Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor Europese Zaken van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG DIE
Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 22 februari 2002 Auteur M.Th. Crucq
Kenmerk DIE-93/02 Telefoon 070 348 48 76
Blad /2 Fax 070 348 40 86
Bijlage(n) 8 E-mail die-in@minbuza.nl
Betreft Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe
Commissievoorstellen
C.c.
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij acht fiches
aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe
Commissievoorstellen (BNC):
1. Voorstel voor een:
- Verordening van de Raad tot aanpassing van de bepalingen betreffende de
comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar
uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in volgens de
instemmingsprocedure goedgekeurde besluiten van de Raad
- Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de comités
die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden
die zijn vastgelegd in volgens de procedure van artikel 251 van het verdrag
goedgekeurde besluiten van het Europees Parlement en de Raad
- Verordening van de Raad tot aanpassing van de bepalingen betreffende de
comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar
uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in volgens de
raadplegingsprocedure (gekwalificeerde meerderheid) goedgekeurde besluiten
van de Raad
- Verordening van de Raad tot aanpassing van de bepalingen betreffende de
comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar
uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in volgens de
raadplegingsprocedure (unanimiteit) goedgekeurde besluiten van de Raad.
2. Mededeling over beheer van Gemeenschapsprogramma's middels een netwerk
van Nationale Agentschappen
3. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot
wijziging van Richtlijn 86/609/EEG van de Raad inzake de onderlinge
aanpassing van de
wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende de
bescherming van dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke
doeleinden worden gebruikt
4. Groenboek betreffende de strafrechtelijke bescherming van de financiële
belangen van de Gemeenschap en de instelling van een Europese aanklager
5. Mededeling van de Commissie over de toekomst van de gezondheidszorg en de
ouderenzorg: de toegankelijkheid, de kwaliteit en de betaalbaarheid
waarborgen.
6. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad
houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad van 18
januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing
van'slots' op communautaire luchthavens
7. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot
invoering van een ecopuntensysteem voor vrachtwagens in transito door
Oostenrijk voor het jaar 2004.
8. Mededeling van de Commissie over de vereenvoudiging en verbetering van
het wetgevingsproces
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
Fiche 1: Verordeningen comitologie
Titel:
Voorstel voor een:
- Verordening van de Raad tot aanpassing van de bepalingen betreffende de
comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar
uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in volgens de
instemmingsprocedure goedgekeurde besluiten van de Raad
- Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de comités
die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden
die zijn vastgelegd in volgens de procedure van artikel 251 van het verdrag
goedgekeurde besluiten van het Europees Parlement en de Raad
- Verordening van de Raad tot aanpassing van de bepalingen betreffende de
comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar
uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in volgens de
raadplegingsprocedure (gekwalificeerde meerderheid) goedgekeurde besluiten
van de Raad
- Verordening van de Raad tot aanpassing van de bepalingen betreffende de
comités die de Commissie bijstaan in de uitoefening van haar
uitvoeringsbevoegdheden die zijn vastgelegd in volgens de
raadplegingsprocedure (unanimiteit) goedgekeurde besluiten van de Raad.
Datum Raadsdocument: 25 januari 2002
Nr. Raadsdocument: 5622/02
Nr. Commissiedocument: COM(2001) 789 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: BZ i.o.m. JUST, LNV, VROM, EZ
Behandelingstraject in Brussel:
Het voorstel is op 27 december 2001 aan zowel de Raad als het Europees
Parlement verzonden. Verdere behandeling is nog niet bekend.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Bij Besluit van de Raad van 13 juli 1987 heeft de Raad regels gesteld
waaraan alle nieuwe voorschriften die voorwaarden bevatten voor de
uitoefening van de door de Raad aan de Commissie verleende
uitvoeringsbevoegdheden moeten voldoen (comitologie-besluit 87/373/EEG). In
een Verklaring bij het Verdrag van Amsterdam werd verzocht bij de Raad een
voorstel tot wijziging van het comitologie-besluit in te dienen. Daaraan is
uitvoering gegeven met het Besluit van 28 juni 1999 (Besluit 1999/468/EG).
Met dit besluit werd kort gezegd beoogd
(1) criteria vast te stellen voor de keuze van de comitéprocedures,
(2) de voorwaarden voor de uitoefening van aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden in zijn geheel te vereenvoudigen,
(3) de informatieverstrekking aan het Europees Parlement te verbeteren en
(4) de voorlichting van het publiek over de comitéprocedures te verbeteren.
Evenals het Besluit 87/373/EEG voorziet het nieuwe besluit in drie
comitéprocedures:
- de raadplegingsprocedure: de Commissie is slechts verplicht advies in te
winnen van het comité (art.3);
- de beheersprocedure: de Commissie kan alleen maatregelen vaststellen
indien er geen gekwalificeerde meerderheid van de vertegenwoordigers van de
lidstaten tegen de maatregelen is (art. 4);
- de reglementeringsprocedure: de Commissie kan de maatregelen vaststellen
indien in het comité een gekwalificeerde meerderheid van de
vertegenwoordigers van de lidstaten zich voor de maatregelen uitspreekt.
