Partij van de Arbeid
Herdenking Februaristaking ABVA-KABO
Terug naar de Agenda
Terug naar Nieuws
Bijdrage Rob Oudkerk aan de herdenking
25 februari 2002
Amsterdammers!
Mijn jeugd is getekend door mensen die niemand meer nodig had. Die op
zee, aan het front of in het kamp waren geweest. Ze woonden in
logementen. In tuinhuisjes. Het Leger des Heils. Het waren in mij
jeugd mijn vertellers van de stad. De stad van voor, tijdens en na de
oorlog
Hun verhalen gaven mij verbazing, kracht, verdriet. En trots. Trots op
deze stad en haar inwoners. Maar vooral gaven hun belevenissen en
vertellingen mij houvast. En zonder houvast kan ik niet.
Mijn jeugd is ook getekend door een ander verleden van mij. Wankel
wordt mijn houvast als ik denk aan mijn grootvader.
Eén van de twee voorzitters van de Joodse Raad hier in Amsterdam
tussen 1941 en 1943. De Joodse Raad, regenten waarbij joden dachten
dat ze veilig waren. In een stad met een getto. Met haat en verraad.
Ik denk dat het pure naïviteit was van mijn grootvader, maar hij werd
-en met hem duizenden Amsterdammers- speelbal van het fascisme. Van de
nazi's. Met fatale gevolgen voor velen. En voor hun nazaten. De andere
voorzitter van die Raad was Bram Asscher. Ik geloof niet in toeval. Er
ging meer dan een schok door me heen toen ik in oktober 2001 kennis
maakte met Lodewijk Asscher.
Inderdaad, achterkleinzoon van.
Wij staan nu beiden op de lijst met kandidaten voor de
gemeenteraadsverkiezingen. Als kleinkinderen samen op een lijst van
sociaal-democraten in 2002. Alleen al die band en ons verleden
verplicht ons tot heel veel. De geschiedenis leert ons dat alleen
keihard en hardnekkig verzet tegen hufterigheid, wanorde, tegen
verschilmakers en geschilmakers, tegen achterstanden en tegen
desintegratie ons helpt.
Verleden geeft mij houvast. Juist deze tijd vraagt om dat houvast,
meer dan voorheen.
Nieuwe bedreigingen op mondiaal niveau, sluipend toenemende
intolerantie, nieuwe onvrede, hoge verwachtingen, meer onzekerheid bij
mensen over morgen en overmorgen, vragen daarom. Om historisch besef.
Maar houvast aan verleden is niet genoeg.
Juist deze tijd vraagt ook om het klip en klaar benoemen van
problemen. Vraagt om er niet om heen draaien. Vraagt om bestuurlijke
openheid. Want onder de pet houden of half zeggen of verbloemd zeggen
voedt wantrouwen. Voedt het gevoel van zij tegen wij. Maar ook die
bestuurlijke openheid is niet genoeg.
Mensen zelf, Amsterdammers, Nederlanders, allochtoon of autochtoon,
immigrant of asielzoeker. Wij zelf. Wij zelf moeten open zijn, en open
blijven naar en voor elkaar. Dit lijkt, zeker na de gebeurtenissen van
en na 11 september 2001moeilijker te zijn geworden voor menigeen.
Sommigen menen de oplossing, of in ieder geval de schuldige voor
allerlei misstanden in Nederland en in de wereld gevonden te hebben.
Voor Nederland ligt de schuld voor het onveilige gevoel van de
burgers, de wachttijden in de zorg en nu zichtbaar geworden publieke
armoede bij de immigratie die wij sedert de oorlog kennen. Bij de
moslims uit Turkije en Marokko die hier al in de vroege jaren zestig
zijn komen werken, voor een beter bestaan. Op wereldschaal zou de
islam volgens Pim Fortuyn zelfs de schuld van alle ellende in de
wereld te zijn.
Zijn duidelijke beschuldigingen aan het adres van de 'nieuwe
Nederlanders' voor al het Nederlands ongenoegen, maakt het moeilijker
voor heel veel mensen om hun houvast te behouden.
Zo voegde onlangs een Surinaamse moeder van 2 kinderen, één van 9 en
één van 11 jaar oud, opgroeiend in Rotterdam, mij toe dat het haar
geen moer kon schelen. Maar dat zij zich bezorgd maakte over haar
kinderen. Haar kinderen gaven aan zich op een of andere manier
'bedreigd' te voelen. Niet meer gewenst.
Kinderen spreken -meer dan politici- bijna altijd de waarheid! Laten
we dat niet vergeten.
Laten we ook niet vergeten waarom Dirk van Nimwegen, een Amsterdamse
gemeentearbeider, in de avond van 24 Februari 1941 bij de Noordermarkt
zijn collega's aanspoorde in verzet te gaan tegen de Duitse bezetting.
