Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Aan de Voorzitter van de AMBD

Tweede Kamer der Staten-Generaal Bezuidenhoutseweg 67

Binnenhof 4 Postbus 20061

Den Haag 2500 EB Den Haag


Datum 26februari 2002 Behandeld M.J.Eeckhout

Kenmerk AMBD-040/02 Telefoon (070) 348 5793

Blad 1/6 Fax (070) 348 4803


Bijlage(n) 1 E-mail mj.eeckhout@minbuza.nl

Betreft Vervolgbrief over de internationale top conferentie
'Financing for Development'

Zeer geachte Voorzitter,

Hierbij bied ik u de vervolgbrief aan over het Nederlandse standpunt voor de internationale conferentie "Financing for Development" (FfD), die van 18 tot 22 maart 2002 in Monterrey, Mexico wordt gehouden. Reeds in mijn brief aan de Tweede Kamer van 25 januari 2002 (uw kenmerk BuZa-02-41) is door mij toegezegd dat na de vierde PrepCom een vervolgbrief zou worden opgesteld met de inhoudelijke standpuntbepaling, volgend op de eerste brief waarin de voorbereiding en het programma van de conferentie werden uiteengezet.

Deze vervolgbrief geeft in algemene zin het doel van de conferentie weer en de prioriteiten bij de Nederlandse inzet. In de bijlage vindt u het voorlopige concept slotdocument dat tijdens de conferentie centraal zal staan.

Voor een overzicht van het programma van de conferentie en de stand van zaken in het procedurele voorbereidingstraject verwijs ik naar mijn brief aan de Tweede Kamer van 25 januari 2002 (uw kenmerk BuZa-02-41)

Een meer gedetailleerd Nederlands standpunt per hoofdthema van het concept-slotdocument, dat tegelijk de richtlijn voor de delegatie naar Monterrey vormt, wordt thans voorbereid.

Doel van de conferentie

De 'Financing for Development' (FfD) conferentie, die van 18 tot 22 maart in Monterrey, Mexico, zal worden gehouden, beoogt uitvoering te geven aan de financieringsaspecten van de doelstellingen zoals geformuleerd in de Millennium Verklaring van september 2000. Daarin zijn op het hoogste politieke niveau de millennium ontwikkelingsdoelstellingen (de zgn. MDG's) onderschreven. Het gaat om de concrete uitwerking van een samenhangend pakket van maatregelen om de financiering van

deze doelstellingen zeker te stellen. Ik hecht groot belang aan een succesvolle uitkomst van de conferentie, in het bijzonder omdat dit de mogelijkheid biedt de internationale armoede-bestrijdingsstrategie kracht bij te zetten en de weg te effenen in de aanloop naar de conferentie over duurzame ontwikkeling later in 2002 in Johannesburg. Beide processen hebben weliswaar ieder hun eigen doelstellingen, maar zijn onderling verweven en liggen in elkaars verlengde. De FfD conferentie is onderdeel van een traject van Monterrey, naar Johannesburg en daarna, om de Millennium Verklaring van september 2000 te kunnen implementeren. Duurzame ontwikkeling bevat immers een economische, sociale en milieu dimensie. In mijn optiek gaat het hierbij niet alleen om het genereren van de vereiste financiële middelen, maar ook om een bredere agenda waarin de samenhang met goed bestuur en verbetering van de effectiviteit van interne en externe financiering tot uiting komt.

Uniek aan de conferentie in Monterrey is de nauwe samenwerking tussen een groot aantal multilaterale en internationale organisaties in het voorbereidingstraject en de grote inzet van de Bretton Woods instellingen om dit samenwerkingsproces ook daadwerkelijk te doen slagen. Belangrijk is ook dat tot nu toe een open gedachtewisseling heeft plaatsgevonden tussen alle betrokken organisaties en hun lidstaten over de hoofdthema's voor de ontwikkelingsagenda van de 21 eeuw. Het is positief dat de voorbereiding niet in voorbarige tekstonderhandelingen is vervallen over voorliggende documenten, waarbij de verschillende partijen ogenblikkelijk de bekende, traditionele stellingen betrekken.

De Nederlandse inzet

De Nederlandse inzet, zoals die op voorbereidende vergaderingen (PrepCom's) en tijdens de recente najaarsvergadering van WB en IMF is uitgedragen, was toegespitst op drie prioriteiten nl: het inlossen van de internationale toezeggingen tot verhoging van het ODA-volume (zgn. 'compliance'), beleidscoherentie op mondiaal en nationaal niveau en wederkerige verplichtingen (zie verslag aan de Tweede Kamer over de WB en IMF najaarsvergadering van 2001 (uw kenmerk FIN-02-03).