Indien de vertegenwoordigers van de lidstaten zich met gekwalificeerde
meerderheid tegen het voorstel verzetten, neemt de Commissie het voorstel
opnieuw in behandeling. Alleen indien de vertegenwoordigers van de lidstaten
zich wederom met gekwalificeerde meerderheid verzetten tegen het voorstel
kan het besluit niet worden vastgesteld (art.5).
Het nieuwe besluit laat minder discretionaire ruimte toe bij de bepaling of
de Commissie in de uitoefening van haar bevoegdheden moet worden bijgestaan
door een raadgevend, beheers- of reglementeringscomité. Verder voorziet het
nieuwe besluit in een betere informatievoorziening over de werkzaamheden
van de comités aan het Europees Parlement.
In een Verklaring bij het nieuwe besluit kwamen de Commissie en de Raad
overeen dat de bepalingen met betrekking tot de comitologie-comités die op
grond van het besluit 87/737/EEG zijn vastgelegd dienden te worden aangepast
teneinde deze met de hierboven genoemde artikelen 3, 4 en 5 van het nieuwe
besluit in overeenstemming te brengen. Concreet betekent dit een
automatische omzetting:
- procedure I van het Besluit 87/373/EEG wordt de nieuwe
raadplegingsprocedure (art. 3);
- procedure II a) en II b) van het Besluit 87/373/EEG wordt de nieuwe
beheersprocedure (art. 4);
- procedure III a) en III b) van het Besluit 87/373/EEG wordt de nieuwe
reglementerings-procedure (art. 5)
De onderhavige voorstellen strekken, overeenkomstig bovengenoemde
Verklaring, uitsluitend tot aanpassing van de wetgevende besluiten tot
instelling van de comités, alsmede van de wetgevende besluiten waarin naar
deze comités wordt verwezen. Het gaat hier derhalve niet om een inhoudelijke
aanpassing, noch is het voorstel van invloed op de aard van de comités. Deze
formele aanpassing wordt in vier verschillende verordeningen doorgevoerd
omdat de besluiten betreffende de comités die de Commissie bijstaan in de
uitoefening van haar uitvoeringsbevoegdheden op verschillende wijzen tot
stand zijn gekomen (respectievelijk besluiten van de Raad volgens de
instemmingsprocedure , besluiten van het Europees Parlement
en de Raad volgens de procedure van art. 251 EG-Verdrag ,
besluiten van de Raad volgens de raadplegingsprocedure aangenomen met
gekwalificeerde meerderheid en tot slot besluiten van de
Raad volgens de raadplegingsprocedure aangenomen met unanimiteit 2001/3016
(CNS]).
Rechtsbasis van het voorstel:
- Verordening 2001/0313 (AVC): art. 161 EG-Verdrag
- Verordening 2001/3014 (COD): artt. 40, 47, 55, 71, 80, 95, 137, 150, 152,
153, 155, 156, 175, 179, 285 en 300, lid 3 EG-Verdrag.
- Verordening 2001/0315 (CNS): artt. 36, 37 en 133 EG-Verdrag
- Verordening 2001/0316 (CNS): artt. 93, 94, 157, 269, 279 en 308 EG-Verdrag
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
De subsidiariteitstoets is hier niet van toepassing aangezien dit soort
regelgeving per definitie communautair dient te geschieden. Het voorstel van
de Commissie betreft een formele aanpassing van besluiten genomen op grond
van het oude comitologiebesluit aan het nieuwe besluit 1999/468/EG.
Nederlandse belangen:
Het gaat hier om een automatische aanpassing van regelgeving gebaseerd op
het Besluit 87/373/EEG aan het nieuwe comitologie-besluit. Deze aanpassing
is noodzakelijk voor een consequent gebruik van het nieuwe
comitologie-besluit en wordt daarom door Nederland ondersteund.
Consequenties voor nationale regelgeving / beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG):
Het betreft codificatie; er zijn geen inhoudelijke consequenties voor
Nederlandse regelgeving.
Rol EP in besluitvormingsprocedure:
- Verordening 2001/0313 (AVC): instemming EP
- Verordening 2001/3014 (COD): co-decisie procedure
- Verordening 2001/0315 (CNS): raadpleging EP
- Verordening 2001/0316 (CNS): raadpleging EP
Fiche 2: Mededeling nationale agentschappen
Titel:
Mededeling over beheer van Gemeenschapsprogramma's middels een netwerk van
Nationale Agentschappen
Datum raadsdocument: 3 december 2001
nr. Raadsdocument: 14614/01
nr. Commissiedocument: COM(2001) 648 def.
