Stichting Natuur en Milieu

Utrecht, 22 februari 2002

Gunstig perspectief voor akker- en tuinbouw
bij betere milieuvoorwaarden

De gangbare akker- en tuinbouw in Nederland kan een grote slag maken in de richting van milieuvriendelijkheid en kwaliteit, als de sectoren over de hele linie aan betere milieuvoorwaarden gaan voldoen, zoals een forse vermindering van het gebruik van energie, chemische bestrijdingsmiddelen en mest. Door kwaliteitsverbetering en het voldoen aan scherpere milieunormen behouden de sectoren hun belangrijke marktposities. Voorts is sterke groei van de biologische akker- en tuinbouw een must. Dat concluderen Stichting Natuur en Milieu en de 12 provinciale Milieufederaties in studies over de toekomst van de akkerbouw, de glastuinbouw en de vollegrondsgroenteteelt.

In de studies*) wordt de huidige situatie van de drie sectoren geanalyseerd en wordt ingegaan op veranderingen in de gangbare teelten die in 2010 gerealiseerd zouden moeten zijn wegens natuur- en milieu-eisen. Het belang van een sterke marktpositie op grond van kwaliteitsproducten, inclusief de kwaliteit van de teeltwijze, wordt benadrukt. De studies zijn bedoeld als discussiebijdragen over de toekomst van de plantaardige teelten in Nederland en de overgang naar een meer duurzame landbouw.
De akker- en tuinbouw, uitgezonderd de biologische, staan onder druk door lage prijzen, overproductie, nieuwe regelgeving en ruimtelijke ingrepen. De milieuorganisaties pleiten voor een hoger inkomen voor boeren die biologisch of meer milieu- en natuurvriendelijk produceren. Dat is deels realiseerbaar via de markt (kwaliteit), deels via een gewijzigd EU-landbouwbeleid (inkomenssteun op milieuvoorwaarden, betaling voor groene diensten, omschakelsubsidies biologische landbouw).

In de akker- en glastuinbouw en de vollegrondsgroenteteelt is vermindering nodig van het gebruik van energie, chemische bestrijdingsmiddelen en mest om schade aan milieu en natuur te voorkomen. Daartoe zijn op de eerste plaats uitgekiende teeltmethoden nodig, die uiteraard per sector(onderdeel) verschillen. Watervervuiling door meststoffen kan worden beperkt door minder (kunst)mest te gebruiken. Dat spaart, vooral in het geval van kunstmest, ook energie en vermindert de uitspoeling van zware metalen. Voor schoon oppervlaktewater is verlaging nodig van de bemestingsnorm voor fosfaat naar 1 kg verlies per hectare.
Het gebruik en de afhankelijkheid van chemische bestrijdingsmiddelen kan verminderen door onder meer mechanische onkruidbestrijding, plantenrassen die resistent zijn tegen ziekten, een ruimere vruchtwisseling, een verbod op herbiciden en kennisoverdracht van telers die nauwelijks bestrijdingsmiddelen gebruiken. Toepassing van genetisch gemanipuleerde gewassen wordt afgewezen, in verband met mogelijke schade voor natuur, milieu en gezondheid, en de gewenste garantie dat voedselketens helemaal vrij zijn van genetische modificatie.

Uitbreiding biologische teelten
De organisaties achten het gewenst en mogelijk dat in 2010 tien procent van de Nederlandse akkerbouw, vijftien procent van de vollegrondsgroenteteelt en twintig procent van de glastuinbouw biologisch zijn. Dit geeft een flinke verlaging van het gebruik van mest, landbouwgif en energie.
Als in Europa substantieel meer biologisch zal worden geproduceerd, daalt de (over)productie en stijgen de prijzen. Dit is uiteraard gunstig voor het inkomen van akkerbouwers. Wel is een voorwaarde dat voedselbedrijven en -fabrikanten (o.a. Greenery, Aviko, Smiths, Heineken, Grolsch, Verkade, Suikerunie, CSM), meer gaan investeren in biologische producten.

Akkerbouw mlieuvriendelijker
Nieuwe markten voor akkerbouwers zijn boerennatuur, biologische (veevoer)producten, bepaalde energiegewassen (bijv. vezelhennep) en zetmeel voor bioplastics. Binnen de akkerbouw is de aardappelteelt de sector met het hoogste gebruik van landbouwgif (ca. 20% van het totale Nederlandse gebruik), terwijl de aardappelteelt slechts negen procent van het landbouwareaal gebruikt. Een reductieplan is nodig. Hoewel het tegen de trend is, zullen de akkerbouwers en groentetelers moeten extensiveren en samenwerken met veehouders (graan voor mest contracten; sluiten van mineralenkringlopen).

Glastuinbouw milieuvriendelijker
In de glastuinbouw zijn de belangrijkste milieuproblemen het hoge energiegebruik en, vooral in de sierteelt, het hoge gebruik aan bestrijdingsmiddelen. De doelstellingen van de overheid voor energie en bestrijdingsmiddelen, die onlangs zijn vastgelegd in het Convenant Glastuinbouw en Milieu en in het Besluit Glastuinbouw, zijn absoluut onvoldoende.
In 2010 zal de glastuinbouw de CO2-uistoot met veertig procent dienen te verminderen ten opzichte van 1988. De hoogte van de energieheffing moet hierop worden afgestemd, zodat steeds meer restwarmte en duurzame energie zal worden benut. Het areaal glastuinbouw is momenteel de tienduizend hectare ruim gepasseerd, volgens de milieuorganisaties het maximum voor deze sector.

Vollegrondsgroenteteelt milieuvriendelijker
De vollegrondsteelt van groenten betreft onder andere peen, prei, kool en aardbeien. Dit zijn teelten met een zeer hoge productie per hectare, maar ook met een hoog verbruik van
meststoffen en bestrijdingsmiddelen. In de toekomst zal de vollegrondsgroenteteelt veel extensiever moeten zijn, dus veel milieuvriendelijker en met een ruimere vruchtwisseling. Kunstmest zal vervangen moeten worden door bewerkte dierlijke mest.


*)Akkerbouw anders de akkerbouw van 2010 (pp 37) Groenten in het geding de vollegrondsgroenteteelt van 2010 (pp 35) Glas in beweging de glastuinbouw van 2010 (pp 35) Uitgave: Stichting Natuur en Milieu, december 2001; prijs: 11,50 per rapport; te bestellen bij: Groen Verzendhuis, tel. 030-6918954

Nadere inlichtingen:
Stichting Natuur en Milieu, tel. 030-2348212: Marijke Brunt Akkerbouw: Melissa Ernst, Milieufederatie Zeeland, tel. 0113-230075 Glastuinbouw: Joost Rutteman, Zuid-Hollandse Milieufederatie, tel. 010-4765355
Vollegrondsgroenten: Jan van Bergen, Brabantse Milieufederatie, tel. 013-5809828