Prioriteit 1: inlossen van de belofte om 0,7% BNP voor ODA te bestemmen

De armoedeproblematiek is nog ongekend hoog en heeft desastreuze gevolgen voor de gezondheid en welzijn van enorme aantallen mensen, zowel in stedelijke als in rurale gebieden.

De FfD conferentie beschouwt alle mogelijkheden om de ontwikkelingsagenda van de 21e eeuw te financieren in samenhang. Zij betrekt daarbij de middelen die vrijkomen uit het mobiliseren van binnenlandse besparingen en van buitenlandse investeringen, de rol die liberalisatie van handel speelt en de noodzaak van schuldverlichting.

Dit laat echter onverlet dat ontwikkelingslanden additionele overdrachten met name uit ODA nodig hebben om de millennium doelstellingen te realiseren. Voor een klein deel kan dit opgevangen worden door effectiviteit van de hulp te verhogen. Vele malen heb ik gewezen op de samenhang tussen de kwaliteit en kwantiteit van hulp en de mogelijkheden om de kwaliteit van hulp te verbeteren: ontbinding van de hulp, lagere transactiekosten door harmonisatie van procedures en grotere selectiviteit naar landen met goed beleid en goede instituties, zijn belangrijke stappen voorwaarts om meer effect op armoede te bereiken met hulp. Het is echter niet realistisch te verwachten dat de zeer ambitieuze ontwikkelingsdoelstellingen in 2015 bereikt kunnen worden door uitsluitend in te zetten op een verhoging van de kwaliteit van het bestaande hulpvolume.

Gezien de nieuwe mondiale uitdagingen die de internationale gemeenschap aan is gegaan, zoals het aanpakken van de HIV/ AIDS-epidemie, malariabestrijding, vredesopbouw, volledige financiering

van het HIPC trust fund etc, zullen de beschikbare middelen aan deze nieuwe uitdagingen aangepast moeten worden. Dit laat onverlet dat ook reeds lang bestaande doelen zoals het voorzien in de wereldvoedselbehoefte adequate middelen blijft opeisen. Daarbij valt niet te ontkomen aan een substantiële verhoging van het totale ODA-volume.

Ontwikkelingslanden met goed beleid en goede instituties moeten kunnen rekenen op een hoger ODA-volume. Daar is op zich geen nieuwe formule voor nodig. Alle OESO- lidstaten (m.u.v. de VS) onderschrijven reeds dertig jaar een algemene internationale afspraak voor het bereiken van een ODA volume door donorlanden van 0,7% van het BNP. Hieraan wordt internationaal nog lang niet voldaan - ook niet door de meeste EU- lidstaten, wier gemiddelde in het jaar 2000 op 0,33% van BNP lag.

Nederland benadrukt dat het een kerntaak van de internationale samenwerking is om goed presterende ontwikkelingslanden voldoende toegang tot financiële middelen te bieden - op een voorspelbare, meerjarige en verplichtende wijze
- om te waarborgen dat een breed gedragen armoedegericht ontwikkelingsprogramma gefinancierd kan worden.

In EU- verband voldoen momenteel slechts vier lidstaten in dit verband aan hun verplichtingen. Luxemburg, als nieuwste lid van deze zgn. 'groep van 0,7%', laat zien dat het wel degelijk mogelijk is om in relatief korte tijd het ODA-volume te verhogen tot 0,7% van het BNP. Ierland heeft zich eveneens verbonden aan een snelle stijging van het hulpvolume en denkt in 2007 de 0,7% te bereiken. Nederland heeft zich uitermate ingespannen om dit onderwerp in de EU weer onder de aandacht te brengen. In de OS-Raad van november j.l. is besproken of het mogelijk is voor elke lidstaat een tijdpad op te stellen inzake de wijze en de termijn waarbinnen de 0,7% BNP doelstelling kan worden bereikt. Uit de tekst van de EU-top van Laken blijkt het politieke commitment van de lidstaten. De Europese Raad heeft aangegeven ingenomen te zijn met de verbintenis van de Raad om de middelen en het tijdschema te bestuderen waarmee ieder van de lidstaten het VN-doel van 0,7% van het BNP voor officiële ontwikkelingshulp kan bereiken, en met 's Raads verbintenis te blijven ijveren voor de verbetering van de ontwikkelingssamenwerkings-instrumenten, vooral in de landen die getroffen worden door crises of conflicten.

