Ministerie van Financiën

De Voorzitter van de Tweede Kamer

Postbus 20018

2500 EA 's-Gravenhage

Datum Uw brief Ons kenmerk (Kenmerk)

28 februari 2010205680 FM 2002-00213 U 2002

Onderwerp

Beantwoording kamervragen over aandelenverhoudingen met verzekeringsmaatschappijen

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de leden Witteveen-Hevinga en Depla over aandelenverhoudingen met verzekeringsmaatschappijen (nummer 2010205680)

Vraag 1

Kent u de berichten over de Gedragscode Informatieverstrekking Dienstverlening Intermediair (Gidi)?

Ja

Vraag 2

Hoe oordeelt u over het daarin gestelde dat 90 % van de NVA-leden verzuimt te melden of er sprake is van een aandelenverhouding met een verzekeringsmaatschappij?

Vraag 3

Hoe oordeelt u erover - mede in het licht dat de financiële sector in het algemeen zelfregulering boven wetgeving prefereert - dat de NVA-leden massaal niet lijken te voldoen aan de door de belangenorganisatie zelf gestelde voorwaarden?

Antwoorden 2 en 3

Sinds 1 januari 2002 vereist het lidmaatschap van de NVA dat de leden op hun briefpapier hun relatie met de verzekeraar vermelden. Naast dit initiatief is door de Nederlandse Vereniging van assurantieadviseurs en financiële dienstverleners (NVA), de Vereniging van onafhankelijke financiële en assurantieadviseurs (NBVA) en het Verbond van Verzekeraars de Gedragscode Informatieverstrekking Dienstverlening Intermediair (GIDI) ontwikkeld. De GIDI bevat voor assurantietussenpersonen op hoofdlijnen drie verplichtingen. Ten eerste moeten de tussenpersonen aan hun klanten de Advieswijzer verstrekken. Dit is een document door middel waarvan het intermediair zijn klant inzicht geeft in zijn dienstverlening. Ten tweede dienen de assurantietussenpersonen zich aan te sluiten bij de Stichting Klachteninstituut Verzekeringen en ten derde dienen ze een beroepsaansprakelijkheidsverzekering te sluiten. Overigens dienen de leden van de NVA ook in de advieswijzer een eventueel aandelenbezit bij een verzekeraar te vermelden.

De implementatie van de GIDI is voorzien voor 2002. De reeds genomen initiatieven duiden erop dat de implementatie van de GIDI door de sector serieus wordt aangepakt. Naast de inspanningen van de NVA en de NBVA om de naleving van de GIDI onder hun leden te waarborgen is door de verzekeraars de Stichting Implementatie GIDI opgericht, die een belangrijke rol heeft bij controle op de naleving van de gedragscode. Van de drie verplichtingen die de GIDI bevat, controleert de Stichting Implementatie GIDI bij de assurantietussenpersonen waarmee de aangesloten verzekeraars zaken doen de aansluiting bij het Klachteninstituut en de beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Ten aanzien van de Advieswijzer controleert de Stichting Implementatie GIDI door middel van een verklaring van de tussenpersoon of deze zich aan de verplichting houdt.

Aan de Stichting Implementatie GIDI nemen inmiddels particuliere verzekeraars met een marktaandeel van meer dan 90 % deel. Volgens een inschatting van het Verbond van Verzekeraars doet elke assurantietussenpersoon wel met één of meer van de deelnemende verzekeraars zaken, zodat de marktdekking van de Stichting nagenoeg 100% van het intermediair zou zijn. Verder zijn alle assurantietussenpersonen die zijn ingeschreven in het register van de SER benaderd, en hebben zich buiten de leden van de NVA en de NBVA meer dan 1300 assurantietussenpersonen vrijwillig aangesloten bij het Klachteninstituut Verzekeringen. Naar verwachting zal het resultaat van deze inspanningen in de tweede helft van 2002 zichtbaar worden.

In juni 2001 heb ik de GIDI in ontvangst mogen nemen en het lijkt me een goed initiatief. Wel zal de GIDI zich met name op het gebied van de naleving door de sector het komende jaar nog moeten bewijzen.

Vraag 4

Acht u het mogelijk dat één van de redenen van het niet-vermelden van een aandelenverhouding met een verzekeringsmaatschappij kan zijn dat tussenpersonen de consument hierover niet wensen voor te lichten? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?

Er is vooralsnog geen reden om aan te nemen dat de NVA-leden de consument niet wensen in te lichten over de aandelenverhouding met een verzekeringsmaatschappij. Het betreft hier zelfregulering van de NVA, die onderschreven wordt door de leden van deze vereniging. Het staat de leden vrij om lid te zijn van de NVA en, voor zover bekend, zijn er geen leden om die reden uit de NVA getreden. Ook het feit dat de vermelding van het aandelenbezit voor de NVA-leden in de Advieswijzer is opgenomen, duidt erop dat hiervoor draagvlak is in de sector.

Vraag 5

Deelt u de mening dat aandelenverhoudingen tussen een verzekeraar en verzekeringstussenpersoon aan de consument kenbaar zouden moeten worden gemaakt opdat die zelf een oordeel kan vellen of hij/zij de betreffende verzekeringstussenpersoon als een onafhankelijke adviseur ziet? Zo ja, hoe wilt u deze transparantie bevorderen? Zo neen, waarom niet?