Eerstverantwoordelijke ministerie: BZ i.o.m. FIN, EZ, BZK, LNV
Behandelingstraject in Brussel: Nog niet bekend.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Voorgesteld wordt de uitvoering van bepaalde communautaire programma's te
delegeren naar nationale publiekrechtelijke entiteiten of privaatrechtelijke
organisaties onder staatsgarantie. Deze zouden dan kunnen optreden als
uitvoeringspartners van de Commissie. Conform het EG-verdrag blijft de
eindverantwoordelijkheid altijd bij de Commissie liggen. Op dit moment wordt
al in deze geest gehandeld bij de uitvoering van communautaire programma's
op het terrein van onderwijs, jeugd en training. De Commissie wil nu breder
inzetten en gebruik maken van netwerken van nationale agentschappen
(agencies) om een bepaald communautair programma in de lidstaten uit te
voeren. Voordelen hiervan zijn de directe relatie van deze agentschappen met
de eindbegunstigde, het feit dat programma's die in aanmerking komen voor
deze vorm van decentralisatie al specifieke allocaties per lidstaat kennen
en tenslotte zou deze constructie mankracht in Brussel bij de Commissie vrij
maken voor andere taken.
Om deze vorm van gedecentraliseerde uitvoering mogelijk te maken moeten een
aantal zaken worden uitgewerkt, aldus de Commissie:
1. de relatie/verhouding tussen de Commissie, de uitvoerende nationale
agentschappen en de nationale overheden.
2. Er zou een eenduidige programma-omschrijving moeten komen om zodoende een
zekere uniformiteit en herkenbaarheid als communautair programma te
behouden.
3. Tegelijkertijd dient de opzet flexibel genoeg te zijn om de nationale
uitvoeringsomgeving een plaats te kunnen geven.
4. De relatie tussen de Commissie en de nationale overheid, onder wier
verantwoordelijkheid het desbetreffende agentschap valt, dient nauwkeurig te
worden vastgelegd. De Commissie spreekt hier over 'gedeelde
verantwoordelijkheid'.
5. Er worden specifiek twee terreinen genoemd waar een netwerk van nationale
agentschappen goed gebruikt kan worden: statistiek en uitvoering van
innovatieve projecten in het kader van de structuurfondsen.
Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t., het betreft een mededeling
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Subsidiariteit: door uitvoering van communautair beleid middels een netwerk
aan nationale agentschappen wordt de uitvoering zoveel mogelijk
gedecentraliseerd.
Nederlandse belangen:
Nederland heeft altijd gepleit voor een zo doelmatig mogelijke uitvoering
van communautaire programma's. De doelstelling van de Commissie zoals
uiteengezet in deze mededeling om tot rationalisatie te komen van de vele
uitvoeringsvarianten die thans bestaan kan eveneens op Nederlandse steun
rekenenen. Dat hierbij wordt gekeken naar de mogelijkheid om middels een
netwerk van nationale agentschappen te werken ligt voor sommige programma's
voor de hand. Hierbij is m.n. de verantwoordelijkheidsverdeling en
omschrijving binnen de driehoek Commissie, nationaal agentschap en nationale
overheid van belang. Op dit punt wacht Nederland verdere voorstellen af.
Voor Nederland is essentieel dat de nationale overheid een beslissende stem
heeft bij de beslissing of een nationaal agentschap ingeschakeld wordt en zo
ja, welk nationaal agentschap dan ingeschakeld wordt.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
N.v.t., het betreft een mededeling die het EP tevens ter informatie is
toegegaan.
Fiche 3: Richtlijn dierproeven
Titel:
Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot
wijziging van Richtlijn 86/609/EEG van de Raad inzake de onderlinge
aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de
lidstaten betreffende de bescherming van dieren die voor experimentele en
andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt
Datum Raadsdocument 10 december 2001
nr. Raadsdocument: 15106/01
nr. Commissiedocument: COM 2001/703 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: VWS i.o.m. LNV, BZ, OCW
Behandelingstraject in Brussel: Nog niet bekend; waarschijnlijk in
Milieuraad.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): EUR 26.700
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Richtlijn 86/609/EEG heeft betrekking op bescherming van dieren die voor
experimenten en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt. Zo
worden o.a. minimum normen gesteld aan huisvesting en verzorging, en aan de
opleiding van het personeel dat met de dieren werkt. Andere doelstellingen
zijn het toezicht op het gebruik te verbeteren en vermindering van het
gebruik door het bevorderen van de ontwikkeling van validatie van
alternatieve methoden.
De Richtlijn is gebaseerd op inzichten van 15-20 jaar geleden en op diverse
punten aan herziening toe door voortschrijdend en veranderd inzicht.
Bovendien dient de werkingssfeer verbreed te worden om als
uitvoeringsinstrument voor de overeenkomst van de Raad van Europa te dienen.
Om praktische redenen wordt de Richtlijn in twee stappen gewijzigd. De eerste stap is alvast de invoering van een wetgevend comité (dit betekent geen inhoudelijke wijziging van de Richtlijn, maar een verhoging van de flexibiliteit t.o.v. nieuwe wetenschappelijke feiten). De tweede stap is een echte revisie van de Richtlijn (langduriger traject).
De Richtlijn heeft twee bijlagen. Eén is technisch van aard, gaat over de huisvesting en verzorging en berust op fysiologische en ethologische kennis van de behoeften van de proefdieren. Door voortschrijdend inzicht zal deze periodiek aangepast dienen te worden. Doordat er thans geen regelgevend comité is dat bevoegd is inzake de bescherming van proefdieren, moeten wijzigingen via de (veel tijd vergende) medebeslissingsprocedure lopen. Instelling van zo'n comité zou de invoering van veranderingen bespoedigen.
