Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
DL. 2002/237
datum
26-02-2002

onderwerp
Voortgang mestbeleid
TRC 2002/1910

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Tijdens het overleg met u op 20 december jl. heb ik toegezegd u te informeren over de invoering van het stelsel van mestafzetovereenkomsten. Bijgaand informeer ik u over de resultaten en ga ik tevens in op enkele andere onderdelen van het mestbeleid, zodat duidelijk is welke ontwikkelingen de komende maanden zijn te verwachten.

datum
26-02-2002

kenmerk
DL. 2002/237

bijlage

1. Stand van zaken stelsel van mestafzetovereenkomsten

De invoering van het stelsel van mestafzetovereenkomsten is voorspoedig verlopen. In de laatste weken van december jl. heeft de agrarische sector massaal mestafzetovereenkomsten naar Bureau Heffingen opgestuurd. Vrijwel alle boeren die een overeenkomst moesten sluiten, hebben dat ook daadwerkelijk gedaan. Zowel de boeren als de tussenpersonen hebben in de maand december een geweldige inspanning geleverd. De agrarische sector verdient daarvoor complimenten.

Bureau Heffingen heeft vóór 1 januari 2002 in totaal ongeveer 36.500 mestafzetovereenkomsten ontvangen. Het aantal overeenkomsten ligt daarmee lager dan eerder is aangegeven. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de hoeveelheden stikstof per overeenkomst met akkerbouwers hoger zijn dan vooraf is ingeschat. Bovendien lijken er meer grondgebruiksverklaringen te zijn afgesloten dan waarvan is uitgegaan; voor de hoeveelheid stikstof die kan worden geplaatst op grond die op basis van een grondgebruiksverklaring door de veehouder in gebruik is genomen, is immers geen contract nodig.

In het stelsel van mestafzetovereenkomsten zijn twee zaken van belang:

* gecontracteerde productieruimte :
de hoeveelheid stikstof waarvoor de mestproducent bij derden mestafzetovereenkomsten heeft afgesloten om daaraan productieruimte te ontlenen;
* geregistreerde afzetruimte :
de hoeveelheid stikstof die in totaal - al dan niet door tussenkomst van erkende tussenpersonen - kan worden afgezet bij akkerbouwers (gegeven de met hen gesloten mestafzetovereenkomsten) en bij mestverwerkers en exporteurs (gegeven de aan hen verleende erkenning).

De totale gecontracteerde productieruimte bedraagt nu (stand van zaken 21 februari jl.) 94 miljoen kg N en de geregistreerde afzetruimte 120 miljoen kg N. Een nadere specificatie van deze hoeveelheden vindt u in onderstaande tabel.

Door veehouders
afgesloten
mestafzetovereenkomsten Geregistreerde
afzetmogelijkheden
van dierlijke mest
MAO met hoeveelheid
in kg N
(*miljoen) bestemming MAO via hoeveelheid
in kg N
(*miljoen)
tussenpersonen 56 Nederlandse
akkerbouw 84
akkerbouwers 28 tussenpersoon 56
exporteurs 10 rechtstreeks 28
totaal 94 Mestverwerking
en export 36
tussenpersoon 16
rechtstreeks 10
niet gecontracteerd 10
totaal 120

Vooraf was ingeschat dat veehouders voor ongeveer 100 miljoen kg stikstof niet voldoende afzetmogelijkheden op hun eigen bedrijf hebben en daarvoor mestafzetovereenkomsten zullen moeten sluiten. Met LTO Nederland en CUMELA Nederland is afgesproken een analyse te plegen op genoemde cijfers en met name te kijken naar het verschil tussen gecontracteerde productieruimte en geregistreerde afzetruimte.

