Ministerie van Algemene Zaken
Korte toespraak minister-president W. Kok bij de inontvangstneming Memorandum van de G21 voor de kabinetsformatie op de landelijke GSB-manifestatie, 21 februari 2001 in Enschede
Dames en heren,
Ik heb opnieuw, net als vier jaar geleden, graag gehoor
gegeven aan de uitnodiging om vandaag samen met de
minister voor het grotestedenbeleid - een deel van deze
landelijke manifestatie over het grotestedenbeleid bij te wonen
en ik wil graag enkele opmerkingen maken naar aanleiding van
het memorandum dat de burgemeester van Den Bosch, de heer
Rombouts, mij zojuist namens de G21 heeft aangeboden.
Het is inmiddels een goede traditie aan het worden:
De aanbieding van een memorandum dat zowel bij de
gemeenteraadsverkiezingen en de collegevorming als bij de
kabinetsformatie en in de aanloop daar naartoe een belangrijke
rol kan spelen.
Het memorandum "Ruimte maken voor resultaat" zal
ongetwijfeld óók in politiek Den Haag zijn weg weten te vinden
en bijdragen aan het scherpen van de meningsvorming.
- 2 -
Zonder op de beslissingen bij de kabinetsformatie vooruit te
lopen is wel duidelijk dat er alle reden is om de
geconcentreerde inspanning gericht op de grote en grotere
steden voort te zetten, ook omdat er economisch harder aan
getrokken moet worden dan we de laatste jaren gewend waren
geraakt.
Wij zijn een heel eind op streek; het gaat beter in de steden,
maar er liggen nog steeds kansen en mogelijkheden die er om
vragen óók benut te worden.
Er is nog veel werk te doen om de steden - in uw woorden -
terug te brengen op de plaats waar ze thuis horen: in de
frontlinie van economische en sociale vooruitgang, in een
kwalitatief hoogwaardige fysieke omgeving en met een
bruisend cultureel klimaat.
Plaatsen waar energie, creativiteit en vernieuwing samenvallen.
Terugkijken op tweemaal vier jaar grotestedenbeleid levert
- gelukkig - een overwegend positief beeld op.
We zijn aantoonbaar op de goede weg.
Mogelijkheden en kansen zijn aangegrepen voor duurzame
economische en sociale versterking.
Veel van de ontstane achterstanden zijn voortvarend
aangepakt.
- 3 -
De steden zijn met een indrukwekkende inhaalrace bezig.
Iedere stad kent zijn geslaagde praktijkvoorbeelden.
De werkloosheid is in de steden sneller dan gemiddeld gedaald.
Het aantal startende ondernemers ligt hoog, zeker in de vier
grootste steden.
Dat is positief.
Want werk is en blijft de hoofdroute voor individuele ontplooiing
en brede maatschappelijke participatie.
Natuurlijk hadden we de economische wind in de rug. Maar het is óók en vooral dankzij de inspanning van velen dat de vruchten daarvan in ruime mate - en beter gespreid dan voorheen - in de steden zijn terechtgekomen.
De grote uitdaging voor de komende periode - zeker onder een
wat minder gunstig economisch gesternte dan we gewend
waren - is vast te houden wat goed gaat en beter te doen wat
beter kan.
Het memorandum bevat, ik spreek met enige voorkennis, in de
ogen van het kabinet waardevolle bouwstenen voor waar
mogelijk een verdere verbetering van het grotestedenbeleid.
- 4 -
Gevoegd bij de bevindingen van de zelfanalyses en visitaties
aan gemeente- én aan Rijkszijde liggen er opnieuw de nodige
documenten op tafel om tot een stevige beleidsagenda voor de
komende jaren te komen, in de steden en voor het Rijk.
Waar gaat het dan in het bijzonder om.
Ik noem een aantal elementen:
We hebben geleerd heel belangrijk - te onderkennen dat
economische kracht en ruimtelijke en sociale kwaliteit twee
kanten van dezelfde medaille zijn; duurzaam vitale steden
hebben allebei nodig.
