Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag DIE/IN Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 26 februari 2002 Auteur A.R. Westerink

Kenmerk DIE-94/02 Telefoon (070) 348 44 70

Blad /1 Fax (070) 348 40 86

Bijlage(n) E-mail ar.westerink@minbuza.nl

Betreft vervolgnotitie over de toekomst van de EU C.c.
Zeer geachte Voorzitter,

Met het oog op het van start gaan van de Conventie op 28 februari a.s. bieden wij U met genoegen bijgaande notitie aan, waarin de regering reflecteert op de ontwikkelingen die ten grondslag liggen aan het mandaat voor de Conventie. Deze reflecties vormen tevens de aanzet voor het optreden van de vertegenwoordiger van de Nederlandse regering in de Conventie, Minister van Staat mr H.A.F.M.O. van Mierlo.

De Minister De Staatssecretaris

van Buitenlandse Zaken van Buitenlandse Zaken

Inleiding: de opdracht van Laken

De Europese Raad nam tijdens zijn bijeenkomst op 14 en 15 december 2001 de Verklaring van Laken aan over de toekomst van de Europese Unie. Deze Verklaring bevat een brede agenda voor mogelijke hervormingen en verstrekt aan de Conventie een breed mandaat om deze hervormingen voor te bereiden. In de Verklaring wordt aan de hand van een viertal thema's een groot aantal vragen geformuleerd, bedoeld om richting te geven aan een discussie over de toekomstige ontwikkeling van de Unie. Naar de mening van de regering worden in de Verklaring de juiste vragen gesteld en wordt de juiste richting aangegeven: richting een Europese grondwet.

Aan de vooravond van de Conventie en de discussie die deze zal voeren, acht de regering het passend stil te staan bij de belangrijke vraagstukken waarvoor de Unie zich de komende jaren gesteld ziet. Enerzijds legt de regering daarmee rekenschap af over de Verklaring van Laken; anderzijds wil zij met deze startnotitie de gelegenheid geven te reflecteren op de ontwikkelingen die ten grondslag liggen aan het mandaat voor de Conventie. Deze reflecties vormen tevens de aanzet voor het optreden van de vertegenwoordiger van de Nederlandse regering, Minister van Staat mr H.A.F.M.O. van Mierlo. Inhoudelijk is de regering op een groot aantal, in de Verklaring van Laken genoemde vragen reeds bij eerdere gelegenheden ingegaan. Daartoe zij verwezen naar de notitie "De toekomst van de Europese Unie" van 8 juni 2001 (Kamerstukken II 2000-2001, 27407, nr. 9) en naar de "Staat van de Europese Unie 2001" (met name Hoofdstuk I).

De regering ziet belangstellend uit naar de gedachtewisseling in de Conventie en zal het parlement regelmatig informeren over de ontwikkelingen in de Conventie.

De betekenis van de instelling van een Conventie en een Forum

Naast de inhoud van de vragen die aan de Conventie zijn voorgelegd, is de instelling van de Conventie zelf van groot belang. De regering acht het besluit daartoe een belangrijk en positief signaal. Zij gaf reeds in haar brief van 29 oktober 2001 (Kamerstuk 2000-2001, 21501-20, nr. 174) aan dat de organisatie van het beoogde maatschappelijke debat gebaat kan zijn met de instelling van een Conventie die input levert aan een latere IGC. Gebruikmaking van het Conventie-model kan immers leiden tot grotere publieke en parlementaire betrokkenheid bij de vormgeving van Europa dan wanneer slechts overleg plaatsvindt tussen regering en parlement over (vorderingen in) een IGC.

In de Conventie zal, zo verwacht de regering, een creatieve wisselwerking tussen de leden (en ook met het Forum; zie onder) kunnen groeien die bijdraagt aan de ontwikkeling, maatschappelijke verankering en grondige bespreking van vernieuwende ideeën. De latere IGC zal daar zijn voordeel mee kunnen doen. Duidelijk is ook dat de Verklaring een opdracht bevat. Immers, de Conventie zal daadwerkelijk resultaten moeten bereiken en heldere aanbevelingen moeten doen aan de daarop volgende IGC in 2004.