Sinds 1998 is de Gemeenschap partij in de 'Europese Conventie voor de
Bescherming van Gewervelde Dieren die gebruikt worden voor Experimentele en
Andere Wetenschappelijke Doelen'. De uitvoering van de overeenkomst gebeurt
via Richtlijn 86/609/EEG.
De Raad van Europa heeft een Protocol tot Wijziging van de Conventie voor
ondertekening en bekrachtiging opengesteld. Middels dit protocol kan een
vereenvoudigde procedure gevolgd worden om de bijlagen van de Conventie te
wijzigen (richtsnoeren voor huisvesting en verzorging). Thans zijn
werkgroepen bezig om deze te herzien (afronding verwacht in 2002). Middels
het in te stellen wetgevende comité kunnen deze toekomstige wijzigingen in
de Conventie snel in Richtlijn 86/609/EEG door worden gevoerd en zo kan op
tijd worden voldaan aan de afspraken van de Raad van Europa.
De tweede stap (die wijziging is niet verwoord in dit Richtlijnvoorstel) geeft gelegenheid voor een diepgaande technisch-wetenschappelijke discussie om daarmee te komen tot een volledige herziening van de Richtlijn.
Rechtsbasis van het voorstel: Art 95 EG-Verdrag (besluitvorming bij
gekwalificeerde meerderheid)
Comitologie: Regelgevend comité.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief.
Voor een optimale werking van RL 86/609/EEG dient bijlage 2 van deze RL
(richtsnoeren voor huisvesting en verzorging van laboratoriumdieren)
regelmatig te worden aangepast aan de meest recente wetenschappelijke en
technische ontwikkelingen. De bestaande regelgevende comités zijn niet
bevoegd op het gebied van bescherming van dieren voor experimenteel gebruik.
Nederlandse belangen:
Door een comité kunnen sneller nieuwe wetenschappelijke feiten in de
huisvestings- en verzorgingseisen worden verwoord. Proefdieren staan in
Nederland sterk in de publieke belangstelling en up to date eisen aan de
leefomstandigheden die uniform in de Europese Unie gelden zijn voor landen
waar dit grote aandacht heeft zoals Nederland positief.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
De Richtlijn wordt niet geïmplementeerd in nationale wet- of regelgeving.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisie.
Fiche 4: Groenboek Europese aanklager
Titel:
Groenboek betreffende de strafrechtelijke bescherming van de financiële
belangen van de Gemeenschap en de instelling van een Europese aanklager
Datum raadsdocument: 14 januari 2002
nr. Raadsdocument: 5252/02
nr. Commissiedocument: COM (2001) 715 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: JUST i.o.m. FIN, BZ
Behandelingstraject in Brussel:
Reacties op het Groenboek kunnen bij de Commissie worden ingediend tot
uiterlijk 1 juni 2002. De Commissie streeft ernaar mede op basis van die
reacties een voorstel te presenteren in het kader van de eerstkomende IGC in
2003/2004. Omdat de Commissie de voorstellen wil baseren op het EG-Verdrag
(een aanvulling op artikel 280), meent zij dat deze niet anders kunnen
worden gerealiseerd dan door een verdragswijziging. Op dit moment is niet
bekend of de voorstellen voorafgaand aan het IGC-traject nog inhoudelijk
besproken zullen worden in de Raad. Nederland vindt het van belang dat bij
een inhoudelijke bespreking van de voorstellen, gelet op de inhoud ervan, in
ieder geval de JBZ-Raad (3e pijler) zijn rol moet spelen, naast de
Ecofin-Raad (1e pijler). De Commissie zal het Groenboek in de JBZ-Raad van
28 februari a.s. presenteren.
Uiterlijk 1 juni 2002 zal de regering een kabinetsstandpunt over het
Groenboek doen toekomen aan de Europese Commissie. Meer in het bijzonder zal
daarin aandacht worden besteed aan de door de Commissie expliciet
geformuleerde vragen. Dit kabinetsstandpunt zal een maand voordien aan de
Tweede Kamer worden aangeboden.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
Financiering zal volgens het voorstel ten laste van de EG-begroting worden
gebracht, maar het bedrag is nog onbekend.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De Commissie meent dat de huidige intergouvernementele samenwerking op
justitieel terrein ontoereikend is om de bestaande verschillen in
rechtssystemen en rechtspraktijk tussen de lidstaten te overbruggen. Dat zou
een adequate, gezamenlijke aanpak van (grensoverschrijdende) vormen van
EG-fraude en andere vormen van criminaliteit die raken aan de financiële
belangen van de EG, in de weg staan. Als oplossing ziet de Commissie de
instelling van een Europese aanklager voor de strafrechtelijke bescherming
van de financiële belangen van de EG, met onder hem ressorterende
plaatsvervangende Europese officieren van justitie in de lidstaten. De zaken
zouden moeten worden aangebracht bij de gerechten in de lidstaten zelf. De
Europese aanklager en zijn plaatsvervangers zouden een zelfstandige
bevoegdheid moeten krijgen om strafvervolging in te stellen en zaken aan te
brengen bij de bevoegde rechterlijke instantie. Voor het verrichten van
strafrechtelijke onderzoeken dienen de lidstaten voldoende
opsporingscapaciteit ter beschikking te stellen. In hoeverre de Europese
aanklager deze capaciteit rechtstreeks kan 'claimen' of 'aansturen' wordt
nog als vraagpunt opengelaten. De Commissie heeft een voorkeur voor "een
hoge mate van harmonisatie", onder verwijzing naar het voorstel voor een
richtlijn van 23 mei 2001 betreffende de financiële belangen van de EG.