Prioriteit 2: Beleidscoherentie op multilateraal en nationaal niveau.

De millennium doelstellingen kunnen alleen bereikt worden indien een coherent samenstel van beleidsmaatregelen wordt overeengekomen op internationaal en nationaal niveau. De huidige consensus over de millennium doelstellingen - en de erkenning dat daarvoor een integrale analyse van het armoedevraagstuk nodig is - bouwen momentum op voor een effectievere samenwerking tussen multilaterale instellingen op basis van complementariteit en comparatieve meerwaarde. Coherentie vertaalt zich zowel in het functioneren van het multilaterale stelsel als in het nationale proces van beleidsafstemming.

a) Functioneren van het multilaterale stelsel

De FfD conferentie is een goede gelegenheid om op mondiaal niveau coherentie gestalte te geven en de nieuwe ontwikkelingsverhoudingen te reflecteren in een reorganisatie van het huidige stelsel van overlegorganen.

Het voorbereidingstraject van de conferentie is uniek omdat alle multilaterale partners actief hebben bijgedragen binnen hun eigen mandaat. De goede samenwerking tussen VN, WTO en Bretton Woods-instellingen bij de voorbereidende vergaderingen voor de PrepCom's is een bemoedigend teken van

coherentie. De betrokkenheid van de WTO is nog fragiel, maar tegelijk van uiterst groot belang om de ontwikkelingsagenda te verwezenlijken.

Tijdens de vierde Ministeriële Conferentie van de WTO in Doha hebben de WTO en haar lidstaten een commitment uitgesproken dat de belangen van de ontwikkelingslanden centraal moeten staan in een nieuwe onderhandelingsronde. In Doha is slechts een eerste stap gedaan door een agenda voor onderhandelingen vast te stellen. Zoals ook al is aangegeven in de brief aan de Tweede Kamer over de resultaten van Doha (25 074, nr 44) zal er hard gewerkt moeten worden om de nieuwe onderhandelingen het predikaat 'ontwikkelingsronde' met recht te kunnen laten dragen. Een actieve commitment van de WTO aan de ontwikkelingsdoelstellingen zou een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan verbetering van de multilaterale coherentie. Samenwerking van Bretton Woods instellingen, VN en WTO op uitvoerend niveau is daarom een belangrijke pijler van de vervolgactiviteiten van de conferentie.

Nederland ziet meer nut in het vinden van een balans tussen representatieve en effectieve overlegstructuren, dan in het instellen van nieuwe supranationale organen. In die zin is Nederland voorstander van effectief gebruik van de ECOSOC en het verbeteren van de jaarlijkse dialoog met WB en IMF door deze uit te breiden op werkniveau met hoog geplaatste ambtenaren van de WTO. Overlegorganen gericht op een specifiek onderwerp - zoals het zgn. Philadelphia overleg - kunnen hieraan een zinvolle bijdrage leveren.

b) Nationale beleidscoherentie

Nederland heeft benadrukt dat beleidscoherentie ook in de rijke landen thuis begint. De huidige incoherentie tussen multilaterale instellingen is in die zin slechts een reflectie van de slechte afstemming en hoge mate van verkokering binnen de nationale ambtelijke apparaten. Bepaalde dwarsdoorsnijdende thema's, zoals gender-gerichte budgettering, duurzame ontwikkeling, institutionele versterking, 'goed bestuur en handhaving van wetgeving', zouden bij alle beleidsterreinen in acht genomen moeten worden. Afhankelijk van het politieke systeem zouden landen dienen na te gaan op welke wijze zij beleidscoherentie op nationaal niveau het best kunnen versterken.

Het Ministerieel communiqué van de 'High Level Meeting' (HLM) van de OESO van juni j.l. gaf een sterk signaal t.a.v. de vastbeslotenheid van de rijke landen om het belang van armoedebestrijding steeds in het achterhoofd te houden bij verbetering van beleidscoherentie. Het refereert daarbij aan drie prioriteiten op de zgn. 'beleidscoherentie checklist' van de OESO nl.: afwegingen t.a.v. handel en investeringen, duurzaamheid versus groei en het belang van goed bestuur. Op voorstel van Nederland is afgesproken om coherentie als standaard agendapunt bij elke EU OS-Raad op te brengen. Daarnaast stelt Nederland voor eenmaal per jaar coherentie als hoofdpunt van de OS- Raad te behandelen. Daarnaast zou de versterking van samenwerking en coherentie op de agenda van alle internationale conferenties een vaste plaats verdienen.