Maar we hebben óók moeten ervaren dat vooral de sociale
vraagstukken waar we voor staan, soms nog bijzonder groot
zijn.
Vanuit het kabinet zullen we er daarom voor moeten
zorgdragen dat gemeenten nóg beter in staat worden gesteld
de regie te voeren voor een goed en samenhangend sociaal
beleid op lokaal niveau.
Voorkómen is beter dan genezen.
Een sluitende aanpak voor jeugdigen levert daaraan een
belangrijke bijdrage. Voorrang daarbij voor integratie, jeugdzorg
scholing.
- 5 -
En vooral veel aandacht voor het voorkómen van afglijden tot
crimineel gedrag en voor een goede toegeleiding tot de
arbeidsmarkt.
Een goede leefomgeving is in de eerste plaats een veilige
leefomgeving; in huis en op straat.
Een keer ten goede ligt dankzij een integraal veiligheidsbeleid
met een uitbreiding van de politiesterkte, justitie in de wijk en
meer aandacht voor handhaving - ook hier binnen bereik.
We zullen samen moeten zoeken naar wegen en
mogelijkheden om aan de verbetering van de veiligheid en de
noodzakelijke handhaving van regels nóg beter vorm te geven,
ook door te leren van elkáárs ervaringen.
De gebeurtenissen na 11 september hebben geleerd hoe belangrijk het is het gesprek mét elkaar in plaats van óver elkaar te voeren, mét elkaar te leven en niet lángs elkaar heen.
Omdat een absoluut en relatief groot deel van de etnische minderheden en de nieuwkomers in de grote steden woont, is grotere nadruk op integratie en participatie nodig. Het grotestedenbeleid kan daarbij dienen als voertuig voor de structurele inbedding van het beleid ten aanzien van inburgering en van participatie en integratie.
- 6 -
We zullen als Rijk en als gemeenten steeds scherp voor ogen
moeten hebben en ook aangeven wát we willen bereiken;
duidelijk zijn in de beleidsrichting die ons voor ogen staat, de
resultaten die we willen bereiken èn de ruimte die we elkaar
kabinet en medeoverheden en andere maatschappelijke
organisaties en instellingen bij de realisatie hiervan toekennen.
Hierbij past vanzelfsprekend ook rekenschap vragen en zelf
afleggen.
U herkent hierin de 4R's van de kabinetsverkenningen.
Van het kabinet mag en moet u zelfs op hoofdlijnen duidelijke en consistente beleidskaders verwachten. Kaders die ruimte bieden voor voldoende gemeentelijke selectiviteit en differentiatie nodig om in te kunnen spelen op de eigen plaatselijke situatie en sterke en zwakke kanten per stad. Aan u is dan de taak die ruimte goed te vullen.
Een belangrijke les uit de afgelopen periode is dat we er nog beter in moeten slagen om tussen de wijk- en buurtaanpak, de schaal van de stad en het regionale niveau tot de gewenste inhoudelijke afstemming te komen op het gebied van ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en stedelijke vernieuwing.
- 7 -
De afgelopen jaren is bijvoorbeeld in de sfeer van
bereikbaarheid niet altijd onder de vlag van het
grotestedenbeleid, maar wel in samenspraak met gemeenten
en regio's al veel aan gedaan.
Op die ingeslagen weg zal moeten worden voortgegaan,
waarbij het inderdaad de uitdaging is om tot nóg betere
afstemming te komen.
Ik onderstreep dat het grotestedenbeleid alleen een succes kan
blijven als we het samen blijven doen, Rijk, gemeenten,
bedrijfsleven, maatschappelijke instellingen en organisaties en
betrokken burgers.
Met een open houding en de bereidheid naar elkaar te luisteren
en mét elkaar en ván elkaar te leren.
* * * * * * *