Evenzeer als over de instelling van een Conventie, is de regering positief over het openstellen van een Forum voor organisaties die de civiele samenleving vertegenwoordigen (sociale partners, bedrijfsleven, non-gouvernementele organisaties, academische kringen enz.). Dit gestructureerde netwerk van organisaties zal regelmatig over de besprekingen van de Conventie worden geïnformeerd. De bijdragen van de desbetreffende organisaties zullen aan het debat worden toegevoegd. Naar de mening van de regering wordt op deze wijze verzekerd dat de Conventie zich werkelijk openstelt voor de gedachten en wensen die in de samenleving leven en wordt voorkomen dat het eindrapport van de Conventie een verzameling wordt van gedachten van uitsluitend "insiders".

De instelling van de Conventie en het openstellen van een Forum zoals hierboven beschreven dragen er, in onderlinge samenhang bezien, op vernieuwende wijze toe bij dat grotere legitimiteit en een sterker draagvlak voor daarop volgende verdragsherzieningen bij de Europese burgers worden bewerkstelligd.

Centrale thema's; democratische legitimiteit en externe effectiviteit

In de Verklaring van Laken zijn de vragen onderverdeeld onder een viertal kopjes, te weten:

Een betere verdeling en omschrijving van de bevoegdheden in de Europese Unie;

De vereenvoudiging van de instrumenten van de Unie;

Meer democratie, transparantie en efficiëntie in de Europese Unie;

De weg naar een grondwet voor de Europese burgers.

Vragen over het externe beleid, een thema dat naar mening van de regering ook in de Verklaring behandeld zou moeten worden, zijn niet onder een apart kopje samengebracht, maar verspreid terug te vinden onder bovenstaande kopjes.

Ook het subsidiariteitsbeginsel wordt in de Verklaring niet op één bepaalde plaats behandeld. De regering meent dat dit belangrijke beginsel niet alleen kan worden toegepast op nieuwe ontwikkelingen. Toepassing hoeft ook een kritische heroverweging van bestaand beleid niet in de weg te staan. Dit beginsel kan deel uitmaken van een toekomstige Europese grondwet.

In de visie van de regering spelen twee thema's, waarop overigens ook veel van de vragen in de Verklaring van Laken betrekking hebben, een centrale rol in het geheel van de problematiek waarover de Conventie zich zal buigen:

Verdieping van de democratische legitimiteit in Europa;

De rol van Europa in de wereld: vergroting van de coherentie en effectiviteit in het externe optreden.

Op deze thema's wordt hieronder kort ingegaan.

Democratie en legitimiteit in Europa

Zoals reeds bij eerdere gelegenheden aangegeven, is de Europese Unie een politieke unie in wording. Naar de mening van de regering dient de politieke unie, welke vorm deze uiteindelijk ook krijgt, gekenmerkt te worden door haar democratische karakter. Democratische controle op het geheel van het werkterrein van de Unie is essentieel, mede gelet op de agenda waarvoor de Unie nu reeds staat; dit werkterrein omvat nu al een breedte die reikt van onderwerpen als sociaal-economisch beleid en samenwerking op het terrein van Justitie en Binnenlandse Zaken tot het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid, milieubeleid en biotechnologie. De besluitvorming over deze veelheid aan uiteenlopende onderwerpen moet, zo is de stellige overtuiging van de regering, ingebed moeten zijn in goede democratische controle.

Daarom zal de democratische cultuur in de Unie verder ontwikkeld moeten worden. Daartoe zullen ook de juiste institutionele voorzieningen getroffen moeten worden, bij voorkeur op termijn uitmondend in - onder meer - een Europese grondwet, een volledig bevoegd Europees Parlement en wellicht ook een rechtstreeks gekozen voorzitter van de Commissie. Ook zal sprake moeten zijn van een volwaardige politieke relatie tussen het Europees Parlement en de Commissie. In haar notitie van 8 juni 2001 gaat de regering meer uitvoerig in op deze en hiermee verband houdende voorstellen en ideeën.

