Rijksuniversiteit Groningen

Oorzaak tekort aan bloedplaatjes zichtbaar gemaakt

Een te laag aantal bloedplaatjes - trombopenie- kan wijzen op verschillende aandoeningen, maar de oorzaak is niet altijd aanwijsbaar. In die gevallen spreken artsen van idiopatische trombocytopenische purpura (ITP). Het onderzoek naar de ontstaanswijze van ITP is een belangrijke stap verder gekomen door de studie van Henk Louwes. Hij wist zichtbaar te maken wat er in het lichaam met de bloedplaatjes gebeurt door ze met een radioactieve stof te 'merken'. In Nederland zijn zeer weinig specialisten die deze techniek beheersen. Het onderzoek is tot stand gekomen in nauwe samenwerking tussen de Nucleaire Geneeskunde van het Martini Ziekenhuis en de afdeling Hematologie van het Academisch Ziekenhuis.

"Er is sprake van trombopenie als uit een bloedonderzoek blijkt dat de waarde van het aantal bloedplaatjes beneden de 100 ligt", vertelt Louwes, "Terwijl tussen de 150 en 300 normaal is. De patiënten kunnen last hebben van aanhoudend bloedend tandvlees, spontaan ontstane blauwe plekken en rode vlekjes op de huid. Op den duur kunnen zelfs levensbedreigende inwendige bloedingen ontstaan." Met behulp van zijn methode bracht Louwes bij ITP-patiënten in kaart hoe de productie van bloedplaatjes verloopt, wat de gemiddelde levensduur is en of de afbraak van bloedplaatjes in de lever of de milt verhoogd is. De onderzoekspopulatie viel in twee groepen uiteen: de eerste groep had een sterk verkorte levensduur van de trombocyten en een normale tot verhoogde trombocyten productie door het beenmerg - een teken dat het beenmerg het tekort aan bloedplaatjes probeert te compenseren. De patiënten in deze groep vertonen het beeld van klassieke ITP-patiënten, waarbij er geen sprake is van een aanmaakprobleem in het beenmerg, maar van een afbraakprobleem in de milt. De tweede groep kenmerkte zich door een matig verkorte levensduur van de trombocyten een verlaagde trombocyten productie door het beenmerg, wat wijst op een ineffectieve aanmaak van trombocyten.

De huidige behandeling voor de klassieke vorm van ITP is vooral gericht op het remmen/voorkomen van de afbraak van bloedplaatjes in de milt. De behandeling wordt in vele gevallen gestart met prednisolon, is als dat geen effect heeft, wordt in de regel overgegaan tot het verwijderen van de milt. Louwes vergeleek patiënten die in eerste instantie werden behandeld met prednisolon, en patiënten die niet reageerden op prednisolon behandeling en vervolgens een splenectomie (verwijdering van de milt) ondergingen. Als gevolg van de behandeling met prednisolon verbeterde bij een deel van de patiënten de overleving van de bloedplaatjes wel, doch niet tot normale waarden. Bij alle patiënten, ook bij hen die geen verbetering van het aantal bloedplaatjes te zien gaven, ging door het gebruik van prednisolon de productie van de bloedplaatjes omhoog. Voor een stijging van het aantal bloedplaatjes is dus vooral een verlenging van de overleving van de bloedplaatjes van belang. Bij patiënten die niet reageerden op prednisolon, werd de milt verwijderd. Alleen bij degenen die een splenectomie ondergingen bevonden zich patiënten die een volledig herstel van afwijkingen te zien gaven, van zowel het aantal bloedplaatjes, de overleving als de productie van bloedplaatjes. Wellicht dat de groep ITP patiënten met een ineffectieve aanmaak van trombocyten gebaat is met een behandeling die meer gericht is op een verbetering van de aanmaak van bloedplaatjes in het beenmerg en afgifte ervan aan het bloed. /ImK

Henk Louwes (Leek, 1946) verrichtte zijn promotieonderzoek binnen een samenwerking tussen de afdeling Nucleaire Geneeskunde van het Martiniziekenhuis Groningen en de afdeling Hematologie van het Academisch Ziekenhuis Groningen. Louwes is sinds 1975 aan de afdeling Nucleaire Geneeskunde van dit ziekenhuis verbonden, momenteel als unit hoofd.

Datum en tijd

woensdag 27 februari 2002, 16.00 uur

Promovendus

H. Louwes, tel. (050)524 50 00, e-mail: h.louwes@mzh.nl (werk)

Proefschrift

Platelet kinetics in patients with thrombocytopenia

Promotor

prof.dr. E. Vellenga

Faculteit

medische wetenschappen

Plaats

Aula Academiegebouw, Broerstraat 5, Groningen