Verder zegt het Groenboek dat "een gemeenschappelijke omschrijving van de te
vervolgen strafbare feiten een onmisbare voorwaarde lijkt".
Voorts doet de Commissie een groot aantal voorstellen die direct betrekking
hebben op de bestaande organisatie en uitvoering van de strafrechtspleging
en op de justitiële samenwerking tussen de lidstaten op dat terrein (o.a.
over jurisdictie, bevoegdheden, delictsomschrijvingen, uitvoering van
onderzoeken etc.). Een aantal van deze voorstellen (o.a. wederzijdse
erkenning) vormt thans reeds onderwerp van overleg in het kader van de derde
pijler. Hoewel de globale richting waarin de Commissie denkt uit de
voorstellen wel duidelijk wordt bevat het stuk vooral ook nog veel vragen.
Pas nadat alle reacties op het Groenboek zijn ontvangen zal een meer
definitief voorstel worden opgesteld.
Rechtsbasis van het voorstel:
Het huidige EG-Verdrag biedt geen rechtsbasis voor de voorstellen. Daarom
bepleit de Commissie aanvulling van artikel 280 EG Verdrag.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
De Commissie acht instelling van een Europese aanklager noodzakelijk voor
een betere bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit, gericht tegen
de financiële belangen van de EG. Op basis van de huidige stand van zaken
kan worden geconcludeerd dat de voorstellen vermoedelijk grote consequenties
zullen hebben voor de organisatie van opsporing en vervolging in de
lidstaten en het door hen te voeren beleid, en dan niet alleen voorzover het
de misdrijven betreft die onder de reikwijdte van artikel 280 EG Verdrag
vallen. Gelet op de vergaande consequenties van een aantal van de
voorstellen zal bij de beoordeling ook worden meegewogen in hoeverre de
probleemanalyse van de Commissie daarvoor voldoende onderbouwing biedt.
Nederlandse belangen
Het belang van een krachtige aanpak van vormen van criminaliteit die zijn
gericht tegen de financiële belangen van de Gemeenschap staat voor Nederland
buiten kijf. Met de Commissie is Nederland van mening dat op dat punt nog de
nodige verbeteringen kunnen worden bewerkstelligd, onder meer waar het gaat
om het geven van een adequaat justitieel vervolg aan de administratieve
onderzoeken van OLAF. De voorstellen van de Commissie worden vanuit een
positieve grondhouding bekeken, maar bij de beoordeling van de voorstellen
zijn voor Nederland in ieder geval de volgende aandachtspunten van belang:
· overlapping met of doorkruising van reeds bestaande regelgeving en lopende
activiteiten ter verbetering van de justitiële samenwerking in het kader van
de derde pijler moet voorkomen worden. Daarom moet bij de diverse
voorstellen steeds worden bezien in hoeverre daaraan reeds gewerkt wordt in
het kader van de derde pijler (o.a.: wederzijdse erkenning; Europees
arrestatiebevel; harmonisatie van strafbepalingen en strafmaat);
· in samenhang met het vorige punt doet zich de vraag voor of de eventuele
instelling van een Europese aanklager gerealiseerd zou moeten worden door
een aanvulling van artikel 280 EG-Verdrag (zoals door de Commissie
voorgesteld), op basis van titel VI van het EU-Verdrag (politiële en
justitiële samenwerking) of op een gemengde rechtsbasis;
· van belang is voorts wat de precieze aard is van de relatie (niet alleen
in praktische zin, maar ook in termen van hiërarchie) tussen een Europese
aanklager, zijn plaatsvervangers in de lidstaten en de nationale
vervolgingsautoriteiten;
· in samenhang met het vorige punt doet zich de vraag voor op welke wijze
democratische controle kan worden uitgeoefend en hoe zich dat verhoudt tot
de wijze waarop die democratische controle thans is geregeld in de lidstaten
ten aanzien van de nationale vervolgingsautoriteiten;
· van belang is dat de relatie tussen een Europese aanklager en andere
relevante organisaties helder wordt geregeld. Overlapping van competenties
en bevoegdheden moet worden voorkomen. Te denken valt aan Eurojust, Europol
en OLAF;
· de instelling van een Europese aanklager als voorgesteld zal gevolgen
kunnen hebben voor de huidige wijze van prioriteitstelling door
opsporingsdiensten (Bijzondere Opsporings Diensten en politie) en Openbaar
Ministerie, en mogelijk op de wijze van aansturing van die
opsporingsdiensten;
· tot slot moet goed worden bekeken wat de voorstellen betekenen voor de
overige onderdelen van de strafrechtelijke keten (zittende magistratuur,
celcapaciteit).