De rol van Europa in de wereld

De Europese Unie moet, naast intern beleid en interne verantwoordelijkheden, in toenemende mate invulling geven aan extern beleid en externe verantwoordelijkheden. De rol van Europa in de wereld en de verplichtingen die voortvloeien uit de normen en waarden waarop de Unie is gegrond, komen meer en meer op de voorgrond te staan. Het gaat daarbij niet alleen om het Europese politieke, economische, sociale en culturele model in relatie en competitie met de rest van de wereld. Het gaat ook om Europese antwoorden op de uitdagingen waarvoor wij worden gesteld door de globalisering. Daarnaast gaat het om de vraag hoe de verantwoordelijkheid van Europa in de wereld effectiever en coherenter kan worden vorm gegeven met betrekking tot onder meer handelsrelaties, ontwikkelingssamenwerking, het exporteren van stabiliteit en het milieu.

De regering meent dat, ondanks aanzienlijke vooruitgang in de ontwikkeling van het GBVB en het EVDB, de Unie haar politieke invloed nog altijd meer in overeenstemming dient te brengen met haar economische gewicht in de wereld, haar positie als grootste donor en haar belangen en ambities.

Bepaald relevant zijn in dit verband ook de gebeurtenissen van en ontwikkelingen na 11 september 2001. Voorkoming en bestrijding van terrorisme zal (mede) richting geven aan te maken beleidskeuzes. Instandhouding van de brede coalitie en samenwerking op het gebied van terrorisme moet prioriteit worden gegeven. Voorts zal de aanpak van het terrorisme in de toekomst meer en meer zijn neerslag moeten krijgen in de politieke en contractuele relaties van de Unie met derde landen.

Ook de komende uitbreiding van de Unie zal doorwerken in het externe beleid. De nieuwe lidstaten zullen hun eigen accenten in het beleid willen aanbrengen. Ook zal de uitbreiding van invloed zijn op de besluitvorming. Het bereiken van unanimiteit, zo kan worden aangenomen, zal een moeilijker en langduriger proces worden. Dat zet de slagvaardigheid van de Unie op het internationale toneel onder druk.

Met betrekking tot de externe cohesie heeft de regering in de notitie van 8 juni 2001 verscheidene voorstellen gedaan, waarover in de Conventie verder gesproken kan worden. Uiteraard zal de regering hierover verdere gedachten ontwikkelen, waarvan zij het parlement tijdig op de hoogte zal stellen.

Opzet en werkwijze van de Conventie

Om de in de Verklaring genoemde vragen op een zinvolle wijze te kunnen bespreken en binnen het voorziene tijdsbestek van ongeveer een jaar opties en aanbevelingen te kunnen voorbereiden, is een goede en effectieve opzet en aanpak van de Conventie noodzakelijk. De Verklaring van Laken bevat weliswaar algemene aanwijzingen over samenstelling, duur van de besprekingen, werkwijze en secretariaat, maar laat de precieze opzet en aanpak over aan de Conventie. Bedoeling is dat de (eerste) vergadering van de Conventie op 28 februari as. hierover nadere besluiten zal nemen. De volgende lijnen tekenen zich nu reeds af.

De Conventie zal in beginsel ongeveer eens in de drie weken plenair bijeen komen. Voorafgaand aan en aansluitend op iedere voltallige bijeenkomst van de Conventie zal het Presidium, waarvan de samenstelling inmiddels in grote lijnen bekend is (vide bijlage), bijeen komen.

De periode tot aan de zomer zal, naar zich laat aanzien, worden benut als een fase van "luisteren". De voorzitter van de Conventie zal vervolgens aan de Europese Raad van Sevilla een interim-rapportage uitbrengen. Op basis van de besproken onderwerpen en aandachtspunten zal na de zomer mogelijk een meer gerichte discussie plaats vinden.

Het Forum van maatschappelijke organisaties zal mogelijk een vrij losse vorm krijgen, waarbij intensief gebruik gemaakt zal worden van het Internet en andere beschikbare communicatiemiddelen. Hoorzittingen vinden mogelijk wel plaats, maar slechts op verzoek van de van het Forum deel uitmakende organisaties.

Ter informatie treft u in een bijlage bij deze notitie de namen aan van alle deelnemers aan de Conventie, voor zover nu bekend.

De regering ziet tenslotte uit naar een vruchtbare discussie in de Conventie en met het parlement en zal actief deelnemen aan deze discussie.


Kenmerk

Blad /1

===