In de consultatienota "bemiddeling in financiële diensten", waarover de Tweede Kamer bij brief van 7 juni 2001 is geïnformeerd , is informatieverstrekking aan consumenten onderkend als een van de kwaliteitskenmerken van een goed functionerend intermediair. Hierbij is aangegeven dat naast informatie over producten de consument belang heeft bij kennis over de status van de dienstverlener met wie hij zaken doet: is hij daadwerkelijk een derde en dus niet rechtstreeks in dienst van een aanbieder; zijn er bijvoorbeeld eigendomsbelangen, of is er bijvoorbeeld een relevante specifieke beloningsstructuur tussen dienstverlener en aanbieder. In de thans in onderhandeling zijnde wijziging van de Europese richtlijn "verzekeringsbemiddeling" is opgenomen dat de assurantietussenpersoon de consument moet informeren over zijn aandelenverhouding met verzekeraars en de contractuele relaties tussen de tussenpersoon en verzekeraars.

Binnenkort wordt de consultatie afgerond en in maart 2002 zal de Tweede Kamer over de hieruit voortvloeiende beleidsinitiatieven worden geïnformeerd. Hierbij zal ook worden ingegaan op de wijze waarop de naleving van de kwaliteitskenmerken, zoals informatieverstrekking, wordt geborgd en wat de rol van zelfregulering hierbij kan zijn. In het antwoord op vraag 8 wordt hier verder op ingegaan.

Vraag 6

Hoe oordeelt u over het gestelde dat de Stichting Implementatie Gidi aangeeft dat zij niet in staat is om te controleren of verzekeringstussenpersonen aan alle eisen uit Gidi zullen voldoen?

Mede vanwege het groot aantal assurantietussenpersonen, vermoedelijk meer dan 10.000, is het voor de Stichting Implementatie GIDI onmogelijk om te controleren of bij elke bemiddelingsdienst de Advieswijzer op juiste manier wordt verstrekt. Derhalve wordt bij de Advieswijzer gewerkt met een verklaring van de tussenpersoon. De gedachte hierbij is dat ook consumenten, aanbieders en bemiddelaars een signalerende en disciplinerende rol kunnen vervullen indien zich problemen voordoen. Zo kunnen consumenten, als de Advieswijzer niet of op onjuiste wijze wordt verstrekt, zich wenden tot het Klachteninstituut. Op verzoek van de assurantietussenpersonen toetsen overigens de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraars de inhoud van de Advieswijzers, teneinde te beoordelen of hetgeen de tussenpersoon in de Advieswijzer beloofd ook verantwoord is met het oog op de dekking van schade tengevolge van fouten en dergelijke.

Vraag 7

Deelt u de mening dat de inhoud van de zogenoemde Advieswijzer die tussenpersonen aan consumenten op basis van Gidi moeten gaan verstrekken in hoge mate onderling vergelijkbaar moeten zijn, willen consumenten in staat zijn om een tussenpersoon te beoordelen? Zo ja, hoe wilt u dit bewerkstelligen? Zo neen, waarom niet?

De GIDI geeft aan ten aanzien van welke onderwerpen de tussenpersoon zijn klanten in de Advieswijzer moet informeren. De betrokken brancheorganisaties hebben hiervoor een vast sjabloon en modelteksten ontwikkeld, dat voor de tussenpersonen als voorbeeld dient bij het opstellen van de Advieswijzer. Deze sjablonen en modelteksten komen de vergelijkbaarheid van de Advieswijzers ten goede. De inhoud van de Advieswijzer zal uiteraard per assurantietussenpersoon verschillen en kan zelfs bij een en dezelfde tussenpersoon per consument verschillen, al naar gelang de gemaakte afspraken.

Vraag 8

Deelt u de mening dat bovenstaande negatieve signalen over zelfregulering door verzekeringstussenpersonen bijdragen aan de wenselijkheid van wettelijke maatregelen ten aanzien het toezicht op tussenpersonen? Zo ja, hoe en wanneer gaat u daar gevolg aan geven? Zo neen, waarom niet?

In de consultatienota is een palet van vier kwaliteitskenmerken van een goed functionerend distributiekanaal gepresenteerd. Het gaat hierbij om informatieverstrekking, integriteit, deskundigheid en financiële zekerheid. Bij de borging van deze kwaliteitskenmerken ligt het voor de hand om - waar mogelijk - ruimte te laten voor zelfregulering en marktoplossingen. Hierdoor wordt de markt niet onnodig verstoord, de administratieve lasten van wet- en regelgeving beperkt en wordt uitvoering gegeven aan een terughoudend wetgevingsbeleid.

Dit is echter alleen mogelijk als de zelfregulering van een voldoende adequaat niveau is, een brede dekking heeft en als de naleving ervan op orde is. In het kader van de consultatie wordt momenteel een model verkend waarbij enerzijds wettelijke waarborgen worden gecreëerd en handvatten voor overheidstoezicht, waarbij anderzijds ruimte wordt gelaten voor het zelfreinigend vermogen van de sector.

De Minister van Financiën,


---

Tweede Kamer, ingekomen stukken, 13 juni 2001, 86-5456