuwe klaslokalen en aan de reparatie van ruim vijfentwintigduizend klaslokalen in acht districten. De nieuwe lokalen zijn aardbevingbestendig. Door de bouw van separate sanitaire voorzieningen voor meisjes wordt een extra stimulans gegeven om hen naar school te laten gaan.

In Gujarat is sprake van een structureel tekort aan water. Dit probleem vereist een geïntegreerde aanpak waarbij ook de verdeling tussen de verschillende gebruikers (landbouw en huishoudens) aan de orde gesteld zal moeten worden. Nederland heeft tot nu toe geïnvesteerd in institutionele ontwikkeling. Dit heeft o.a. geleid tot de oprichting van de Water and Sanitation Management Organization (WASMO). WASMO coördineert de ontwikkeling en implementatie van duurzame, participatieve watervoorziening op dorpsniveau.

Nederland heeft verder nog bijgedragen aan de volgende positieve ontwikkelingen in de watersector. Ten eerste wordt er zoveel mogelijk gebruik gemaakt van lokaal aanwezige waterbronnen wat ervoor zorgt dat er minder kapitaalinvesteringen nodig zijn in de aanleg van waterleidingen. Ten tweede wordt tevens het 'de gebruiker betaalt' principe geïntroduceerd teneinde duurzaamheid en 'ownership' te vergroten. Dit jaar zal de Nederlandse bijdrage aangewend worden voor de rehabilitatie en ontwikkeling van waterfaciliteiten in 1260 dorpen.

Capaciteit- en onderlinge samenwerking partnerorganisaties

Mijn indruk is dat zowel overheidsinstanties (op verschillende niveau's) als locale NGO's beschikken over voldoende gekwalificeerd personeel. In Gujarat is relatief veel ervaring opgedaan met noodhulp- en wederopbouwactiviteiten doordat het de laatste jaren vaak getroffen is door natuurrampen (cyclonen en droogte).

Coördinatie vindt op drie verschillende niveau's plaats: (i) tussen overheidsinstanties, (ii) tussen NGO's en (iii) tussen overheid en NGO's. Voorbeelden hiervan zijn:

De Gujarat State Disaster Management Authority (GSDMA) zorgt voor coördinatie tussen de verschillende vakministeries die betrokken zijn bij de wederopbouw;

Locale NGO's hebben het samenwerkingsorgaan Janpath Citizen's Initiative opgericht waarin ruim 200 organisaties vertegenwoordigd zijn. Het Janpath Citizen's Initiative wordt door het Nederlandse bilaterale programma en HIVOS ondersteund.

Regelmatig overleg vindt plaats tussen overheid en maatschappelijk middenveld op alle niveau's. Hierbij ligt de coördinatie van wederopbouwactiviteiten bij de overheid (GSDMA en WASMO) terwijl de uitvoering vaak door locale NGO's gebeurt.

De ervaring in Gujarat is dat zowel noodhulp als wederopbouwactiviteiten het beste geregeld kunnen worden door deze zoveel mogelijk te integreren in bestaande programma's van locale ontwikkelingsorganisaties met inzet van locale mensen en middelen.

Corruptie en Transparantie

Uit mijn bezoek is gebleken dat corruptie i.v.m. wederopbouwactiviteiten slechts op bescheiden schaal voorkomt. Zo werden mij enkele gevallen van corruptie gemeld waarbij burgers misbruik hadden gemaakt van de schadevergoedingregeling. Zij hadden aannemers 'omgekocht' om voor een hogere schadevergoeding in aanmerking te komen.

De overheid lijkt voldoende maatregelen getroffen te hebben om corruptie zoveel mogelijk tegen te gaan. Hiertoe is o.a. een ombudsmansysteem opgericht om klachten m.b.t. schadevergoedingen te behandelen. Van de 39.000 klachten zijn er inmiddels 37.000 behandeld.

Met betrekking tot transparantie waren de NGO's van mening dat de overheid meer informatie zou kunnen verstrekken over de beschikbaarheid en besteding van middelen voor de wederopbouw. Hier bood ook het eerder genoemde ombudsmansysteem uitkomst door achteraf alsnog de gewenste informatie te verstrekken.