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
De voorstellen zijn thans nog onvoldoende uitgewerkt en bevatten nog te veel
vragen om hierop een concreet antwoord te geven. De voorstellen kunnen in
ieder geval consequenties hebben voor de wet op de Rechterlijke Organisatie,
voor het wetboek van strafrecht en het wetboek van strafvordering.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Conform rol EP bij verdragswijziging.
Fiche 5: Mededeling toekomst gezondheids- en ouderenzorg
Titel:
Mededeling van de Commissie over de toekomst van de gezondheidszorg en de
ouderenzorg: de toegankelijkheid, de kwaliteit en de betaalbaarheid
waarborgen.
Datum Raadsdocument: 11 december 2001
nr. Raadsdocument: 15198/01
nr. Commissiedocument: COM (2001) 723 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: VWS i.o.m. SZW, FIN, EZ, IPO/VNG
Behandelingstraject in Brussel:
Op basis van de Mededeling van de Commissie zullen het Social Protection
Committee en het Economic Policy Committee een voortgangsrapportage aan de
Europese Raad van Barcelona voorleggen.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): N.v.t.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De aandacht in de Mededeling, die behandeld wordt door het SPC en EPC gaat
met name uit naar een aantal voor de EU gemeenschappelijke uitdagingen,
zoals de gevolgen van de vergrijzing voor de zorgstelsels en de financiering
hiervan, de ontwikkeling van nieuwe technologieën en de verbetering van het
welzijn en de levensstandaard.
In totaal zal als gevolg van de vergrijzing het aandeel van de
overheidsuitgaven dat aan gezondheidszorg en langdurige zorg wordt besteed
in enkele decennia van 1.7 tot bijna 4 punten van het BBP stijgen. Door
steeds doeltreffendere behandelingen, waardoor nieuwe aandoeningen
(intensiever) kunnen worden behandeld, zullen de totale kosten van de zorg
verder stijgen. De laatste decennia is de vraag naar gezondheidszorg
overigens proportioneel sterker gestegen, dan het inkomen per hoofd van de
bevolking.
De uiteenlopende nationale financieringswijzen en organisatievormen zijn een
essentiële eigenschap van Europa en vormen het kader van de hervormingen,
die de zorgstelsels moeten aanpassen aan de vergrijzing. Een aantal stelsels
is gefinancierd op basis van belastingopbrengsten (fiscaal), anderen zijn
gebaseerd op premiefinanciering (NL).
Drie domeinen van het Gemeenschapsbeleid spelen hierbij een rol; het beleid
inzake de volksgezondheid (art. 152), de verbetering van de kwaliteit en de
houdbaarheid van overheidsfinanciën en de verdieping van de interne markt.
Tot slot beschrijft de Mededeling drie lange termijn doelstellingen; toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid van de zorg. Toegankelijkheid van zorg voor ieder is een grondrecht en is belangrijk met het oog op het gevaar van sociale uitsluiting. Europeanen willen een beroep kunnen doen op kwalitatief hoogstaande gezondheidszorg. Door de ontwikkeling van publieke informatiebronnen, de uitbreiding van de interne markt en de grotere mobiliteit van de Europese burgers heeft dit kwaliteitsaspect in de loop van de tijd een grensoverschrijdende dimensie gekregen.
Kwaliteit wordt daarbij bemoeilijkt door de verscheidenheid van de modellen
van het zorgaanbod binnen de EU en de heterogeniteit van de
behandelingspraktijken.
De uitgaven voor de gezondheidszorg zijn sinds 1999 in tal van landen
sneller gestegen dan het BBP. Betaalbaarheid van de zorg is een belangrijk
aandachtspunt als het gaat om de toekomst van de gezondheids- en
ouderenzorg.
Rechtsbasis van het voorstel:N.v.t., het betreft een mededeling.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
N.v.t., het betreft een mededeling. Zorg is een nationale
verantwoordelijkheid van de lidstaten. Deze Mededeling van de Commissie moet
worden gezien in het kader van uitwisseling van informatie en ervaringen.
Nederlandse belangen:
Ook in Nederland zijn de toegankelijk, kwaliteit en betaalbaarheid van de
zorg in het licht van de toenemende vergrijzing een punt van aandacht. De
(verdere) ontwikkeling van samenwerkingsverbanden tussen alle partijen in de
zorg (overheid, zorgaanbieder, zorgverzekeraars, patiënten) zal hierbij
behulpzaam kunnen zijn.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
Geen
Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
N.v.t., het betreft een mededeling die het EP tevens ter informatie is
toegegaan.
