Wageningen Universiteit

Persbericht Wageningen Universiteit

21 februari 2002, nr. 015

Nederlandse veehouderij heeft toekomst

"De veehouderij in Nederland heefttoekomst mits zij zich ontwikkelt tot olympisch kampioen op het vlak van voedselveiligheid en kwaliteit. Ze dient zich daarnaast toe te leggen op duurzaamheid en productie in ketenverband". Dit zegt prof.dr.ir. Leo den Hartog, directeur Research & Development bij Nutreco, die donderdag 28 februari zijn inaugurele rede uitspreekt in verband met zijn benoeming tot bijzonder hoogleraar Bedrijfsontwikkeling in de veehouderij bij Wageningen Universiteit. De veehouderij in Nederland heeft, volgens hem, zeker nog een toekomst. Wel zullen het aantal veehouderijbedrijven en ook het aantal dieren de komende jaren verder afnemen. Doordat de afname van het aantal bedrijven relatief gezien groter is dan de afname van het aantal dieren zal de schaalvergroting verder doorzetten.

In de visie van Den Hartog zullen de meeste bedrijven in de toekomst produceren voor grote markten. Deze markten zijn vraaggestuurd en kunnen uit deelmarkten bestaan. Daarnaast zullen er bedrijven zijn die kiezen voor een bijzondere of nichemarkt, zoals die voor biologische melk of scharrelvlees. Een aantal bedrijven zal ook een deel van hun inkomen gaan halen uit verkoop aan huis, recreatieve activiteiten en landschapsbeheer. Volgens Den Hartog zal in de toekomst het accent komen te liggen bij voedselveiligheid, transparantie en kwaliteitsborging. "Hierbij moet ingezet worden op beinvloeding van de vraag naar producten uit een duurzame veehouderij. Dit is veel effectiever dan sturen via regels en subsidies". Op veel gebieden heeft de veehouderij te maken met ontwikkelingen in een stroomversnelling: globalisering, automatisering, vermindering subsidies, toetreding lidstaten tot de Europese Unie, ontstaan van multifunctionele landbouw en productie in ketenverband. Den Hartog: "Het is terecht dat alleen ondernemers die hun bedrijf aanpassen aan door de maatschappij gestelde randvoorwaarden voor productie een toekomst hebben. Wel hebben zij er dan recht op dat die randvoorwaarden realistisch en duidelijk zijn en niet ieder jaar veranderen. Zulke taakstellende voorwaarden dienen opgesteld te worden in Europees perspectief, passend bij het investeringsritme van de veehouderijsectoren".

Kostprijs
Den Hartog signaleert een bijna onstuimige groei van dierlijke producten. "De laatste 40 jaren is de wereldproductie van varkensvlees en eieren nagenoeg lineair toegenomen met een factor 3,5. De verwachting is dat deze groei zal doorzetten in onder meer China en Noord- en Zuid-Amerika". De uitbreiding van de Europese Unie betekent een grotere afzetmarkt, maar ook een toename van de productiegebieden. Den Hartog: "De toetredende landen beschikken over grond en relatief goedkope arbeid, maar kapitaal, kennis en coördinatie van productie in de kolom zijn in mindere mate aanwezig. Concurrentie op het gebied van kwalitatief hoogwaardige producten van deze landen is op korte termijn dan ook niet te verwachten". De kostprijs van bijvoorbeeld varkensvlees is in Nederland weliswaar hoger dan in Amerika of Spanje. "Maar uit onderzoek blijkt echter wel dat het verschil in kostprijs in de EU tussen bedrijven binnen landen groter is dan tussen landen". Dit betekent dat de betere Nederlandse bedrijven de concurrentie met de andere EU-landen aankunnen. Door verandering in consumptiepatronen zal de vraag naar bewerkte producten toenemen. Dit biedt kansen en zal resulteren in productdifferentiatie en productvernieuwing. "In de toekomst zal de Nederlandse veehouderij zich dan ook moeten richten op toegevoegde waarde van de producten", meent Den Hartog.

Millimeters
Veranderingen op het gebied van voeding en huisvesting zijn nodig om in de veehouderij het hoofd boven water te houden. "Milieu- en welzijnswetgeving zullen de komende jaren nog van grote invloed zijn op de investeringen van veehouderijbedrijven. Opmerkelijk is dat regelgeving tussen verschillende EU-lidstaten nog zo divers is. Door een verschil van 2 millimeter in minimaal vereiste spleetbreedte voor roosters in de varkenshouderij zien veel ondernemers zich genoodzaakt in de toekomst weer extra investeringen te doen". Er zijn volgens Den Hartog meer voorbeelden die illustreren dat er ten aanzien van de regelgeving in Europa nog veel te doen is om deze verder te harmoniseren. Zo wordt bij de bepaling van het minimale vereiste oppervlak per zeug in Denemarken uitgegaan van een gewichtscriterium, in Duitsland van het aantal dieren en in Nederland van één maat per dier. "Vanuit het dier geredeneerd is er geen enkele reden om per land verschillende interpretaties te hanteren. Uniformiteit van wet- en regelgeving in de EU is dan ook zeer gewenst. Hierbij moeten doelvoorschriften voorop staan, zodat wordt voorkomen dat we verzanden in discussies over vereiste meters, centimeters of zelfs millimeters", aldus Den Hartog.

Personalia
Prof.dr.ir. Leonard Adriaan den Hartog, geboren te Willemstad en woonachtig te Zetten, studeerde Zoötechniek in Wageningen. Hij promoveerde in 1984 op onderzoek naar de energiehuishouding bij varkens en was tot 1989 onderzoeker bij de vakgroep Veevoeding van de Wageningse universiteit. In 1989 werd hij benoemd tot directeur van het Proefstation voor de Varkenshouderij in Rosmalen en in 1994 tot directeur van het Praktijkonderzoek Varkenshouderij. Sinds 1997 was hij als verandermanager belast met de samenvoeging van het praktijkonderzoek op het gebied van de rundvee-, schapen-, paarden-, varkens-, pluimvee-, konijnen- en pelsdierenhouderij binnen het Praktijkonderzoek Veehouderij. In 2000 werd hij benoemd tot directeur onderzoek en kennisoverdracht bij het Praktijkonderzoek Veehouderij en op 1 augustus 2001 volgde zijn benoeming tot directeur Research and Development bij Nutreco in Boxmeer en bijzonder hoogleraar Bedrijfsontwikkeling in de veehouderij bij Wageningen Universiteit. In 1999 ontving Den Hartog een eredoctoraat van de Pannon Landbouwuniversiteit in Kaposvar, Hongarije.