Hulp aan gemarginaliseerde groepen

In de media werd vooral de eerste dagen na de aardbeving de indruk gewekt dat bij de hulpverlening lagere kasten en vrouwen gediscrimineerd zouden worden. Uit gesprekken met NGO's bleek inderdaad dat in eerste instantie dalits geen schadevergoedingen ontvingen. Dit wordt veroorzaakt doordat dalits vaak geen eigendomsrechten hebben. Door interventie van deze -door Nederland ondersteunde NGO's- is hierin echter verbetering opgetreden. Verder heeft de overheid geprobeerd het schadevergoedingssysteem zo toegankelijk mogelijk te maken (dus ook voor lager opgeleiden) d.m.v. eenvoudige aanvraagprocedures.

De regering heeft eveneens maatregelen genomen om discriminatie van vrouwen en meisjes tegen te gaan. Zo kunnen eigendomsrechten ook aan vrouwen verleend worden, waardoor zij -bij het afhandelen van schadeclaims- niet meer afhankelijk zijn van hun man. In de onderwijssector zijn extra voorzieningen getroffen om meisjes te stimuleren naar school te gaan.

Mensenrechtensituatie

Ik heb mijn ongerustheid geuit over de mensenrechtensituatie in Gujarat. Met name de verhouding tussen het aantal vrouwen en mannen is zeer verontrustend (met name voor kinderen tot zes jaar). Premier Modi verzekerde mij dat dit probleem met hoge prioriteit wordt aangepakt.

Anders dan in sommige andere deelstaten het geval is, is er in Gujarat geen mensenrechteninstituut. Premier Modi vindt dat het nationaal mensenrechteninstituut in New Delhi voldoende toegerust is om de mensenrechtensituatie op deelstaatniveau te volgen. Gezien de berichten over de mensenrechtensituatie in Gujarat zal ik de ontwikkelingen nauwgezet bijhouden.

Rol internationale gemeenschap bij de wederopbouw

In Gujarat waren kritische geluiden over de rol die de internationale gemeenschap gespeeld heeft bij het verlenen van noodhulp en steun aan de wederopbouw. M.b.t. de noodhulpfase was er van lokale NGO's vooral kritiek op internationale NGO's. Deze zouden te lang zijn doorgegaan met de gratis verspreiding van noodrantsoenen waardoor lokale productiestructuren verstoord werden. Verdere verstoring van deze productiestructuren zou zijn opgetreden doordat internationale NGO's goed opgeleide vakmensen uit de lokale arbeidsmarkt weggetrokken hebben. M.b.t. de wederopbouwfase waren er twee belangrijke punten van kritiek. Allereerst bekritiseerden de NGO's de omvangrijke leningen van de Aziatische Ontwikkelingsbank en de Wereld Bank. Hierdoor worden volgende generaties opgezadeld met extra hoge rente- en aflossingslasten. Ten tweede bleken veel donoren onbetrouwbaar doordat ze weer snel van het toneel verdwenen waren.

Rol Nederland

Er was veel waardering voor de Nederlandse steun bij zowel de noodhulp als de wederopbouwfase ondanks de eerder genoemde kritische geluiden over de rol van de internationale gemeenschap in het algemeen. Hiervoor werden de volgende redenen aangegeven:

Nederland heeft inmiddels een langdurige ontwikkelingssamenwerkingsrelatie met Gujarat opgebouwd. Hierdoor is een vertrouwensrelatie met Nederland ontstaan bij zowel de overheid als locale NGO's;

Door kennis van locale NGO's (bv. het Janpath Citizen Initiative) kon de Nederlandse noodhulpbijdrage gemarginaliseerde groepen bereiken (dalits en vrouwen);

Nederland ondersteunde reeds vóór de aardbeving de sectoren onderwijs en water en had hierdoor inzicht verkregen via welke partners op effectieve wijze de wederopbouw in deze sectoren ondersteund zou kunnen worden.

Conclusie

Gezien de goede resultaten in de onderwijssector, de positieve ontwikkelingen m.b.t. capaciteitsopbouw in de watersector, de goede samenwerking tussen overheid en maatschappelijk middenveld, de aandacht besteed aan zaken als transparantie, marginalisering van lagere kasten en vrouwen en de jarenlange Nederlandse ervaring in Gujarat ben ik tijdens mijn bezoek tot de conclusie gekomen dat Nederland op een goede manier heeft bijgedragen aan de wederopbouw in Gujarat.

