Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
Kab. 2002/94
datum
25-02-2002
onderwerp
Uitvoering van moties, ingediend bij de behandeling van de begroting
LNV 2002
bijlagen
Geachte Voorzitter,
In reactie op uw bovengenoemde brief berichten wij u, in vervolg op ons schrijven van 25 januari 2002 (Kamerstukken II, 2001-2002, 28 000 XIV, nr. 64) als volgt.
datum
25-02-2002
kenmerk
Kab. 2002/94
bijlage
Bestuurlijke afstemming groen beleid
Op het vlak van de bestuurlijke afstemming van de verschillende
elementen van het groene beleidsterrein is een aantal moties ingediend
(Kamerstukken II, 2001-2002, 28000, XIV, nrs. 7, 8, 9, 10). In het
kader van de Bestuursovereenkomst gebiedsgerichte inrichting landelijk
gebied zijn reeds heldere afspraken met de provincies gemaakt over de
rollen, verantwoordelijkheden en rapportage van de uitvoering van het
beleid voor het landelijk gebied. In mijn brief van 9 oktober jl. over
de toezichtsketen natuurbeleid heb ik aangegeven dat ik tevens zal
bezien op welke wijze de gemeenten en waterschappen hierbij een
herkenbare positie kunnen krijgen.
Zoals nog onlangs met de Kamer is besproken in het AO over toezicht en
handhaving van het natuurbeleid, voer ik met de provincies overleg
over de formele instrumenten voor versterking van het toezicht op de
uitvoering van het natuurbeleid, aanvullend op de hierboven beschreven
bestuurlijke afspraken. Ook heb ik tijdens dit AO op 29 januari jl.
aangegeven dat de monitoring en verantwoording van de uitvoering van
het groene beleid, waaronder de landinrichting, in overleg met de
provincies zal worden versterkt. Over de landinrichting zal, conform
mijn toezegging, tweemaal per jaar aan de Kamer worden gerapporteerd
binnen de kaders van de VBTB-systematiek - dat wil zeggen in de
begroting en in de financiële verantwoording.
Het scheppen van planologische duidelijkheid over de begrenzing van de
SGP's/Randstad-groenstructuur is in het kader van de
Decentralisatie-Impuls de verantwoordelijkheid van provincies. In dit
stadium is een aanwijzing door het Rijk niet aan de orde.
Na de gevoerde Verstedelijkingsgesprekken (najaar 2001) zullen in de
komende periode Intentie-documenten Verstedelijking worden
ondertekend, waarin ik een serie afspraken heb doen opnemen om een
tijdige realisatie van het groen om de stad te bewerkstellingen. De
ligging van de SGP's wordt in het nieuwe Structuurschema Groene Ruimte
(SGR2) op de kaart gezet.
In het SGR2 en in de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening vindt de in de
motie-Augusteijn c.s. (Kamerstukken II, 2001-2002, 28000, XIV, nr. 16)
gevraagde integratie van beleids-voornemens op het gebied van natuur
en landschap, milieu, cultuurhistorie en water plaats. Het SGR2 bevat
immers de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid voor het landelijk
gebied, in samenhang met het water- en milieubeleid.
Agrarisch natuurbeheer
Met de in de motie-Schreijer-Pierik (Kamerstukken II, 2001-2002,
28000, XIV, nr. 15) gevraagde evaluatie van het Programma Beheer zal
dit jaar een aanvang genomen worden. Gezien het maatschappelijk belang
van dit onderwerp acht ik een voortvarende doch zorgvuldige werkwijze
van belang. Vanuit dat oogpunt, maar ook vanwege de omvang van het
subsidiestelsel en het feit dat het Programma Beheer pas sinds twee
jaar van kracht is, is de verwachting dat de resultaten van de
evaluatie in 2003 zullen verschijnen. Uiteraard wordt met het
doorvoeren van belangrijke verbeterpunten niet gewacht tot de
afronding van de evaluatie. Met de Kamer heb ik al eerder besproken
dat er sprake is van een continue voortgangsbewaking, en dat
knelpunten in de uitvoering regelmatig met betrokkenen worden
besproken en opgelost.
De gedachte in motie-Stellingwerf c.s. (Kamerstukken II, 2001-2002,
28000, XIV, nr. 19) heeft mijn sympathie. Nieuwe experimenten lijken
echter op dit moment niet nodig aangezien in het kader van onder meer
het Lozingenbesluit al gewerkt wordt aan teeltvrije zones, waarvan de
Kamer zoals toegezegd een overzicht zal ontvangen.
Daarnaast moet gewaakt worden voor onwenselijke cumulatie met
instrumenten als cross compliance. Overigens is Brusselse goedkeuring
vereist voor gesubsidieerde vormen van agrarisch natuurbeheer.