Fiche 6: Verordening slots luchthavens
Titel:
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende
wijziging van Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad van 18 januari 1993
betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van 'slots' op
communautaire luchthavens
Datum raadsdocument: 16 januari 2002
nr. Raadsdocument: 5360/02
nr. Commissiedocument: COM(2002) 7 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: V&W i.o.m. VROM, EZ
Behandelingstraject in Brussel:
Het is nog niet bekend wanneer behandeling in de Raadswerkgroep begint
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Als gevolg van de terroristische aanslagen in de VS van 11 september 2001
ontstond in de laatste weken van zomerdienstregeling 2001 en de
winterdienstregeling 2001/2002 een aanzienlijke daling van het aantal
vluchten. Hierdoor ontstond de situatie dat luchtvaartmaatschappijen
wellicht niet zouden kunnen voldoen aan de in Verordening 95/93 gestelde eis
dat zij de aan hen voor een dienstregelingsperiode toegewezen slots
(tijdstip voor start of landing) voor minimaal 80% van de tijd moeten
gebruiken. Daardoor zouden zij in de volgende dienovereenkomstige
dienstregelingsperiode hun historisch recht op deze slots kunnen verliezen.
In dit verband is tevens van belang dat de slotcoördinator onafhankelijk
moet kunnen functioneren en dat op grond van de Verordening door
afzonderlijke lidstaten geen bindende instructies kunnen worden gegeven. Met
deze Verordening wordt dit laatste voorkomen door coördinatoren te
verplichten te aanvaarden dat de luchtvaartmaatschappijen in de
zomerdienstregeling 2002 en de winterdienstregeling 2002/2003 recht hebben
op dezelfde reeks slots als die waarop zij recht hadden gedurende
respectievelijk de zomerdienstregeling 2001 en de winterdienstregeling
2001/2002.
Rechtsbasis van het voorstel:
Art. 80, lid 2 EG verdrag (besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid)
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
De Verordening is een aanvulling op de bestaande Verordening die behoort tot
Gemeenschapscompetentie. Verder ligt een regeling op EU-niveau voor de hand
uit het oogpunt van gelijke toepassing van de Verordening op alle
Communautaire luchthavens en gelijke concurrentievoorwaarden voor alle
luchtvaartmaatschappijen.
Nederlandse belangen:
Het is voor de concurrentiepositie van Nederlandse luchtvaartmaatschappijen
van belang dat deze regeling op alle communautaire luchthavens voor alle
luchtvaartmaatschappijen op eenzelfde manier wordt toegepast.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
Slotcoördinatie is voor Nederland geregeld in het Besluit slotallocatie. Op
grond van dit Besluit moet de slotcoördinator zijn taak uitoefenen
overeenkomstig EU-Verordening 95/93. In het Besluit zelf zijn geen
verdelingscriteria opgenomen. Aangezien het hier een wijziging van de
verordening betreft en niet een afzonderlijke verordening heeft de
toegevoegde bepaling geen gevolgen voor de Nederlandse regelgeving.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisie.
Fiche 7: Verordening ecopuntensysteem
Titel:
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot
invoering van een ecopuntensysteem voor vrachtwagens in transito door
Oostenrijk voor het jaar 2004.
Datum raadsdocument: 9 januari 2002
nr. Raadsdocument: doc 5142/02
nr. Commissiedocument: COM(2001) 807
Eerstverantwoordelijke ministerie: V&W i.o.m. VROM
Behandelingstraject in Brussel:
Eerste behandeling in Raadswerkgroep 25-01-02, Transportraad 25/26 maart
2002.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Het huidige ecopuntensysteem (doel is reductie van Nox-uitstoot van het
transitowegvervoer door Oostenrijk) loopt af aan het eind van 2003. Het
voorstel is opgesteld voor de verlenging van het systeem in afwachting van
het kadervoorstel voor de tarifering van het infrastructuurgebruik. Voorzien
is dat het duurzaam aanhouden van het verlaagde niveau van uitstoot door
prijsbeleid / road pricing in stand gehouden zal moeten worden.
Rechtsbasis van het voorstel:
Artikel 71, lid 1 EG Verdrag (besluitvorming met gekwalificeerde
meerderheid).
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief; de problematiek vereist een gezamenlijke regeling voor
communautair vervoer door Oostenrijk.
Nederlandse belangen:
· Nederland wenst zo weinig mogelijk belemmeringen voor het wegvervoer en
wil ook meewerken aan de duurzame reductie van Nox-uitstoot.
· Tegenover limitering van het wegvervoer moeten voldoende alternatieven
geboden worden in Rollende Landstrasse-verbindingen (spoorgoederenvervoer)
in het bijzonder voor de Brennercorridor.
· De reductiemaatregelen gelden nu alleen voor het transitovervoer. Het
nationale vervoer (90% van de vervoersprestatie) blijft nu nog buiten schot.
In navolging van Zwitserland moet hiervoor ook een regeling komen.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG): Geen
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Raadplegingsprocedure.
