HBO-Raad

Persberichten

27-02-2000

Reactie HBO-raad accountantsrapport

De HBO-raad heeft kennisgenomen van het accountantsrapport over de besteding van overheidsmiddelen bij zes hogescholen en de bestuurlijke reactie van de Minister daarop. Bij de beoordeling van de feiten laat de vereniging zich leiden door de gedragsregels die de hogescholen eerder zijn overeengekomen en die onder andere zijn neergelegd in de Gedragscode Outsourcing van april 2001. Deze interne gedragsregels geven aan dat ingeval van publiek-private samenwerking een student slechts voor rijkssubsidie mag worden opgegeven indien:
* de kern van het onderwijs wordt verzorgd door de hogeschool zelve;
* de student een heldere rechtstreekse contractrelatie met de hogeschool heeft;

* de hogeschool volledig verantwoordelijk is voor de kwaliteitsborging van het onderwijs.

De HBO-raad heeft destijds besloten tot het formuleren van een eigen gedragscode omdat de maatschappelijke vraag naar hbo-opleidingen steeds meer maatwerk vereist, hetgeen in toenemende mate kan leiden tot publiek-private samenwerking tussen een hogeschool en een derde bij de organisatie en uitvoering van het onderwijs. Deze nieuwe ontwikkeling vergt toegesneden gedragsregels binnen de bestaande wet- en regelgeving van de overheid.

De inschrijving van Vlaamse studenten en in het bijzonder de samenwerking met een commerciële onderwijsaanbieder, zoals beschreven in het accountantsonderzoek, is op belangrijke punten in strijd is met door de vereniging zelf geformuleerde normen. Hierdoor is aanspraak gemaakt op middelen uit de rijkssubsidie voor het hbo, zonder dat daar een aanvaardbare onderwijsprestatie van de betreffende hogeschool tegenover stond. Andere hogescholen zijn hierdoor benadeeld. Dit oordeel is eerder door de HBO-raad naar buiten gebracht. De vereniging constateert wel dat in een aantal situaties betrokken hogescholen vanaf het jaar 2000 de betreffende inschrijvingspraktijk hebben gewijzigd dan wel beëindigd.

De vereniging treedt niet in de kwalificaties die het accountantsrapport op grond van de formele regelgeving verbindt aan de gebleken feiten. De minister heeft er voor gekozen het rapport in handen te stellen van het Openbaar Ministerie. Daarmee ligt deze zaak tussen de betrokken hogescholen en het OM.

Zonder ook maar enigszins afstand te nemen van de opvatting dat men zich aan de wet- en regelgeving dient te houden, constateert de HBO-raad dat de huidige bekostigingsregels voor het hbo niet meer passen op de werkelijkheid. De vereniging hoopt dat het werk van de Taskforce Rekenschap zal resulteren in actualisering en verheldering van regels, zodat hogescholen weten waar zij aan toe zijn. Essentieel is naar het oordeel van de HBO-raad, dat

* een helder onderscheid wordt aangebracht tussen studenten die wel, en studenten die niet voor rijkssubsidie in aanmerking komen. Dit onderscheid is noodzakelijk omdat de vraag naar bekostigd onderwijs voortdurend groeit. Bij een vast hbo-budget leidt deze groei, zonder duidelijke keuzes van de overheid, tot steeds verdere verdunning.. Daarbij is ook van belang dat de overheid helderheid geeft of en hoe de groeiende groep buitenlandse studenten vanuit het vaste macro-budget moet worden gefinancierd.
* de overheid aangeeft hoe zij oordeelt over publiek-private samenwerking op het terrein van (hoger) onderwijs, en de wijze waarop daarin met overheidsgeld wordt omgegaan
* duidelijkheid wordt geschapen over de reikwijdte en effectiviteit van het jaarlijkse accountantstoezicht op inschrijvingen en jaarstukken van de hogescholen.

* bij de toekenning van de overheidsmiddelen aan de hogescholen nadrukkelijker dan thans de relatie wordt aangebracht met daadwerkelijk door de hogeschool geleverde prestaties.

Hoewel het ter discussie staande gebruik van overheidsmiddelen slechts een zeer klein deel van het beschikbare hbo-budget betreft, achten de hogescholen een brede herijking van de regelgeving noodzakelijk om in de toekomst risicos terzake van de rechtmatigheid te vermijden..

EINDE PERSBERICHT