Visserij
Evenals de Kamer ben ik van mening dat een goede dialoog tussen
vissers en visserijbiologen wenselijk is (motie-Vos c.s., Kamerstukken
II, 2001-2002, 28000, XIV, nr. 30). Ik wil dan ook een faciliterende
rol spelen in dit proces door sector en biologen uit te nodigen samen
in gesprek te gaan. Op dit moment vindt al het nodige overleg plaats
op verschillende momenten en in verschillende vormen, bijvoorbeeld
over de adviezen van de ICES. Daarnaast zal er op korte termijn een
landelijk project gestart worden, dat erop gericht is de communicatie
met de sector over de biologische advisering te verbeteren. Daarbij
zullen tevens gegevens uit de visserij-praktijk worden ingebracht in
de wetenschappelijke advisering. De visserijsector is zeer betrokken
bij dit project.
Ten aanzien van de in de motie-Vos c.s. gevraagde middelen voor
aanvullend visserij-onderzoek door het RIVO (Kamerstukken II,
2001-2002, 28000, XIV, nr. 31) heb ik reeds tijdens het Kamerdebat
toegezegd dat de nodige middelen voor het voldoen aan Europese
verplichtingen beschikbaar zullen worden gesteld. Het daartoe
opgestelde onderzoeksplan ligt momenteel ter goedkeuring bij de
Europese Commissie. Na goedkeuring zal de definitieve vaststelling van
de benodigde middelen plaatsvinden. Een en ander biedt voldoende
garantie dat het gewenste onderzoek kan worden uitgevoerd.
Mond- en klauwzeer
De motie-Oplaat c.s. (Kamerstukken II, 2001-2002, 28 000 XIV, nr. 50)
verzoekt de regering de koppeling van resterende gelden uit het Fonds
MKZ met de provinciale structuur-versterkende gelden zo spoedig
mogelijk tot stand te brengen. Zoals ik reeds in mijn bovengenoemde
brief van 25 januari 2002 verwoordde, zijn met de provincies
Gelderland, Overijssel en Friesland reeds afspraken gemaakt over de
ondersteuning van provinciale initiatieven voor gebiedsgericht beleid.
In de motie-Oplaat c.s. (Kamerstukken II, 2001-2002, 28 000 XIV, nr.
51) wordt de regering gevraagd om het draaiboek-MKZ zo spoedig
mogelijk aan te passen aan de opgedane ervaringen tijdens de mond- en
klauwzeercrisis. Tijdens de behandeling van de begroting heb ik reeds
aangegeven dat er gewerkt wordt aan de aanpassing van het draaiboek.
In mijn brief van 4 februari jl. (kenmerk: VVA.2002/371) heb ik de
Kamer bericht over de stand van zaken met betrekking tot de
inventarisatie van de knelpunten die zich bij de bestrijding van de
mond- en klauwzeercrisis hebben voorgedaan. Zoals in die brief
vermeld, zult u binnenkort geïnformeerd worden over de resultaten van
deze inventarisatie.
In mijn brief van 8 januari jl. aan uw commissie (kenmerk: VVA.
2001/4611) heb ik aangegeven dat ik naar aanleiding van de motie-Van
der Vlies c.s. inzake de comparti-mentering in de kalversector
(Kamerstukken II, 2001-2002, 28 000 XIV, nr. 57) advies aan
ID-Lelystad gevraagd heb. Inmiddels heb ik het advies van ID-Lelystad
ontvangen. Ik zal u op korte termijn hierover nader informeren.
Exportcertificaten
Ten aanzien van het verzoek van de Kamer (motie-Van der Vlies;
Kamerstukken II, 2001-2002, 28 000 XIV, nr. 55) om de
exportcertificaten zodanig aan te passen aan de wetenschappelijke
inzichten dat het in leven laten van stalgenoten van BSE-gevallen geen
negatieve gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering heb ik de Kamer bij
de behandeling van de LNV-begroting voor het jaar 2002 laten weten dat
een maximale inspanning verricht wordt om de exportcertificaten aan te
passen. Resultaten van deze inspanningen zijn mede afhankelijk van de
eisen die derde landen stellen aan de import van dierlijke producten,
afkomstig van gedeeltelijk geruimde bedrijven. Mijn inzet blijft erop
gericht de bestaande belemmeringen op te heffen.
Prijsvorming vee en vlees
Tijdens het debat over de begroting van LNV voor het jaar 2002 heb ik
de Kamer - mede naar aanleiding van de motie-Atsma/Stellingwerf
(Kamerstukken II, 2001-2002, 28 000 XIV, nr. 45) toegezegd om de
LEI-studie inzake de prijsopbouw en -vorming van vee en vlees in
Nederland na afronding te zullen toezenden. Het LEI zal zijn studie
naar verwachting binnen enkele weken afronden.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
mr. L.J. Brinkhorst
De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
G.H. Faber
---