Fiche 8: Mededeling vereenvoudiging en verbetering wetgevingsproces
Titel:
Mededeling van de Commissie over de vereenvoudiging en verbetering van het
wetgevingsproces
Datum Raadsdocument: 11 december 2001
nr. Raadsdocument: 15225/01
nr. Commissie-document: COM (2001)726 final
Eerstverantwoordelijk Ministerie: EZ in nauw overleg met JUST, i.o.m. SZW,
VROM
Behandelingstraject in Brussel:
De Commissie zal op basis van het consultatiedocument en het hierin
aangekondigde consultatietraject het actieplan zelfstandig vast stellen. Dit
actieplan zal uiterlijk juni 2002 gereed zijn.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):Geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De mededeling heeft het karakter van een consultatiedocument. In de
mededeling wordt gemeld dat de Commissie in juni 2002 met een gedetailleerd
actieplan zal komen voor het vereenvoudigen en verbeteren van de Europese
wetgevingsproces. In de mededeling wordt tevens aangegeven dat in het kader
hiervan de Commissie andere instituties (zoals het Europees Parlement) en de
lidstaten gaat consulteren over deze strategie. Deze consultatie zal zich
richten op voornemens ten aanzien van vier knelpunten:
· vereenvoudigen en verbeteren van het acquis communautaire:
De Commissie stelt voor dat de instituties gezamenlijk een integraal plan
opstellen om het acquis communautaire te vereenvoudigen. Ook wordt er naar
gestreefd om in januari 2005 een 25% reductie van regelgeving te bereiken;
· zorgvuldige voorbereiding van het wetgevingsproces:
De Commissie is voornemens het wetgevingsproces te verbeteren door meer
consultatie en betere benutting van de verschillende wetgevingsinstrumenten
en het ontwikkelen van een coherente methode voor effectbeoordelingen. Deze
methode garandeert dat bij alle belangrijke voorstellen een proportionele en
aan de inhoud aangepaste evaluatie wordt gemaakt van de economische en
sociale aspecten en van de milieugevolgen voor een duurzame ontwikkeling;
· nieuwe cultuur binnen de instituties:
De bestaande structuren moeten worden aangepast om een nieuwe cultuur met
nieuwe werkwijzen te realiseren. De Commissie wil een intern netwerk
opzetten om 'good practices' te promoten en wetgeving die niet voldoet aan
de principes van subsidiariteit en proportionaliteit te signaleren. De
Commissie behoudt zich het recht voor om haar voorstellen terug te trekken
die door compromissen in de Raad of EP dermate complex zouden zijn dat zij
in strijd zouden komen met deze principes. Parallel is de Commissie van plan
een interinstitutioneel netwerk op te zetten;
· verbeteren van de implementatie en toepassing van Europese wetgeving:
Implementatie en toepassing van Europese regelgeving is primair de
verantwoordelijkheid van de lidstaten. De Commissie wil graag dat lidstaten
zich committeren aan juiste en tijdige implementatie. Dit met het oog op de
doelstellingen zoals geformuleerd op de Top van Lissabon. Om meer feedback
en betere samenwerking te bewerkstelligen zou iedere lidstaat een
correspondent moeten aanwijzen die de relevante informatie van/naar de
Commissie doorgeeft. Tot slot zou een systeem ontwikkeld moeten worden om de
praktische uitvoering van Europese wetgeving te monitoren.
Opgemerkt zij dat ook in het Witboek Governance de kwaliteit van wetgeving
een van de aandachtspunten is.
Rechtsbasis van het voorstel:Niet van toepassing (Mededeling)
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief. Het ligt voor de hand dat de Commissie, die voorstellen voor
Europese wetgeving doet, met voorstellen komt de Europese wetgeving te
verbeteren. In het consultatiedocument worden de mogelijkheden
geïnventariseerd; het bevat nu nog geen concrete voorstellen. Wellicht zal
in de toekomst een meer praktische toepassing volgen.
Nederlandse belangen
Zoals eerder tijdens de voorbereiding van de Top van Lissabon, Stockholm en
recentelijk Laeken is aangegeven hecht Nederland sterk aan een snelle
totstandkoming van het aangekondigde actieplan. De administratieve lasten
voor het Nederlandse bedrijfsleven kunnen enkel substantieel worden
verminderd en de kwaliteit (de inhoud/uitvoerbaarheid/ handhaafbaarheid) van
Europese regelgeving kan enkel worden verbeterd als op Europees niveau
soortgelijke acties worden ondernomen als op nationaal niveau.
Met name de totstandkoming van een coherente methode voor
effectbeoordelingen (zie 10a) met meer aandacht voor alternatieven voor
wetgeving, betere consultatie van belangengroepen en de uitbreiding van het
huidige SLIM-programma tot het hele Europese wetgevingsdomein zijn
essentieel.
Nederland hoopt dat de Commissie snel met concrete maatregelen zal komen die
ook snel en adequaat kunnen worden uitgevoerd.
Consequenties voor de nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO / VNG) Geen
Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
Het Europese Parlement wordt geconsulteerd. In feite is zij al geconsulteerd
in het kader van de beoordeling van het witboek Governance waarin dit
onderwerp ook aan de orde komt.
Kenmerk DIE-93/02
Blad /1
===