Handhaving
Zoals boven gemeld, is mijn inschatting dat slechts een klein deel van de boeren die een mestafzetovereenkomst moesten sluiten dat niet heeft gedaan. Het aangekondigde controletraject gericht op deze boeren is sinds half januari 2002 in volle gang. Bureau Heffingen en AID gaan na welke bedrijven geen of onvoldoende mestplaatsingsruimte hebben en treden handhavend op. Bij de meeste controles blijkt er (inmiddels) toch voldoende plaatsingsruimte te zijn. Tot nu toe is slechts in 13 gevallen een vooraankondiging gestuurd van last onder dwangsom. Deze bedrijven krijgen de gelegenheid te herstellen. Indien bij hercontrole blijkt dat er niet is hersteld, zal de dwangsom worden verbeurd. Uit deze eerste resultaten trek ik de conclusie dat de naleving hoog is en dat er van het door mij ingezette handhavingsbeleid een goede preventieve werking is uitgegaan.

Terugmelding mestafzetovereenkomsten
Vóór 1 april 2002 zullen alle boeren en tussenpersonen, die een mestafzetovereenkomst hebben opgestuurd die geldig is vanaf 1 januari 2002, een melding krijgen van Bureau Heffingen. In deze melding zal Bureau Heffingen de betrokken partijen informeren over de feitelijk bij Bureau Heffingen geregistreerde mestplaatsingsruimte of mestaanvoerruimte van het betreffende bedrijf. Bureau Heffingen maakt voor deze terugmelding gebruik van de gegevens van de Basis Registratie Percelen (BRP). Volledigheidshalve merk ik op dat voor de toetsing ook gebruik gemaakt wordt van gegevens over grond die boeren bij het sluiten van de mestafzetovereenkomsten hebben opgegeven. Dit is nodig omdat in verband met het verwerken van de enorme hoeveelheid en variatie van gegevens in het BRP-systeem het thans niet lukt in alle gevallen een terugmelding te baseren op BRP. Met deze situatie is voor dit aanloopjaar vooraf rekening gehouden. Boeren hebben namelijk bij het afsluiten van mestafzetovereenkomsten tevens een opgave moeten doen van de hoeveelheid grond die ze feitelijk in gebruik hebben. Zo nodig worden mutaties bij de toetsing ten behoeve van de terugmelding betrokken. Voor de status van de terugmelding is het niet van belang op welke wijze de toetsing van de mestafzetovereenkomsten heeft plaatsgevonden.

2. Derogatie nitraatrichtlijn

Er is nog geen overeenstemming met de Europese Commissie over de Nederlandse derogatie. De inzet van mijn collega Pronk en mij blijft om nog in deze kabinetsperiode tot een vergelijk te komen. Zoals ik u reeds eerder heb gemeld, zijn wij van mening dat met het ingezette beleid en de daarbij behorende normstelling geheel voldaan wordt aan de nitraatrichtlijn. Met de aanscherping van de verliesnormen in MINAS, de introductie van het stelsel van mestafzetovereenkomsten alsmede een pakket van flankerende maatregelen heeft dit kabinet het maximale gedaan om het mestprobleem op te lossen. We zullen er dan ook alles aan doen de Commissie daarvan te overtuigen. Afgelopen maandag 25 februari 2002 is commissaris Wallström bij collega Pronk op bezoek geweest. In dat gesprek is inhoudelijk niet gesproken over de nitraatrichtlijn. Wél is afgesproken dat collega Pronk en ik binnenkort met haar nader politiek beraad zullen voeren over dit onderwerp. Uiteraard zal ik u zonodig terstond over nieuwe ontwikkelingen in dit dossier informeren.

3. Evaluatie van de Meststoffenwet 2002

Zoals u reeds eerder gemeld is per brief van 14 november 2001, zal ik u in mei 2002 informeren over de uitkomsten van de evaluatie van de Meststoffenwet. Deze evaluatie is onderdeel van de tweejaarlijkse verslagcyclus over de werking van deze wet en betreft de jaren 2000 en 2001.

