Ministerie van Financiën

Persbericht
PERS-2002-049
Den Haag, 25 februari 2002

Voorlopige Rekening 2001

Het jaar 2001 wordt gekenmerkt door een vertraging van de groei van de wereldeconomie. Ook in Nederland is sprake van een conjuncturele afzwakking. Na jaren van economische groei rond de 4%, is de groei in 2001 uitgekomen op 1,1%. Deze verslechterde economische situatie heeft gevolgen voor de (voorlopige) uitkomsten van de begroting 2001. De voorlopige inzichten geven aan dat het EMU-saldo 2001 uitgekomen is op 0,2% BBP. Dit is 0,5% lager dan werd voorzien ten tijde van de Najaarsnota 2001. Het tegenvallende EMU-saldo is hoofdzakelijk het gevolg van tegenvallende inkomsten. Met name omzetbelasting, vennootschapsbelasting en succesierechten. Op basis van huidige inzichten is de inkomstentegenvaller in belangrijke mate structureel. De uitgavenkant van de begroting is sinds de Najaarsnota 2001 beperkt gewijzigd. Er is sprake van een onderuitputting van circa ¼ miljard euro onder het totale uitgavenkader. Dit is hoofdzakelijk het gevolg van lagere EU-afdrachten in 2001. De uitgaven die het meest afhangen van de conjunctuur (werkloosheid, rente) laten in de uitvoering toch nog bescheiden meevallers zien. De EMU-schuldquote zal naar verwachting uitkomen op 53% BBP. Dit is hoger dan bij Najaarsnota werd voorzien als gevolg van het lagere overschot. Ten opzichte van het jaar 2000 (56% BBP) is de schuldquote in 2001 met 3%-punt BBP gedaald. Dit zijn de hoofdlijnen van de Voorlopige Rekening (www.minfin.nl/bz02-208.doc) die minister Zalm vandaag aan de Tweede Kamer heeft aangeboden. De Voorlopige Rekening geeft een voorlopig overzicht van de verschillen ten opzichte van de Najaarsnota. De definitieve rekening over het begrotingsjaar 2001 zal worden opgemaakt in het Financieel Jaarverslag waarin ook meer definitieve cijfers van de andere overheidssectoren worden opgenomen. Dan zal ook worden ingegaan op de verschillen tussen de realisatie en de ontwerpbegroting.