2. Bezoek aan New Delhi

Tijdens mijn bezoek aan New Delhi op 28 en 29 januari wilde ik kennis nemen van de voor India belangrijke handelsbelemmeringen en belangrijke kwesties op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Ik heb Minister Maran voor Handel en Industrie en de Secretaris-Generaal voor Economische Zaken van het Ministerie van Financiën ontmoet. Daarnaast nam ik deel aan een seminar over handel en maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) dat georganiseerd was door de Confederation of Indian Industry (CII). Aan deze conferentie namen naast de bij de CII aangesloten bedrijven (w.o. Tata en Hero-Honda) ook enkele Nederlandse bedrijven (w.o. ABN/AMRO en CEBECO) deel. Bedrijven die door het Centrum voor de Bevordering van Import (CBI) in Rotterdam gesteund worden waren ook aanwezig, alsmede vertegenwoordigers van NGO's (Global March, Partners in Change - een partner van ICCO), Tara - een handelspartner van Fair Trade - en internationale organisaties (ILO, UNIDO).

Handelsbelemmeringen

De inkomsten die India misloopt door handelsbeperkende maatregelen zijn vele malen groter dan het bedrag dat het aan ontwikkelingsgelden ontvangt. Deze maatregelen zijn onder te verdelen in twee categorieën:

Quota en tarieven

India ondervindt nadelige gevolgen van Europese importquota en tarieven vooral in de agro- en textiel sectoren. Tijdens de presentaties van CII werd dit geïllustreerd aan de hand van de volgende voorbeelden: basmati rijst, suiker, pinda's, bloemen, champignons en textiel. India zou ten opzichte van andere niet-Europese landen (bijv. Turkije) benadeeld worden.

Europese standaarden

In India bestaat eveneens zorg over nieuwe Europese standaarden op het gebied van veiligheid, milieu en kwaliteit. De standaarden worden gezien als een nieuwe vorm van protectionisme. De in WTO-verband gesloten handelsakkoorden schrijven onderhandelingen met exporteurs voor teneinde zich hierop voor te bereiden. Deze onderhandelingen vinden meestal niet plaats. Additionele assistentie is daarom nodig om de capaciteit van ontwikkelingslanden te vergroten teneinde enerzijds invloed uit te oefenen bij het tot stand komen van deze handelsakkoorden en anderzijds te voldoen aan nieuwe Europese standaarden.

Ik ben in dit verband gewezen op het Indian Institute of Foreign Trade, waar o.a. ambtenaren uit India en andere ontwikkelingslanden getraind worden om deel te nemen aan onderhandelingen over handelsakkoorden. Van mijn kant heb ik gewezen op het bestaan van het Centrum voor Bevordering van Import (CBI). Het CBI speelt een faciliterende rol voor exporteurs uit ontwikkelingslanden en verleent technische ondersteuning aan bedrijven bij het voldoen aan Europese standaarden.

Verder bestond er grote bezorgdheid over de Europese landbouwsubsidies, TRIPS en de nadelige effecten die India zal ondervinden bij verdergaande uitbreiding van de EU. Ik heb toegezegd mij in te spannen om de zorgen van landen zoals India in internationale fora aan de orde te stellen.

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

In India zijn inmiddels een groot aantal initiatieven genomen op het gebied van MVO in samenwerking met internationale organisaties. Zo heeft het CII voor zijn leden een beleid geformuleerd op het gebied van HIV/AIDS en richtlijnen opgesteld op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg. Deze zijn gebaseerd op het VN Global Compact initiatief dat een aantal principes voorschrijft op het gebied van mensenrechten, arbeidsnormen en milieu. Verder werd ik geïnformeerd over de activiteiten van het door de Europese Commissie gefinancierde EU-India Network for Corporate Social Responsibility. Daarnaast zijn veel bedrijven actief in kleinschalige ontwikkelingsprojecten op lokaal niveau zoals b.v. het creëren van werkgelegenheid voor vrouwen, water en basisonderwijs.

Tenslotte

Ik heb een gesprek gevoerd met de Secretaris-Generaal Economic Affairs van het Ministerie van Financiën waarin een aantal algemene zaken aan de orde zijn gekomen zoals de Indiase begrotingssystematiek, de Nederlandse ontwikkelingsbijdrage aan India en de a.s. Financing for Development Conferentie. De SG, Dhr. Vasudev, sprak zijn dank uit voor de incidentele schuldverlichting die Nederland eind vorig jaar aan India had gegeven ter compensatie van de negatieve ODA-stroom aan India.


Kenmerk DAO-0101 /02

Blad /1

===