De door Mussert geleide NSB en WA, 'Weer Afdeling', ofwel
geüniformeerde troepen, manifesteerde zich steeds nadrukkelijker in de
stad en gingen over tot het organiseren van provocaties in buurten,
waar veel joodse gezinnen woonden.
Op woensdag 19 februari bestormden manschappen van de Grüne Polizei de
ijssalon Koco in de Van Woustraat, gedreven door de Duitse joodse
vluchtelingen Cahn en Kohn. Toen zij al schietend binnendrongen spoot
hen ammoniak uit een fles in het gezicht. Cahn en Kohn werden
gearresteerd. In het weekend van 22 en 23 februari vonden wraakacties
in de jodenbuurt plaats. SD-ers en WA-ers trapten de deuren van huizen
in. Er werden bloedhonden op joodse mensen losgelaten.
Er werden 427 jonge joodse mannen, in de leeftijd van 18 tot 35 jaar,
naar het Jonas Daniël Meijerplein gevoerd. Zij werden naar Buchenwald
en Mauthausen gedeporteerd. Slechts één van hen heeft de oorlog
overleefd. De anderen waren binnen een jaar overleden door
ondervoeding en mishandeling.
In deze en andere zaken die tot de Februaristaking hebben geleid zit
iets dat mij vol huiver doet denken aan de Rotterdamse moeder met haar
kinderen die zich niet meer helemaal 'veilig' voelen in deze
samenleving.
Ik doel hiermee op de bestorming van de ijssalon van Cahn en Kohn aan
de van Woustraat. Gerund door twee Duitse joden die al veel eerder
voor het nazi-fascisme waren gevlucht. Gevlucht omdat ze zich niet
meer veilig voelden in Nazi-Duitsland. De dreigende taal van haar
leiders, politici en media. Er hing daar iets in de lucht! Er hing
daar haat in de lucht. Zij vluchtten naar Nederland voor een betere
toekomst.
De uitspraak van Surinaamse moeder uit Rotterdam raakt mij tot op het
bot. Dit kan toch niet de bedoeling zijn van ons vrije en welvarende
land. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat hele groepen mensen zich
onveilig gaan voelen omdat ze zogenaamd anders zijn.
De geschiedenislessen van mijn oude geschiedenisleraar op het Vossius Gymnasium spookte, stonds na haar uitspraak, door mijn hoofd. Hij legde ons uit wat fascisme allemaal kon inhouden.
Het bleef een wat ongrijpbaar begrip. Als voorbeeld moest dus de ontembare haat die er in Duitsland was jegens de joden, de homoseksuelen en zigeuners en al het andere 'niet-arische' dienen. Leren van geschiedenis, dat is waar het om gaat.
Waakzaamheid tegen de onverdraagzaamheid is nu bijna 57 jaar na de
oorlog weer een hoogst actueel onderwerp. Daarom is het zo goed dat we
elk jaar weer opnieuw stilstaan bij wat er in Europa en in de wereld
ten tijde van de Tweede Wereldoorlog gebeurde. De Februaristaking was
het enige volksverzet in deze omvang in die gehele oorlog. In heel
bezet Europa. De Amsterdamse volksaard, eigenwijs en vastberaden
maakte het mogelijk dat enkele CPN-leden, met een verspreid pamflet en
een gesproken woord aan de Noordermarkt, in staat waren om eerst
Amsterdam en een dag later naar de Zaanstreek, Kennemerland, Utrecht
plat te leggen.
Het signaal aan de Duitse bezetter was gegeven. "Blijf met je fikken
van onze Amsterdammers af". En zo moet het nu ook zijn. Ik pik het
niet en zal het nooit pikken
dat we straks in Amsterdam twee of meer soorten Amsterdammers hebben.
Ik kies ervoor om te zeggen dat we allemaal Amsterdammer zijn.
Met de herdenking van Februaristaking geven we een duidelijk signaal
af aan de mensen die daar niet in geloven en dus een pad kiezen dat
-ken uw geschiedenis- gevaarlijk is gebleken. Met de herdenking van de
februaristaking laten we zien dat we in Amsterdam 'de boel bij elkaar
moeten houden'. Dat we moeten investeren in elkaar, investeren in wat
ik noem "de sociale infrastructuur".
Wat is houvast?
Elkaar vasthouden. Zeker.
Niet ieder voor zich, maar samen werken en wonen en liefhebben. Zeker.
Samen zijn we sterker.
Als één stad dat heeft bewezen, dan is het Amsterdam.
Met haar vastberaden Amsterdammers.
Dat geeft vertrouwen. En houvast voor de toekomst.
Wij laten ons niet uit elkaar spelen. Toen niet. Nu niet. Straks niet.