Het zgn. Philadelphia-overleg, waarin een beperkt aantal bewindvoerders uit Washington en Permanente Vertegenwoordigers uit New York regelmatig bij elkaar komt om informatie uit te wisselen over actuele onderwerpen die zowel bij de Wereldbank als binnen de VN spelen, blijkt een zeer nuttig instrument om de coherentie over standpunten die in verschillende multilaterale fora spelen te verbeteren, mits ieders mandaat wordt gerespecteerd. Nederland bepleit dat een dergelijk overleg ook in en met andere VN-hoofdsteden (Genève, Wenen e.a.) wordt opgezet en wellicht wordt uitgebreid naar meer deelnemende landen.

Prioriteit 3: Wederkerige verplichtingen tussen donorlanden en ontwikkelingslanden.

Vernieuwende ideeën over een meer volwassen relatie tussen donorlanden en ontwikkelingslanden komen grotendeels uit Afrika. Recente voorbeelden van de nieuwe wind die waait is het Afrikaanse Millennium Actieplan (MAP) en het daarop gebaseerde 'New Partnership for African Development' (NEPAD) dat centraal stond bij de zgn. 'Big Table' vergadering van de Economic Commission for Africa (ECA), die in oktober 2001 in Amsterdam werd gehouden. Deze initiatieven gaan uit van het gedachtegoed van eigen verantwoordelijkheid van ontwikkelingslanden voor een coherent nationaal beleid en voor goed functionerende instituties. Steeds vaker erkennen ontwikkelingslanden dat de verantwoordelijkheid voor ontwikkeling allereerst bij henzelf ligt. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van beleid en zullen zelf hun huis op orde moeten brengen om te kunnen profiteren van de globalisering en vrijhandel. Het opstellen van armoedebestrijdingsstrategieën is slechts een eerste stap. Voortvarende implementatie ervan door goed functionerende instituties vormt de ware test voor de hervormingsbereidheid van de overheid.

Nederland acht het van groot belang op deze ontwikkeling in te spelen en roept op om een werkelijk verbond tussen Noord en Zuid aan te gaan van enthousiaste hervormers die bereid zijn de hand in eigen boezem te steken; in geval een land inderdaad zijn huis op orde heeft en een goede armoedebestrijdingsstrategie uitvoert mogen donorlanden niet achterblijven bij hun beloften en zouden die strategieën ruimhartig moeten financieren.

De basisprincipes van een verdrag van wederkerige verplichtingen zijn :

'Verstrek voorspelbare, meerjarige financiële middelen in een gezamenlijk en geharmoniseerd fonds (zgn 'common pool' gedachte) voor een ontwikkelingsprogramma dat door de gehele overheid wordt ondersteund, dat in de samenleving breed wordt gedragen en de armoedefocus weerspiegelt in een transparant pro-poor budget'.

Dit betekent in de praktijk dat als ontwikkelingslanden een armoedestrategie hebben opgesteld (waarvan adequaat macro beleid een onderdeel is) en er overeenstemming

is dat deze:

participatief tot stand is gekomen,

in een transparante begroting is neergelegd en

'pro - poor choices' maakt in haar begroting,

de donorlanden van hun kant de verplichting hebben om boter bij de vis te doen door :

voldoende ODA middelen ter beschikking te stellen,

meerjarige, voorspelbare committeringen aan te gaan,

financiële hulp via de begroting te kanaliseren bij voorkeur via 'common pools',

transparant en voorspelbaar te zijn in criteria voor allocatie en disbursement criteria en

zoveel mogelijk hulpprocedures te harmoniseren, te beginnen met de eisen aan financiële verantwoording ('accountability') alsmede afspraken over een taakverdeling onder donoren.

Een positief voorbeeld van donor initiatieven om hulp te harmoniseren is het DAC/ SPA (Strategic Partnership with Africa) initiatief voor harmonisatie van procedures. Dit voorbeeld is in april j.l. reeds besproken in de voorjaarsvergadering van IMF en Wereldbank. Nederland is van mening dat harmonisatie van procedures een grote stap voorwaarts zou zijn in het donor coördinatieprobleem. Daarmee worden donoren minder deel van het probleem en meer deel van de oplossing.

Delegatiesamenstelling

De Nederlandse delegatie zal worden geleid door de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking. In de delegatie zullen voorts leden van de Tweede en de Eerste Kamer worden opgenomen, evenals vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking

Eveline Herfkens


Bijlage

Concept slotdocument voor Monterrey

===