De evaluatie komt thans in een afrondend stadium. Begin maart 2002 zal het Milieuplanbureau haar analyserapport gereed hebben. Dat rapport zal aan uw Kamer worden toegezonden. Na het verschijnen van dit analyserapport volgt een traject van maatschappelijke consultatie over de inhoud van het rapport en de conclusies die er aan verbonden zouden moeten worden.

Daarna zullen minister Pronk, staatssecretaris De Vries (V&W) en ik tot een kabinetsstandpunt komen. Begin mei 2002 zal uw Kamer daarover via een brief worden geïnformeerd.

4. Aanwijzing zand- en lössgronden

Over het besluit aanwijzing zand- en lössgronden heb ik uitvoerig met u gesproken in het Algemeen Overleg met de VC-LNV van 20 december jl. en heb ik u per brief van 8 februari jl. nader geïnformeerd. In het overleg op 20 december jl. heb ik toegezegd dat aperte onjuistheden in de aanwijzing van percelen zullen worden hersteld. Boeren die van mening zijn dat er in hun situatie een onjuiste aanwijzing heeft plaatsgevonden, kunnen dit tot 1 maart 2002 melden bij het Mestloket van LNV. Thans hebben zich circa 8.000 boeren gemeld. De meldingen zullen de komende maanden door het Wageningse Instituut Alterra worden nagetrokken. Alle boeren die zich gemeld hebben krijgen individueel bericht over hun bevindingen. De president van het CBB heeft met zijn uitspraak in voorlopige voorziening vorige week duidelijk gemaakt dat het besluit zand- en lössgronden een algemeen verbindend voorschrift is waartegen geen individueel bezwaar en beroep mogelijk is. Met het oog daarop zullen bezwaarschriften die door boeren zijn ingediend niet ontvankelijk worden verklaard. Uiteraard zullen de 'bezwaarschriften' van boeren behandeld worden als melding en zal Alterra de juistheid van de aanwijzing opnieuw vaststellen.
Begin maart 2002 zal Alterra de eerste 1.000 meldingen bekeken hebben en mij daarover rapporteren. Op basis van die eerste tussenrapportage zal ik conclusies trekken over de noodzaak om tot aanpassingen in de aanwijzing te komen als gevolg van situaties in de praktijk die leiden tot onterechte aanwijzingen.
Voor uitgebreidere informatie over dit dossier verwijs ik u naar het antwoord dat ik uw Kamer zal zenden naar aanleiding van vragen (d.d. 21 februari jl.) van het lid Meijer (CDA).

5. Wet herstructurering varkenshouderij

2e generieke korting
In het licht van het succes van de Regeling beëindiging veehouderijtakken, de prognoses ten aanzien van het landelijk mestoverschot, de voorspoedig verlopen introductie van het integrale, op alle veehouderijsectoren gerichte volume-instrumentarium van het stelsel van mestafzetovereenkomsten en het expireren van de dierrechten op 1 januari 2005, komt de 2e generieke korting van de Wet herstructurering varkenshouderij naar mijn oordeel geen eigenstandige functie in het geheel van beleidsmaatregelen meer toe. Binnen afzienbare termijn zal ik een wetsvoorstel aan de Ministerraad aanbieden dat voorziet in het schrappen van deze korting. De 2e korting heeft thans - bij gebreke van de daarvoor ingevolge de wet benodigde uitvoeringsregelgeving - overigens geen feitelijke werking.

Afroompercentage van 60% naar 25%
Evenmin zie ik reden om nog langer vast te houden aan het percentage van 60% bij de zogenoemde 'afroming' van varkensrechten bij overgang naar een ander bedrijf en bij bedrijfsoverdracht. Ik zal een algemene maatregel van bestuur in procedure brengen om dit percentage terug te brengen naar 25%, het percentage dat ook geldt voor de afroming van pluimveerechten en mestproductierechten. Dit nieuwe percentage geldt voor alle bij Bureau Heffingen ingediende kennisgevingen van overgang.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

mr. L.J. Brinkhorst


---